Situering

sla link op in klembord

Kopieer

Het leerplandoel ‘De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem of een uitdaging door wetenschappen, technologie of wiskunde geïntegreerd aan te wenden’ is opgenomen in de specifieke leerplannen van zowel de 2de als de 3de graad van de A-finaliteit. Dat is de vertaling van het minimumdoel: ‘De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door wetenschappen, technologie of wiskunde geïntegreerd aan te wenden’ (2de graad: MD 6.14; 3de graad: MD 6.12). De bijhorende voetnoot ‘Rekening houdend met concepten van de tweede/derde graad en de context waarin dit minimumdoel aan bod komt’ benadrukt dat het gaat om concepten die via een STEM-context zijn aangeleerd.

Deze tekst verduidelijkt algemene principes met betrekking tot de realisatie van dit leerplandoel met bondige voorbeelden. Op de leerplanpagina’s vind je bij inspirerend materiaal meer uitgewerkte voorbeelden die aansluiten bij het specifieke gedeelte van de studierichting.

Je kan verder bouwen op wat in de eerste graad aan bod kwam: het ontwerpen van een oplossing komt ook aan bod in I-Nat-b LPD 5, I-Tec-b LPD 3 en problemen oplossen komt aan bod in I-Wis-b LPD 1. De leerlingen maken gebruik van probleemoplossende strategieën zoals verkennen en verhelderen van het probleem, analyseren van het probleem, mogelijke (deel-)oplossingen inventariseren, afwegen van de mogelijke oplossingen … en dat via modellen, stappenplan, schema’s, schetsen, tekeningen …

Leerlingen van de A-finaliteit worden geconfronteerd met problemen of uitdagingen die een oplossing vereisen. Om leerlingen mee te nemen in een gestructureerde aanpak is het aangewezen om in te spelen op motivatie: vertrekken van situaties die typisch zijn voor hun studierichting en de graad, situaties die relevant zijn voor de eigen leefwereld of de toekomstige professionele context.

Je kan een leerlijn ontwikkelen waarin de leerlingen stapsgewijs autonomer op zoek gaan naar oplossingen. De leerlijn kan echter ook blijvende sturing van de leraar bevatten door de complexiteit van de uitdaging op te drijven, elementen als teamwork toe te voegen …

Verschillende vormen van werkplekleren kunnen bijkomende kansen bieden om dit leerplandoel te realiseren.

Ontwerpen

sla link op in klembord

Kopieer

Ontwerpen is het aangeven van de beste oplossing om aan een behoefte te voldoen. Daarbij worden beschikbare hulpmiddelen gebruikt. Daarnaast wordt er rekening gehouden met o.a. natuurkundige en maatschappelijke factoren. Vanuit een probleemdefinitie worden eisen en beperkingen verkend. Meerdere ideeën worden gegenereerd en op basis van geïnformeerde keuzes omgezet in een concrete oplossing.” (Gebaseerd op definitie in: Zeiler, W. (2022). Basisboek ontwerpen. Utrecht: Noordhoff Uitgevers. (Blz. 56).

Ontwerpen kan aan bod komen onder de vorm van:

  •  samenstellen, uitwerken, verder ontwikkelen; 
  •  vereenvoudigen; 
  •  uitbreiden, toevoegen van nieuwe elementen; 
  •  aanpassen, veranderen, transformeren, omvormen; 

Enkele voorbeelden van meer concrete ontwerpopdrachten:

  •  een tafel omvormen voor binnen- naar buitengebruik; 
  •  een standaardrecept voor 6 personen aanpassen naar 4 personen met specifieke dieeteisen; 
  •  een dagmenu samenstellen dat de dagelijkse behoefte aan voedingsstoffen dekt en rekening houdt met verbruik door inspanning en de milieu-impact van voedingsmiddelen; 
  •  de broodservice op een camping aanpassen zodat die betrouwbaarder wordt en ook rendabel over het hele zomerseizoen genomen. 

Het ontwerpproces staat in dit leerplandoel centraal. In hun drang om tot een oplossing te komen, zullen de leerlingen wellicht sterk denken in concrete oplossingen of willen uitgaan van die oplossing die aansluit bij het buikgevoel. Het is evenwel belangrijk om aandacht te besteden aan verschillende fasen in een ontwerpproces.

Ook een te sterk productgerichte aanpak verhindert de leerlingen om breed te kijken en diverse invalshoeken aan bod te laten komen. Bij het evalueren van het leerplandoel kan een eventueel product zoals een plan, een idee of de effectieve uitwerking een rol spelen, maar zal het slechts één van de elementen zijn naast andere criteria die betrekking hebben op het doorlopen proces. Te veel nadruk op de productkwaliteit van het resultaat kan een valkuil zijn (een doorgedreven analyse van dit probleem vind je onder meer in deze bijdrage).

Je kan leerlingen verkennende vragen aanreiken. Voorbeelden:

  •  Wat is de precieze context waarin het probleem of uitdaging zich stelt? 
  •  Doet het zich in alle omstandigheden en/of alle omgevingen voor? 
  •  Welke elementen beïnvloeden het probleem? 
  •  Voor wie wordt de oplossing ontworpen: voor de leerling zelf, een gekende gebruiker of doelgroep, een ongekende gebruiker of doelgroep? 
  •  Moeten de leerlingen overgaan tot een meer systematische vorm van behoeftebevraging/behoeftenonderzoek? 
  •  Is er regelgeving waarmee de leerlingen moeten rekening houden? 
  •  Is een kosten-batenanalyse noodzakelijk? 
  • ...

Je kan leerlingen stimuleren om het ontwerpprobleem grondig te verkennen en verschillende elementen in kaart brengen: wensen van de gebruiker(s), gewenste kwaliteit (duurzaamheid, betrouwbaarheid ...), economische overwegingen (kosten-baten), eisen op vlak van milieu en veiligheid, esthetische eisen, schaalbaarheid ... Op die manier krijgen ze zicht op het pakket aan eisen waaraan het ontwerp moet voldoen (eisenprogramma).

In een volgende fase formuleren leerlingen ideeën voor taken en eigenschappen waaraan het ontwerp moet voldoen. Vervolgens leren ze meerdere mogelijke (deel)oplossingen tegenover elkaar afwegen. Op die manier leren ze hun (oorspronkelijk) oordeel uitstellen.

Het is belangrijk om aandacht te besteden aan het proces dat leerlingen doorlopen bij het ontwerpen van een oplossing. Ze kunnen sporen van hun denkproces verzamelen zoals foto’s nemen van deeloplossingen; documentatie verzamelen; tekeningen, schema’s, eenvoudige berekeningen maken; een proefmodel samenstellen … Die elementen kunnen in de evaluatie worden meegenomen.

Het Gemeenschappelijk funderend leerplan bevat een aantal leerplandoelen die je in samenhang kan aanbieden. Denk bijvoorbeeld aan doelen over onderliggende vaardigheden zoals creatieve denktechnieken en informatievaardigheden.

Voorbeelden:

  •  LPD 10 De leerlingen genereren creatieve ideeën om een probleem op te lossen en bespreken de uitvoerbaarheid ervan aan de hand van criteria. 
  •  LPD 21 De leerlingen zoeken doelgericht informatie in diverse bronnen. 

Zelfstandig problemen kunnen oplossen motiveert leerlingen. Door creatief en flexibel denken komen ze los van oplossingen die voortvloeien uit het buikgevoel. Je legt daarbij ook nadruk op het gebruik van betrouwbare kennis. Ze baseren beslissingen in het ontwerpproces op betrouwbare informatie en ze testen aannames uit alvorens ze voor waar aan te nemen. Aandacht voor een werkwijze die ‘evidence informed’ is, zorgt ervoor dat leerlingen hun aanpak beter kunnen beargumenteren.

Een oplossing voor een probleem of uitdaging

sla link op in klembord

Kopieer

Een goede keuze van een probleem of uitdaging is vrij cruciaal binnen dit leerplandoel. Het is aangewezen om te vertrekken vanuit een specifieke situatie.
Je kan de leerlingen bij voorkeur meteen betrekken bij het keuzeproces zodat het zeker ‘hun’ probleem of uitdaging wordt. Je geeft ze voldoende ruimte om binnen een informatierijke omgeving op zoek te gaan, individueel of in groep. In dat laatste geval kan je wellicht ook generieke leerplandoelen zoals werken in team, veilig en ergonomisch handelen … betrekken bij het hele opzet.

Het is belangrijk dat leerlingen tot een verschillend eindresultaat kunnen en mogen komen. Ze doorlopen dus geen identiek proces. Dat wil niet zeggen dat er geen gemeenschappelijke deelopdrachten kunnen zijn. Voor een vlot verloop van de opdracht kan het zinvol zijn om dat te voorzien.

Het probleem of de uitdaging kent een aantal vereisten om tijdens het ontwikkelproces niet vast te lopen:

  •  De situatie is voldoende breed om er verschillende pistes op los te laten. De leerlingen kunnen een aantal invalshoeken bekijken om oplossingen te zoeken. 
  •  Uitdagingen in het eigen studiedomein of interesseveld zijn zeker het vertrekpunt. 
  •  Bestaande oplossingen voor aanverwante problemen of oplossingen voor deelproblemen onderzoeken/verkennen kan waardevol zijn om tot een goede oplossing te komen in de concrete context. De eigen oplossing kan een gepaste combinatie zijn van deels bestaande oplossingen. 
  •  Je hoeft niet te vertrekken van een wit blad. In functie van de beschikbare onderwijstijd kan het net zinvol zijn om een bestaande situatie te verkennen waarin al stappen zijn gezet om tot een oplossing te komen. 
  •  Gezien het om een procesmatige aanpak gaat, is coaching en systematische feedback zinvol. 
  •  … 

Als er meerdere oplossingen mogelijk zijn, verruim je de afwegingsmogelijkheden van leerlingen. Ze kunnen onderling in dialoog gaan over de oplossing die ze als de meest zinvolle beschouwen. Het kan ook een aanleiding zijn om bepaalde criteria scherper te stellen of bijkomende criteria te formuleren. Dat hoeft niet van bij de aanvang te gebeuren. Je kan tijdens het ontwikkelproces of in functie van een leerlijn bijkomende criteria toevoegen. Dat kan een zinvolle strategie zijn om cognitieve overbelasting bij aanvang te vermijden. Die leerlijn kan je ook uitwerken door leerlingen te laten groeien in de verschillende stadia van probleemoplossend denken.

Door wiskunde, wetenschappen of technologie geïntegreerd aan te wenden

sla link op in klembord

Kopieer

Goed gekozen problemen of uitdagingen kunnen spontaan aanleiding geven tot integratie van meerdere domeinen of disciplines. Bedoeling is dat leerlingen in hun zoektocht naar een oplossing gebruik maken van inhouden uit wetenschappen, technologie of wiskunde.

Bij selectie van elementen die je wil meenemen uit wiskunde, wetenschappen of technologie is het aangewezen om te kijken welke aspecten in de specifieke vorming aan bod komen. Tegelijk kan je ook linken leggen met wetenschappelijke en wiskundige concepten van de algemene vorming. Dit leerplandoel biedt op die manier veel kansen om samenhang tussen algemene en specifieke vorming te realiseren. Overleg met leraren uit andere vakken is dan ook belangrijk. Daarbij gaat het niet enkel om de inhouden, maar ook over de keuze van gepaste opdrachten.

Je waakt over het geïntegreerd aanwenden van wiskunde, wetenschappen of technologie. Het is niet de bedoeling om op een doorgedreven manier inhouden aan te reiken die los staan van de gekozen probleemstelling of uitdaging. De probleemstelling of uitdaging moet haalbaar zijn in relatie tot de beginsituatie van de leerlingen. Het kan zinvol zijn om flankerend een beperkt aantal kenniselementen aan te reiken die leerlingen nodig hebben om de probleemstelling of uitdaging aan te pakken.

Wiskunde

sla link op in klembord

Kopieer

Je kan leerlingen laten kiezen voor situaties waarin volgende inhouden uit Wiskunde (II-Wis-a en III-Wis-a) aan bod komen:

  •  Tweede en derde graad: eenvoudige berekeningen met gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen (met functioneel gebruik van ICT); grafieken, tabellen, diagrammen en (woord)formules; 
  •  Tweede graad: 2D-voorstellingen van 3D-situaties; rekenkundig gemiddelde en mediaan; 
  •  Derde graad: samenhang en causaliteit, kansen. 

Wetenschappen

sla link op in klembord

Kopieer

Je kan leerlingen laten kiezen voor situaties waarin volgende inhouden uit Wetenschappen (II-MaVo-a en III-MaVo-a) aan bod komen:

  •  Tweede graad: positieve en negatieve rol van virussen, bacteriën en schimmels, microbioom, herkomst en duurzaamheid van stoffen, voedingsbestanddelen, dosis en concentratie van stoffen, eigenschappen van chemische stoffen, scheidingstechniek, chemische formule, geluid, decibelschaal, rendement, vermogen, warmte, energieomzetting, energiebalans, duurzaam energiegebruik; 
  •  Derde graad: invloed gezondheidsgedrag en leefmilieu op ontwikkeling embryo en foetus, overerven van kenmerken bij organismen; 
  •  Tweede of derde graad: snelheid, kracht, hefboom, druk, zichtbaar licht, straling, elektriciteit. 

Technologie

sla link op in klembord

Kopieer

Technologie is het geheel van ingrepen zoals het ontwerp, de productie en het gebruik van toestellen, apparatuur, machines, meetgereedschap, hulpmiddelen, constructies, infrastructuur … waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen om aan zijn menselijke noden en behoeften te voldoen (gebaseerd op lexicon bij publicatie Techniek Op School voor de 21ste eeuw).

Suggesties voor een didactische aanpak

sla link op in klembord

Kopieer

In wat volgt vind je een aantal bijkomende wenken om didactisch aan de slag te gaan met dit leerplandoel.

Methodiek: algemeen verloop van een ontwerpproces

sla link op in klembord

Kopieer

(gebaseerd op kennisbasis natuurwetenschappen en technologie voor de onderbouw, NL )

Onderstaande fasen schetsen het algemeen verloop van een ontwerpproces dat de leerling doorloopt. Deze fasen geven aan hoe de focus verschuift doorheen het proces. Dat is geen vast ritueel of recept. Delen van eerdere fasen kunnen gedeeltelijk worden hernomen of verfijnd. Stappenplannen en zoekstrategieën kunnen het ontwerpproces ondersteunen, maar vervangen het creatief denken niet.

  • Fase 1: het ontwerpprobleem analyseren en beschrijven
  •  Fase 2: een programma van eisen opstellen waaraan het ontwerp moet voldoen 
  •  Fase 3: ideeën bedenken voor de taken en eigenschappen waaraan het ontwerp moet voldoen 
  •  Fase 4: een ontwerpvoorstel uitwerken op basis van een goede combinatie van deeluitwerkingen 
  •  Fase 5: (een deel van) het ontwerp realiseren als model, methodiek, prototype 
  •  Fase 6: het ontwerp toetsen aan het eisenprogramma en zo nodig met verbetervoorstellen komen 
  •  Fase 7: het ontwerpresultaat en het gelopen proces voorstellen/presenteren 
  •  Fase 8: reflecteren op het ontwerpproces 

Aanbevelingen in de voorbereidingsfase

sla link op in klembord

Kopieer

  • De opdracht afstemmen op de beginsituatie:
    •  relevante voorkennis en verworven vaardigheden actief ophalen en het belang ervan toelichten; 
    •  vanuit aandacht voor alle leerlingen in de klas; 
    •  de opdracht en de werkvormen afstemmen op de beginsituatie en de beschikbare tijd. 
  •  Inspelen op motivatie 
    •  Verbondenheid: samen ontwerpen met aandacht voor interactie en feedback; een contextrijke opdracht die in verbinding staat met de leefwereld van de leerling. 
    •  Competentie: kiezen voor een opdracht die kan aansluiten bij de beginsituatie en die geleidelijk kan worden aangepakt; vanuit voldoende begeleiding en feedback kunnen leerlingen succes ervaren. 
    •  Autonomie: ruimte laten voor eigen keuzes en leerlingen daarin begeleiden. 

Aanbevelingen bij analyse van het ontwerpprobleem

sla link op in klembord

Kopieer

  • Het is zinvol om ruime aandacht te besteden aan het verkennen van de context bij de probleemstelling, bijvoorbeeld aan de hand van observaties of metingen tijdens een plaatsbezoek, gebruik van beeldmateriaal, gesprek voeren met de probleemeigenaar(s) …
  •  Je kan de complexiteit van de probleemstelling in de beginfase beperken (om cognitieve overbelasting te voorkomen) en er tijdens het verdere proces enkele nieuwe eisen aan toevoegen. 
  •  Je kan een informatierijke omgeving aanreiken: bestaande oplossingen voor deelproblemen, informatie over gelijkaardige problemen, informatie over bruikbare hulpmiddelen en onderzoeksmethoden (bv. observeren, meten). 
  •  Je kan hulpmiddelen introduceren om het probleem beter in kaart te brengen, bijvoorbeeld om deelaspecten te onderzoeken zodat leerlingen geïnformeerde keuzes kunnen maken tijdens het ontwerpen. Je kan bijvoorbeeld het doel verhelderen door na te denken over criteria zoals GOTIK: geld, organisatie, tijd, informatie, kwaliteit. 
  •  Je kan de deelfuncties waaraan de oplossing moet voldoen laten bepalen en in verband brengen met de eisen. 

Aanbevelingen om het methodisch en creatief denken te stimuleren

sla link op in klembord

Kopieer

  • Ontwerpproblemen kennen geen unieke oplossingen. Het gaat over de zoektocht naar het beste alternatief uit meerdere mogelijke uitwerkingen.
  •  Creatief denken bestaat uit meerdere ideeën ontwikkelen (divergent denken) en ideeën kiezen (convergent denken). 
  •  Je kan bijkomende vragen stellen om het ontwerpproces te stimuleren. 
  •  Je kan tussentijdse ideeën uitwisselen in groepjes en leerlingen elkaar feedback laten geven. Je kan in groep sterke en zwakke kanten van verschillende ontwerpideeën bespreken. 
  •  De leerlingen kunnen hun denkproces tijdens het ontwerpen documenteren door schetsen en aantekeningen te maken en tussentijdse resultaten te fotograferen. 
  •  Het is aangewezen om te streven naar een afwisseling tussen denken en doen. Analytisch en planmatig denken loopt parallel met doe-activiteiten. 
  •  Leerlingen reflecteren regelmatig over de voortgang van hun werk en dat van anderen. 

Mogelijke elementen in een leerlijn

sla link op in klembord

Kopieer

  • De mate waarin de opdracht voortbouwt op voorkennis en verworven vaardigheden versus de nood om op een flankerende manier bijkomende kennis en vaardigheden te verwerven.
  •  De complexiteit van het probleem of uitdaging (beperkt of uitgebreid eisenprogramma). 
  •  De mate waarin leerlingen ondersteund en begeleid worden doorheen het ontwerpproces versus verwachtingen over autonoom en teamgericht handelen. 
  •  De mate waarin het ontwerpproces methodisch wordt benaderd: bijvoorbeeld door keuzebepalend onderzoek, aanwenden van methoden om ideeën te genereren, ideeën te selecteren, methodisch uit te werken, gebruik te maken van technieken om te modelleren … 

×
Kijkt als...
Niveau
Regio
Kan ik je helpen?