Moet je een OCSG oprichten? Hoe is het OCSG samengesteld? Waarvoor is het OCSG bevoegd? Welke rechten/plichten hebben de vertegenwoordigers?
Geen, maar vanuit goed werkgeverschap is een forum op het niveau van de scholengemeenschap waarin je personeelsgerelateerde materies met de vakbonden kunt bespreken, onontbeerlijk.
Welke rol speelt het OCSG bij een wijziging aan een scholengemeenschap?
De wijziging aan een scholengemeenschap is geen onderhandelingsbevoegdheid van het OCSG maar de decreetgever heeft wel bepaald dat het OCSG erover gebrieft moet worden (art. 88, 2 Codex Secundair Onderwijs).
Over de gevolgen van die wijziging voor de verdeling van lesuren, uren en punten over de scholen van de scholengemeenschap zul je wel in het OCSG moeten onderhandelen, want de wijziging zal doorgaans gevolgen hebben op de arbeidsomstandigheden of de arbeidsvoorwaarden van het personeel. Hoe dit concreet moet verlopen, is niet in regelgeving vastgelegd.
Aangezien de voorbereiding van de verdeling van de middelen over de scholen van de scholengemeenschap in het begin van het schooljaar, in de praktijk al begint op het einde van het voorgaande schooljaar, lijkt volgend scenario aangewezen:
In het OCSG zetelen altijd afgevaardigden van de schoolbesturen en van de vakbonden van de scholen van de scholengemeenschap (art. 85, § 1 Codex Secundair Onderwijs). Voor de samenstelling van het OCSG moet je dus nooit verkiezingen organiseren.
De samenstelling van beide geledingen gebeurt per schoolbestuur, dus niet per school.
Ieder schoolbestuur mag minstens één lid naar het OCSG afvaardigen (art. 85, § 2, 1ste lid Codex Secundair Onderwijs).
Uit die formulering volgt dat een schoolbestuur of alle schoolbesturen van de scholengemeenschap kunnen beslissen om meer leden af te vaardigen. Daarbij moet wel voor ogen gehouden worden dat artikel 85, § 2 van de Codex eveneens voorschrijft dat de totale afvaardiging van de schoolbesturen nooit groter mag zijn dan die van de vakbonden.
Al wie bevoegd is om zijn schoolbestuur te verbinden, mag afgevaardigd worden (art. 85, § 2, 2de lid Codex Secundair Onderwijs).
In de gesubsidieerde vrije scholen van de scholengemeenschap mogen de vakbonden die vertegenwoordigd zijn in de LOC’s, per schoolbestuur maximaal drie personen afvaardigen naar het OCSG (art. 85, § 3, 2de lid Codex Secundair Onderwijs):
In het gesubsidieerd officieel onderwijs, mag elke vakbond per schoolbestuur één lid naar het OCSG afvaardigen (art. 85, § 3, 1ste lid Codex Secundair Onderwijs).
Of de effectieve leden zich kunnen laten vervangen, hangt af van de afspraken die daarover gemaakt zijn in het huishoudelijk reglement (“werkingsreglement”) (arts. 85, § 4 en 93 § 1, 9° Codex Secundair Onderwijs).
Een verhinderd lid kun je niet door om het even wie vervangen. De nominatieve lijst van de plaatsvervangers moet in het huishoudelijk reglement (“werkingsreglement”) opgenomen worden (art. 93, § 1, 12° Codex Secundair Onderwijs).
Artikel 93, § 1, 9° van de Codex Secundair Onderwijs verplicht je om in het huishoudelijk reglement af te spreken hoe en in welke gevallen technici kunnen deelnemen aan de vergaderingen.
Deze vakbonden kunnen in het OCSG vertegenwoordigd zijn:
Die mogelijke vertegenwoordiging volgt uit artikel 85, § 1 van de Codex Secundair Onderwijs dat bepaalt dat in het OCSG die vakbonden kunnen zitting hebben die zetelen in Sectorcomité X B Onderwijs (Vlaamse Gemeenschap), het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten B Afdeling 2 B Onderafdeling “Vlaamse Gemeenschap” en/of het Overkoepelend Onderhandelingscomité Gesubsidieerd Vrij Onderwijs.
Sectorcomité X B Onderwijs (Vlaamse Gemeenschap) verwijst naar het comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten (het zogenoemd Comité B) – sectorcomité voor het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten B Afdeling 2 B Onderafdeling “Vlaamse Gemeenschap verwijst naar het zogenoemde Comité C – afdeling 2: comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten – afdeling voor het personeel van het provinciaal en gemeentelijk onderwijs.
Een mandaat in het OCSG duurt vier jaar. Die bepaling is nergens ingeschreven, maar volgt uit de regeling dat het OCSG samengesteld is uit een afvaardiging vanuit de LOC’s van de scholen van de scholengemeenschap (art. 37ter, § 2 LOC-decreet) en dat een LOC-mandaat vier jaar duurt (art. 20 LOC-decreet).
De hersamenstelling van het OCSG kan dus enkel gebeuren nadat de LOC’s van de scholen van de scholengemeenschap hersamengesteld zijn.
Wanneer een OCSG-mandaat effectief start, is niet decretaal geregeld. De afspraak erover moet je maken in het huishoudelijk reglement van je OCSG.
De voortijdige beëindiging van een OCSG-mandaat is niet decretaal geregeld. Naar analogie met de bepalingen die erover opgenomen zijn in artikel 21 van het LOC-decreet voor de vertegenwoordigers in het LOC, zou je in het huishoudelijk reglement volgende beëindigingsgronden kunnen afspreken:
Hoe het OCSG moet functioneren, moet je grotendeels onderling overeenkomen, maar enkele aspecten ervan heeft de overheid zelf al vastgelegd in de Codex Secundair Onderwijs:
Een aantal aspecten van de werking van het OCSG heeft de decreetgever zelf al vastgelegd in de Codex Secundair Onderwijs, maar artikel 93, § 1 van die Codex verplicht je om daarnaast ook een huishoudelijk reglement – “werkingsreglement” genoemd – op te stellen én unaniem goed te keuren.
Minimaal moet het huishoudelijk reglement afspraken bevatten over:
Om de opstart van een nieuw netoverschrijdend OCSG te vergemakkelijken, had de decreetgever de intentie om een model van huishoudelijk reglement op te stellen. Een OCSG dat er drie maanden na de opstart nog niet zou in geslaagd zijn om een eigen huishoudelijk reglement overeen te komen, zou verplicht worden om van dit model gebruik te maken (art. 93, § 2 Codex Secundair Onderwijs).
Tot op vandaag is een dergelijk model evenwel niet voorhanden. Er bestaat wel een model van huishoudelijk reglement dat al op 30 januari 2009 goedgekeurd is door de vergaderingen van onderafdeling “Vlaamse Gemeenschap” van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, maar het kan niet opgelegd worden aan een OCSG van een netoverschrijdende scholengemeenschap omdat het niet aangenomen is in het Overkoepelend Onderhandelingscomité, zoals vereist door artikel 93, § 2 van de Codex Secundair Onderwijs. Dit model kan natuurlijk wel als inspiratiebron gebruikt worden.
Moeten alle gemandateerden altijd deelnemen aan elke OCSG-vergadering?
Neen, in artikel 90 van de Codex Secundair Onderwijs is uitdrukkelijk opgenomen dat de onderhandelingen niet ongeldig zijn als niet alle mandatarissen aanwezig zijn. Er is met andere woorden geen minimaal quorum om geldig te kunnen vergaderen.
Wat kun je doen als de goede werking van het OCSG onmogelijk gemaakt wordt?
Bij een dreigend conflict van collectieve aard kunnen Sectorcomité X, onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, de centraal paritaire comités van het gesubsidieerd vrij onderwijs en het Vlaams Onderhandelingscomité voor de basiseducatie in een gemeenschappelijke vergadering bemiddelen en gemeenschappelijk een bemiddelaar aanstellen (art. V.22, 4de lid Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs).
Aangezien de regelgeving dit open laat, kunnen beide geledingen in het OCSG van die mogelijkheid gebruikmaken.
Het OCSG heeft drie verschillende bevoegdheden:
Het is belangrijk dat je niet uit het oog verliest dat het OCSG niet enkel bevoegd is voor je gesubsidieerd personeel, maar ook voor je contractueel personeel.
Artikel 88, § 1 van de Codex Secundair Onderwijs geeft het OCSG van een netoverschrijdende scholengemeenschap onderhandelingsbevoegdheid over “de aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is voor zover deze aangelegenheden een repercussie kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden of de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de onderliggende scholen en/of van de scholengemeenschap zelf.”
Daarnaast hebben ook andere reglementaire bepalingen onderhandelingsbevoegdheid toegekend aan het OCSG.
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van beslissingen in verband met het rationeel onderwijsaanbod van de scholengemeenschap (art. 57, 1° Codex Secundair Onderwijs). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een school een structuuronderdeel afbouwt, of overhevelt of als er enkele scholen fusioneren.
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van beslissingen in verband met de objectieve leerlingenoriëntering en -begeleiding door de scholengemeenschap (art. 57, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je moet in het OCSG afspraken maken over enkele belangrijke aspecten van je personeelsbeleid:
Het komt natuurlijk op de eerste plaats ieder schoolbestuur toe om een eigen – aangepast – personeelsbeleid uit te werken. Maar omdat een personeelslid door de onderwijsregelgeving ook tewerkgesteld kan worden in een school van een ander schoolbestuur van de scholengemeenschap, vindt de decreetgever het logisch dat er over een aantal aspecten van het personeelsbeleid op het niveau van de scholengemeenschap een gezamenlijke visie ontwikkeld wordt (Parl.St. Vl.Parl., 1083, 2010-2011, 1, 8-9, 10).
4 De verdeling van het pakket extra uren-leraar over de scholen van de scholengemeenschap
Je moet in het OCSG onderhandelen over de criteria op basis waarvan de scholengemeenschap de extra uren-leraar waarop ze recht heeft, zal verdelen (art. 57, 4° Codex Secundair Onderwijs).
Vooraleer een voorstel op het OCSG voor te leggen, moeten de besturen van de scholengemeenschap het natuurlijk eerst zelf onderling eens zijn over de verdeling van dit pakket. Bereiken ze onderling geen akkoord, dan worden die extra uren-leraar recht evenredig verdeeld volgens het aandeel dat het pakket uren-leraar van elke afzonderlijke school uitmaakt binnen de totaliteit van de pakketten uren-leraar van de diverse scholen die tot de scholengemeenschap behoren (art. 57, 4° Codex Secundair Onderwijs). Van onderhandeling in het OCSG is dan zelfs geen sprake.
5 De verdeling van de puntenenveloppe over de scholen van de scholengemeenschap
Je moet in het OCSG onderhandelen over de criteria op basis waarvan de scholengemeenschap de puntenenveloppe waarop ze recht heeft, zal verdelen (arts. 29, § 1, 1ste lid en 57, 5° Codex Secundair Onderwijs).
Vooraleer een voorstel op het OCSG voor te leggen, moeten de besturen van de scholengemeenschap het natuurlijk eerst zelf onderling eens zijn over de puntenverdeling. Bereiken ze onderling geen akkoord, dan worden de punten verdeeld op basis van de parameters waarop ze toegekend zijn (arts. 29, § 1, 1ste lid en 57, 5° Codex Secundair Onderwijs) en is er van onderhandeling in het OCSG zelfs geen sprake.
6 De voorafname van meer dan tien procent van de globale puntenenveloppe
Vooraleer de scholengemeenschap de globale puntenenveloppe verdeelt over de participerende scholen, mag ze tot tien procent van die punten voorafnemen om ermee betrekkingen in te richten waarmee ze haar eigen werking wil ondersteunen.
Voor een voorafname van meer dan tien procent van de globale puntenenveloppe is er in het OCSG een akkoord nodig over de besteding van die punten en over de mogelijke gevolgen van de voorafname voor de personeelsleden van de scholengemeenschap (art. 29, § 1, 3de lid, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van de inzet van de punten voor de ICT-coördinatie (art. 57, 9° Codex Secundair Onderwijs). Zo kun je afspraken maken over het diplomaniveau en/of over de salarisschaal van de titularis, en over zijn precieze takenpakket (art. 57, 9° Codex Secundair Onderwijs).
Je moet in het OCSG onderhandelen over de herverdeling van uren-leraar en lesuren tussen scholen van dezelfde scholengemeenschap of tussen scholen behorend tot verschillende scholengemeenschappen (arts. 19, § 1-2 en 61, § 1-2, Codex Secundair Onderwijs). Een gelijkaardige regel geldt voor de overdracht van uren-leraar en lesuren naar andere scholen al dan niet binnen eenzelfde scholengemeenschap (arts. 20, § 1 en 60, § 1-2 Codex Secundair Onderwijs).
Indien de herverdeling tussen of de overdracht naar scholen van een andere scholengemeenschap leidt tot bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking van onderwijzend personeel, moet het OCSG daarmee instemmen. Onderhandelen erover is in dit geval niet voldoende (art. 19, § 2, 2de lid, art. 20, § 1, 3de lid, 2°, art. 60, § 2, 2° en art. 61, § 2, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van het afsluiten van een samenwerkingsakkoord met een of met meerdere andere scholen (art. 57, 7°-8° Codex Secundair Onderwijs). Het kan daarbij gaan om een samenwerkingsverband met:
10 De deelname aan het lerarenplatform en de manier waarop personeelsleden van het lerarenplatform ingezet zullen worden
Je moet in het OCSG onderhandelen over:
11 De gevolgen voor het personeel van investeringen in schoolgebouwen en in infrastructuur
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van de investeringen in schoolgebouwen en in infrastructuur waarvoor het schoolbestuur een beroep doet op de investeringsmiddelen van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (art. 57, 6° Codex Secundair Onderwijs).
12 De programmatie van scholen, van structuuronderdelen, opleidingsvormen en nieuwe types
Juridisch is het LOC het enige bevoegde comité om te onderhandelen over de programmatie (diverse artikels Codex Secundair Onderwijs). Maar omdat voor scholen die behoren tot een scholengemeenschap de melding aan of aanvraag bij de overheid steeds een uittreksel van het proces-verbaal moet bevatten waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die erover in de scholengemeenschap gemaakt zijn, zul je in de praktijk niet anders kunnen dan over die dossiers ook te onderhandelen in het OCSG. Het gaat dan om:
Als de scholengemeenschap afspraken gemaakt heeft over de engagementsverklaring – een verplicht onderdeel van je schoolreglement (art. 112, 13° Codex Secundair Onderwijs) , dan moet je in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen van die afspraken op personeelsvlak (art. 57, 11° Codex Secundair Onderwijs).
Artikel 88, § 1 van de Codex Secundair Onderwijs kent het OCSG onderhandelingsbevoegdheid toe over “de aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is voor zover deze aangelegenheden een repercussie kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden of de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de onderliggende scholen en/of van de scholengemeenschap zelf.” Na de onderhandeling kun je in regel de maatregel gewoon uitvoeren, ook zonder het akkoord van de personeelsdelegatie.
1 De overschrijding met meer dan tien procent van de voorafname van de globale puntenenveloppe
De scholengemeenschap mag maar meer dan tien procent van de globale puntenenveloppe voorafnemen, als er in het OCSG een akkoord is over de besteding van de voorafgenomen punten en over de gevolgen van de voorafname voor de personeelsleden (art. 29, § 1, 3de lid, 2° Codex Secundair Onderwijs).
2 De terbeschikkingstelling van onderwijzend personeel als gevolg van de herverdeling of overdracht van uren-leraar en lesuren tussen of naar scholen van een andere scholengemeenschap
De herverdeling van uren-leraar en lesuren tussen scholen die niet behoren tot dezelfde scholengemeenschap, moet je sowieso onderhandelen in het OCSG (art. 19, § 2, 2° en art. 61, § 2 Codex Secundair Onderwijs). Dit is ook de regel bij de overdracht van uren-leraar of lesuren naar een school die niet behoort tot dezelfde scholengemeenschap (art. 20, § 1, 3de lid en art. 60, § 2, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je hebt het akkoord van het OCSG nodig indien die herverdeling of overdracht leiden tot bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking van onderwijzend personeel (art. 19, § 2, 2de lid, art. 20, § 1, 3de lid, art. 60, § 2, 2°, 61, § 2, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je hebt het akkoord nodig van het OCSG om het huishoudelijk reglement van het OCSG – “werkingsreglement” genoemd – aan te nemen of te wijzigen (art. 93, § 1 Codex Secundair Onderwijs).
De voorzitter van het OCSG moet de aangelegenheden waarover onderhandeld moet worden, op de agenda plaatsen (art. 89 Codex Secundair Onderwijs). Ook de andere OCSG-leden kunnen onderwerpen laten agenderen (art. 89 Codex Secundair Onderwijs) maar de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit moet gebeuren, moet je afspreken in het huishoudelijk reglement (art. 93, § 1, 3° Codex Secundair Onderwijs).
Om met kennis van zaken een standpunt te kunnen innemen, moeten alle leden de relevante documenten op voorhand ontvangen (art. 89 Codex Secundair Onderwijs). Ook hier geldt dat je in het huishoudelijk reglement moet afspreken op welke wijze die documenten bezorgd zullen worden (art. 93, § 1, 2° Codex Secundair Onderwijs).
De conclusies van een onderhandeling moeten opgenomen worden in een protocol (art. 91, § 1 Codex Secundair Onderwijs). Hoe dit protocol tot stand moet komen, moet je afspreken in het huishoudelijk reglement (art. 93, § 1, 7° Codex Secundair Onderwijs).
Indien de onderhandelingen tot een consensus leiden, wordt in het protocol het eenparig akkoord genoteerd (art. 91, § 1, 1° Codex Secundair Onderwijs).
Opgelet, een eenparig akkoord bindt niet alleen elk schoolbestuur van de scholengemeenschap, maar ook elke individuele school (art. 91, § 2 Codex Secundair Onderwijs).
Wat vandaag misschien een goede afspraak is, komt in de toekomst mogelijk onder druk door veranderde inzichten of door een veranderde context. Het is daarom aangewezen om in het protocol van akkoord ook af te spreken hoe de overeenkomst beëindigd kan worden, ofwel om het protocol van akkoord zelf in tijd te beperken. Bepalingen over de geldigheidsduur zijn in de privésector trouwens een verplicht onderdeel van de cao’s die afgesloten worden in het kader van de Cao-wet van 5 december 1968 (art. 16, 5°).
Indien de onderhandelingen tot een akkoord met één vakbond leiden, wordt in het protocol het akkoord met de betrokken vakbond(en) en het standpunt van de andere vakbond(en) genoteerd (art. 91, § 1, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Opgelet, ook een akkoord met minstens één vakbond is bindend voor elk schoolbestuur van de scholengemeenschap en voor elke individuele school (art. 91, § 2 Codex Secundair Onderwijs).
Wat vandaag misschien een goede afspraak is, komt in de toekomst mogelijk onder druk door veranderde inzichten of door een veranderde context. Het is daarom aangewezen om in het protocol van akkoord ook af te spreken hoe de overeenkomst beëindigd kan worden ofwel om het protocol van akkoord zelf in tijd te beperken. Bepalingen over de geldigheidsduur zijn in de privésector trouwens een verplicht onderdeel van de cao’s die afgesloten worden in het kader van de Cao-wet van 5 december 1968 (art. 16, 5°).
Als er na onderhandeling geen akkoord bereikt wordt, wordt het standpunt van de partijen in het protocol opgetekend worden (art. 91, § 1, 3° Codex Secundair Onderwijs). Dit betekent dat er in het OCSG niet hoofdelijk gestemd wordt, maar per geleding.
Een onderhandeling kan ook leiden tot een gedeeltelijk akkoord. In dit geval wordt in het protocol genoteerd waarover er een akkoord bestaat en waarover niet. Over de aspecten waarover er geen akkoord is, worden in het protocol de respectievelijke standpunten geformuleerd.
Maatregelen die na onderhandeling genomen worden, moeten de datum van het protocol vermelden (art. 92 Codex Secundair Onderwijs). Indien er consensus of een gedeeltelijk akkoord bereikt is over een voorgenomen maatregel, moet je die maatregel uitvoeren zoals overeengekomen is.
Ook zonder akkoord van de vakbonden bestaat de juridische mogelijkheid om de voorgenomen maatregel toch te nemen. Besef daarbij wel dat dit de sociale vrede in de scholengemeenschap wellicht niet ten goede zal komen.
Een protocol is een document waarin het resultaat van een onderhandeling genotuleerd moet worden. Idealiter wordt over een voorgenomen maatregel een volledig akkoord bereikt. Het kan natuurlijk ook zijn dat er slechts over bepaalde onderdelen van de maatregel een akkoord bereikt wordt of dat er zelfs helemaal geen akkoord bereikt wordt.
Bij een consensus wordt een ‘protocol van akkoord’ gegeven.
Wordt slechts met één vakbond een akkoord bereikt of wordt niet over alles een akkoord bereikt, dan is er sprake van een ‘protocol van gedeeltelijk akkoord’.
Wanneer beide geledingen het helemaal niet eens geraakt zijn, wordt een ‘protocol van niet-akkoord’ gegeven.
In het huishoudelijk reglement moet je afspreken hoe een protocol tot stand moet komen en hoe de protocollen bewaard zullen worden (art. 93, § 1 7°-8° Codex Secundair Onderwijs).
Om de inspraak van de personeelsleden te verbeteren, is in Onderwijscao IX van 10 december 2010 ook de afspraak gemaakt dat alle personeelsleden na afloop van de onderhandelingen de protocollen en de bijhorende beslissingen vlot moeten kunnen raadplegen (punt 2.3 Onderwijscao IX). Dit kan bijvoorbeeld door die documenten op het intranet beschikbaar te stellen.
Het OCSG van een netoverschrijdende scholengemeenschap van het secundair onderwijs heeft een specifiek informatierecht dat vastgelegd is in artikel 88, § 2 van de Codex Secundair Onderwijs. Dit specifiek informatierecht komt bij het informatierecht waarop ook het OCSG van een scholengemeenschap van het secundair onderwijs binnen het vrije net recht heeft.
Het OCSG heeft informatierecht over alle aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is (art. 88, § 2, 1ste lid Codex Secundair Onderwijs).
Concreet betekent dit dat je in het OCSG moet onderhandelen over die aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is, die gevolgen kunnen hebben voor het personeel. Over de aangelegenheden die geen gevolgen hebben voor het personeel, moet je het OCSG informeren.
Je moet het OCSG ook minstens jaarlijks informeren over de tewerkstelling in de scholengemeenschap. Concreet denkt de decreetgever daarbij aan:
3 Beslissingen die een belangrijke weerslag kunnen hebben op de personeelsleden van de scholen van de scholengemeenschap
Het OCSG moet geïnformeerd worden over beslissingen over aangelegenheden die niet onmiddellijk personeelsgerelateerd zijn, maar die wel een belangrijke weerslag kunnen hebben op de personeelsleden van de scholen van de scholengemeenschap (art. 88, § 3 Codex Secundair Onderwijs). Denk bijvoorbeeld aan beslissingen over:
4 De betrekkingen die op het niveau van de scholengemeenschap gecreëerd worden op basis van de voorafname van de puntenenveloppe
De scholengemeenschap moet het OCSG “volledige klaarheid verschaffen” over de betrekkingen die ze op basis van voorafname van de globale puntenenveloppe creëert op het niveau van de scholengemeenschap. En ze moet ook aantonen dat de betrekkingen die ze op die manier inricht, haar beleid inzake taak- en functiedifferentiatie op het niveau van de scholengemeenschap daadwerkelijk ondersteunen (art. 29, § 1, 4de lid Codex Secundair Onderwijs).
De scholengemeenschap moet het OCSG informeren over de verdeling en de aanwending van de extra uren-leraar (art. 65, § 3 Codex Secundair Onderwijs).
De scholengemeenschap moet het OCSG informeren over de verdeling en de aanwending van de plage-uren (art. 216, § 4 Codex Secundair Onderwijs).
Het OCSG heeft inzagerecht in de administratieve dossiers van de scholengemeenschap over:
De decreetgever heeft dit inzagerecht toegekend omdat hij vindt dat het OCSG erop moet kunnen toezien dat de aanstellingen van doorlopende duur, de reaffectaties en de vaste benoemingen op een correcte wijze gebeuren (Parl.St. Vl.Parl. 1058 (1997-1998), nr. 3, 3).
De vraag rijst of het inzagerecht zoals uitgewerkt in artikel 95 wel in overeenstemming is met de regelgeving over de gegevensbescherming. Om de aangegeven doelstelling te realiseren, lijkt het middel disproportioneel te zijn.
De regelgeving waaruit de personeelsvertegenwoordigers in het OCSG hun rechten en plichten putten, verschilt naargelang het net waartoe de vertegenwoordigers behoren (art. 86 Codex Secundair Onderwijs):
In wat volgt wordt enkel ingegaan op de rechten en plichten van de personeelsvertegenwoordigers uit het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Welke rechten hebben de vertegenwoordigers uit het gesubsidieerd vrij onderwijs in het OCSG?
De OCSG-personeelsvertegenwoordigers hebben de volgende rechten:
Welke plichten hebben de vertegenwoordigers uit het gesubsidieerd vrij onderwijs in het OCSG?
De OCSG-vertegenwoordigers zijn gehouden aan de discretieplicht voor feiten en documenten die vertrouwelijk van aard zijn (art. 43 LOC-decreet).
Die discretieplicht houdt in dat vertrouwelijke informatie niet zomaar gedeeld kan worden met om het even wie. Overtreding van die plicht kan beschouwd worden als een deontologische fout.
Welke informatie je als vertrouwelijk beschouwt, kun je overeenkomen in je huishoudelijk reglement. Tijdens een OCSG-vergadering kun je natuurlijk ook overeenkomen dat een bepaald item vertrouwelijk behandeld wordt. Is dit het geval, dan moet je dat opnemen in het verslag.
Hoe zit het met de ontslagbescherming van de personeelsvertegenwoordigers uit het gesubsidieerd vrij onderwijs in het OCSG?
De ontslagbescherming van de personeelsvertegenwoordigers in het OCSG verschilt naargelang hun statuut.
De personeelsvertegenwoordigers die vallen onder het Rechtspositiedecreet, kunnen geen tuchtsanctie oplopen voor daden die ze stellen in de uitoefening van hun OCSG-mandaat (art. 44, § 1 LOC-decreet). Voor een deontologische fout die ze buiten hun OCSG-mandaat begaan, kunnen ze natuurlijk wel gesanctioneerd worden.
Personeelsvertegenwoordigers die tewerkgesteld zijn als MVD-personeel, genieten een uitgebreide ontslagbescherming. Voor daden die ze stellen in de uitoefening van hun OCSG-mandaat kunnen ze slechts ontslagen worden om dringende reden (art. 44, § 2 LOC-decreet) en pas na goedkeuring door het paritair comité waaronder ze ressorteren (art. 44, § 5 – 6 LOC-decreet).