Hoe data gebruiken?

Wat je moet weten om data effectief te gebruiken.

In onderwijs maken we vaak gebruik van onze intuïtie, onze ervaring en ons buikgevoel. En die geven ons vaak het juiste antwoord op een bepaald probleem. Vaak, maar niet altijd. Het is belangrijk af en toe onze intuïtie, ervaring en buikgevoel uit te dagen door objectieve data te verzamelen. Soms zal blijken dat we het bij het rechte eind hadden. Soms zullen we ons idee moeten bijstellen.

Een datageletterde onderwijsinstelling is dus een organisatie die haar assumpties regelmatig in vraag durft stellen vanuit een objectiverende bril. Maarten Penninckx licht voor je toe waarom data op school gebruiken belangrijk is:

Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen. Je hebt hiervoor geen toestemming gegeven.Klik hier om dit alsnog toe te laten.

Hoe stel ik de juiste onderzoeksvraag?

sla link op in klembord

Kopieer

Het ontbreekt ons vaak niet aan gegevens, maar aan tijd om deze gegevens te verzamelen, verwerken en te interpreteren. Het is daarom erg belangrijk om heel doelbewust en gericht met data aan de slag te gaan. Door het onderscheid te maken tussen het nice and need to know kun je efficiënter aan de slag. Het stellen van een goede onderzoeksvraag is daarbij cruciaal.

Voordat je aan de slag gaat met data, stel je je enkele keren de waarom-vraag.

  • Waarom wil ik dit weten?
  • Waarom is dit belangrijk?
  • En waarom is dat? Wat wil ik met deze kennis doen?

Bij elk gebruik van data vertrekken we van de missie, visie en doelen van een school. Datagebruik moet op de één of andere manier daarmee verbonden zijn. Op die manier kan datagebruik twee functies vervullen binnen schoolbeleid: monitoring en praktijkonderzoek. Onderstaande figuur schetst de verschillende soorten onderzoeksvragen naargelang de functie die ze hebben in je beleid.

Monitoring

sla link op in klembord

Kopieer

Een monitor of dashboard is een instrument dat verschillende aspecten van het schools gebeuren systematisch in kaart brengt. Dat kunnen aspecten zijn die zich situeren in de context van de school of binnen de input-, proces- of outputkenmerken van een school. Je kunt het vergelijken met een dashboard van een auto. Je krijgt regelmatig een helder overzicht, op basis waarvan je beslissingen neemt om al dan niet verder onderzoek te doen.

De indicatoren die je opneemt in de schoolmonitor zijn meestal kwantitatief van aard, maar kunnen ook kwalitatief van aard zijn. Het aantal indicatoren is beperkt, we raden aan om te starten met maximaal 15 goed gekozen indicatoren. Indicatoren kunnen een signaal-, evaluatie- of communicatiefunctie hebben binnen het kwaliteitsbeleid.

  • Een kwantitatieve indicator. De onderwijs kansarmoede indicator (OKI) is een kengetal dat iets zegt over de kansarmoede op een school. De OKI wordt berekend als het aantal van vier leerlingenkenmerken (Thuistaal niet-Nederlands, Laag opleidingsniveau van de moeder, Ontvangen van een schooltoelage, Wonend in een buurt met hoge mate van schoolse vertraging) waaraan de leerlingen voldoen ('aantikken'), gesommeerd voor alle leerlingen, en vervolgens gedeeld door het totaal aantal leerlingen. De OKI is bijgevolg een cijfer tussen 0 en 4.

  • Een kwalitatieve indicator. Een school die inzet op leerlingenparticipatie maakt elk jaar samen met de leerlingen een top drie van de drie belangrijkste thema’s van de leerlingenraad. De evolutie van die drie thema’s zijn informatief voor het schoolbeleid.

Praktijkonderzoek

sla link op in klembord

Kopieer

Wanneer je specifieke prioriteiten vooropstelt of een specifiek doel voor ogen hebt, kun je data gebruiken voor een praktijkgericht onderzoek. Je gaat dan als het ware de motorkap opentrekken en diepgaander onderzoek doen. Na het bepalen van prioriteiten of doelstellingen kan de prioriteit, afhankelijk van de fase, verder verfijnd worden.

Bijvoorbeeld: We zien dat het aantal zittenblijvers de laatste twee jaar gestegen is naar 8%. We willen weten hoe dit komt, en wat we hier verder mee kunnen doen.

    Identificatie: (Wie? Wat? Waar …?)

    sla link op in klembord

    Kopieer

    In de in identificatiefase verken je de prioriteiten verder. Bijvoorbeeld: Wie zijn de leerlingen die blijven zitten? In welk leerjaar/ studierichting zitten de meeste zittenblijvers?

    Diagnose (Waarom …?)

    sla link op in klembord

    Kopieer

    In de diagnosefase ga jeop zoek naar de oorzaken van het resultaat uit de identificatiefase. Bijvoorbeeld: Op welke domeinen/in welke vakken zien we een achterstand? Is het aanbod afgestemd op de noden van de lerenden?

    Actiefase (Hoe kunnen we …?)

    sla link op in klembord

    Kopieer

    In de actiefase stel je, op basis van de hypothesen uit de diagnosefase, een actieplan op en voer je dit uit. Kunnen we voor bepaalde onderdelen klasovertijgend werken? Zou dat een alternatief kunnen zijn voor zittenblijven in onze school?

    Evaluatiefase (Wat is het resultaat van …?)

    sla link op in klembord

    Kopieer

    In de laatste fase evalueer je de acties en het resultaat. In welke mate zijn de doelstellingen bereikt? Bijvoorbeeld: Hebben we voldoende klasoverstijgende initiatieven opgezet? Konden we het aantal zittenblijvers verminderen?

    Conny Witters licht toe wat praktijkonderzoek is en hoe je hiermee aan de slag kan in je school.

    Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen. Je hebt hiervoor geen toestemming gegeven.Klik hier om dit alsnog toe te laten.

    Hoe kan ik zelf data verzamelen?

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Leerling(cursist)volgsystemen, puntenboeken, student- en personeelsadministratie … ze zitten allemaal boordevol data. Verschillende administratiesystemen zetten meer en meer in op deze informatie. Ze helpen je met specifieke onderzoeksvragen om met je administratiesysteem de kwaliteit van je onderwijs te monitoren. Ook oudercontacten, klasgesprekken en klasobservaties kunnen zinvolle data opleveren.

    1. Focus op je onderzoeksvraag. We zien vaak bevragingen waarin heel uiteenlopende zaken worden gevraagd, waardoor je weinig focus hebt in je bevraging. Daardoor kom je over veel parameters enkel oppervlakkige gegevens te weten. We draaien dat graag om: het is vaak beter om over een beperkt aantal thema’s diepgaande informatie te krijgen. Baken je vraag dus goed af en laat je dataverzameling leiden door je vraag! 
    2. Denk out of the box. Bij dataverzameling denken we aan cijfers en statistieken, maar het kan evengoed gaan om een gesprek met collega's, of een observatie in de klas, het bestuderen van enkele documenten. Bij dataverzameling ga je doelgericht en voorbereid te werk. Je probeert ook zoveel mogelijk te capteren via foto's, video's, notities, zodat je achteraf je denkproces kan expliciteren en controleren.
    3. Garbage in is garbage out. Hoe gesofisticeerd je analyses ook zijn, wanneer je data niet kwaliteitsvol zijn, zijn je conclusies waardeloos. De kwaliteit van data wordt uitgedrukt met twee begrippen: validiteit en betrouwbaarheid. Om de kwaliteit na te gaan kan je jezelf twee vragen stellen: "Meet ik hiermee wat ik wil weten?" (validiteit) en "Als ik hetzelfde zou meten in gelijkaardige omstandigheden, zou ik dan hetzelfde resultaat bekomen?" (betrouwbaarheid). 
    4. Zoek het saturatiepunt. Je kunt erg veel tijd en energie steken in het verzamelen van informatie, maar deze zullen niet altijd extra informatie opleveren. Het informatiesaturatiepunt is het punt waarop extra data geen extra informatie opleveren. Je kunt je bijvoorbeeld de volgende vragen stellen "Als ik nog meer data zou verzamelen dan ik nu al heb, hoe groot is de kans dat deze een ander beeld zouden opleveren?", "Moet ik iedereen bevragen of kan ik een kleine steekproef nemen?" "Is er bestaande informatie beschikbaar die ik kan inzetten voor mijn vraag?" 
    5. Vraag ondersteuning. Er zijn heel wat studenten op zoek naar zinvolle praktijkervaring. Probeer je praktijkonderzoek zoveel mogelijk uit te besteden. Je kunt ook meer ondersteuning krijgen via de nascholings- of begeleidingsinitiatieven. 

    Vijf tips om met resultaten aan de slag te gaan

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Wat maakt dat het bekijken van resultaten en grafieken leidt tot een verbeterde schoolwerking? We geven je graag vijf tips mee:

    1. Expliciteer op voorhand je verwachtingen. Zo kun je de resultaten aftoetsen tegen die verwachtingen. Dat zal het interpretatieproces sneller doen verlopen. Scholen die reeds een sterk kwaliteitsbeleid hebben, kunnen zelfs specifieke doelen formuleren.
    2. Verzoen je met een stuk onzekerheid. Als je wacht tot je 100% zekerheid hebt, zal je nooit in actie schieten. Er zullen onbeantwoorde vragen blijven. Wees je bewust van wat je hebt gemeten, en wat je nog niet weet. Sta stil bij de vraag hoe betrouwbaar of valide je conclusie is. 
    3. Doorprik externe attributie. Zwakke resultaten wijten we vaak aan externen (ouders, kinderen, het macrobeleid). Doorprik deze die klaagbubbel door expliciet de link te leggen naar je eigen schoolwerking en de ontwikkelkansen. Daag je lerarenteam daarin uit.
    4. Bespreek resultaten en visie met het schoolteam, lerenden en ouders. De resultaten hebben betrekking op de hele schoolwerking. Opdat iedereen met de resultaten aan de slag kan, is het creëren van een gedeelde visie belangrijk. Gebruik de resultaten om die visie te expliciteren. Kies enkele thema’s uit die je met het schoolteam, de lerenden en ouders wil bespreken.
    5. Onderneem niet meteen op allerlei acties. Het klinkt vreemd, maar je hoeft niet per se actie te ondernemen. Bekijk de resultaten samen met andere informatiebronnen, en bepaal op die manier welke prioriteiten op je planning zullen staan. Die bevraging dient, net als andere kwaliteitsinstrumenten om je werking systematisch en cyclisch te monitoren en prioriteiten te onderbouwen.
    6. Vraag ondersteuning. Er bestaan diverse nascholings- en begeleidinginitiatieven om je verder op weg te helpen met data. Veel succes!

    ×
    Kijkt als...
    Niveau
    Regio