Je vindt hieronder een model van arbeidsreglement en de nodige toelichting bij het vervolledigen van het model.
We stellen je een model van arbeidsreglement ter beschikking dat aangepast is aan je onderwijsniveau. Het model houdt rekening met de bepalingen die onder andere de Wet arbeidsreglementen van 8 april 1965, de Welzijnswet van 4 augustus 1996 en het Rookdecreet van 6 juni 2008 je als werkgever opleggen.
Als je lokaal onderhandelingscomité (LOC) of ondernemingsraad (OR) akkoord gaat, kun je dit model aanpassen aan wat lokaal overeengekomen is, maar opgelet, lokaal kun je nooit afspraken maken die in strijd zijn met het regelgevend kader.
Het arbeidsreglement lees je het best in samenhang met het algemeen reglement, omdat het arbeidsreglement voor een groot deel de concretisering is van de algemene bepalingen van het algemeen reglement.
Hieronder vind je enkele praktische wenken die je kunnen helpen om het arbeidsreglement te concretiseren in functie van je eigen schoolcontext.
Elke school moet overeenkomstig de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen (Wet arbeidsreglementen) een arbeidsreglement hebben. Deze wet bepaalt de punten die minimaal in het arbeidsreglement moeten opgenomen worden. Ook andere reglementaire bepalingen (Rookdecreet, Welzijnswet) leggen verplichtingen op met betrekking tot de opname van bepalingen in het arbeidsreglement.
Het arbeidsreglement legt aanvullende verplichtingen en rechten vast van het schoolbestuur en de personeelsleden over de arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen in de school.
Het arbeidsreglement vormt een tweeluik met het Algemeen Reglement, dat het kader voor de afspraken die noodzakelijk zijn voor de goede werking van een katholieke school biedt. Het arbeidsreglement is daarentegen een concreet en praktisch instrument waarover elke school moet beschikken.
Het is mogelijk om een apart reglement per categorie van werknemers op te maken (bijvoorbeeld voor het meesters-, vak- en dienstpersoneel dat onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité 152.01 valt of voor de bedienden die onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité 225.01 vallen) of per afdeling (bijvoorbeeld per instelling).
Het hieronder behandelde model van arbeidsreglement is enkel van toepassing op de personeelsleden die onder het toepassingsgebied van het Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding (decreet Rechtspositie) vallen en tewerkgesteld zijn in een basis- of secundaire school.
De lokale overlegstructuren van de school zijn bevoegd om het arbeidsreglement op te stellen of te wijzigen. De verschillende procedures worden uiteengezet in punt 4. Het doel van het model is om de lokale onderhandelingen te faciliteren. Het houdt daarenboven rekening met verplichtingen die voortvloeien uit diverse regelgevingen. Om vanuit het model te komen tot een concreet arbeidsreglement is het in feite enkel nodig om een aantal artikelen in functie van de lokale (school)situatie te concretiseren en in te vullen.
In onderstaande titel volgt een toelichting van de artikelen van het model van arbeidsreglement. Hierin duiden we aan welke artikelen verplicht in het arbeidsreglement moeten worden opgenomen volgens de Wet arbeidsreglementen, het Rookdecreet en de Welzijnswet.
Doorheen het model van arbeidsreglement wordt op verschillende plaatsen aangehaald welke tuchtsancties het schoolbestuur kan uitspreken indien een personeelslid inbreuken maakt op het arbeidsreglement. Deze bepalingen maken verplicht onderdeel uit van het arbeidsreglement volgens de Wet arbeidsreglementen.
In artikel 1 vul je de identificatiegegevens van het schoolbestuur in. Daarnaast bepaalt dit artikel welke scholen- en vestigingsplaatsen onder het toepassingsgebied van het arbeidsreglement vallen.
Artikel 2 bepaalt dat elk personeelslid een exemplaar van het arbeidsreglement moet ontvangen en gebonden is door de bepalingen hierin opgenomen.
Met elk personeelslid kunnen afwijkingen individueel worden vastgelegd in een overeenkomst. Deze overeenkomst is vervolgens bindend voor het schoolbestuur en het personeelslid.
De dienstroosters moeten verplicht onderdeel uitmaken van het arbeidsreglement volgens artikel 6 §1 1° de Wet arbeidsreglementen. Ook de openingsuren van de school moet je opnemen.
In artikel 3 § 1 vul je voor elke personeelscategorie de grenzen in waarbinnen de individuele schoolopdracht valt. In dit model zijn ook avondmomenten opgenomen, aangezien er hotelscholen zijn waar ‘s avonds nog lessen PV en TV gegeven worden. In paragrafen 2 tot en met 5 vind je een opsomming van enkele mogelijke afwijkingen. Het werkplekleren gebeurt steeds onder begeleiding van het personeelslid. De uurregeling geldt hier zoals overeengekomen tussen de instelling waar het werkplekleren plaatsvindt en het schoolbestuur. In § 6 vul je de afspraken omtrent de middagonderbreking in. In § 7 is ruimte voorzien voor de afspraken over de weekendprestaties van teeltleiders.
Artikel 4 verwijst naar de regelgeving waarmee je rekening moet houden wanneer je individuele dienstroosters opstelt. De dienstroosters mogen niet afwijken van de grenzen vastgelegd in artikel 3.
In het basisonderwijs wordt het begrip "schoolopdracht" expliciet in de regelgeving gedefinieerd voor het onderwijzend personeel, het ambt van kinderverzorger in het gewoon basisonderwijs, het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in het buitengewoon basisonderwijs.
Voor het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs, de stafmedewerker-SG in het basisonderwijs wordt er onder "schoolopdracht" de (wekelijkse) "opdracht" begrepen, voor zover die op school uitgeoefend wordt.
Opgelet: de schoolopdracht moet vallen binnen ‘de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen’, maar ze valt er niet mee samen. Houd ook rekening met dit principe wanneer je de middagonderbreking regelt. Meer informatie over de prestatieregeling in het basisonderwijs vind je op de website.
De schoolopdracht van een lid van het onderwijzend personeel uit het secundair onderwijs omvat, mogelijk en conform het decreet rechtspositie, naast lesgeven – als onderdeel van de geïntegreerde opdracht – ook uitvoeren van instellingsgebonden taken.
Voor het ondersteunend personeel wordt onder "schoolopdracht" de omschreven (wekelijkse) opdracht bedoeld. Dit is ook het geval voor het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in het buitengewoon secundair onderwijs.
§ 2 bepaalt dat het bestuurspersoneel in principe aanwezig is tijdens de openingsuren van de school. In deze paragraaf vul je de fysieke openingsuren van de school in.
§ 3 bepaalt dat elk personeelslid zijn individueel wekelijks dienstrooster ontvangt als bijlage bij dit arbeidsreglement, tenzij het Algemeen Reglement iets anders bepaalt. De individuele wekelijkse uurroosters vermelden de diensten die elk personeelslid moet presteren. Bij wijzigingen ontvangt het personeelslid een nieuwe versie. Een bundel met alle individuele uurroosters en de eventuele latere wijzigingen worden op het secretariaat of de personeelsdienst bewaard.
Volgens de Wet arbeidsreglementen moet je verwijzen naar de regelgeving over de jaarlijkse vakantie in het arbeidsreglement. Onder het hoofdstuk III zijn enkele reglementaire bepalingen opgenomen.
In artikel 7 vul je de afspraken omtrent vakantieprestaties in. In het Algemeen Reglement werden al de algemene principes vastgelegd. De paragrafen 1, 2 en 3 van artikel 18 van het Algemeen Reglement bevatten maximumprestaties. De concrete invulling ervan geef je hier vorm. Ook paragrafen 7 en 8 van artikel 18 van het Algemeen Reglement moet je hier uitwerken. De praktische afspraken schrijf je hier neer.
Het is de bedoeling dat je afspraken opneemt die voor enkele jaren zullen gelden. Deze afspraken omvatten een organisatorische regeling. Het is echter niet de bedoeling om hier concrete namen en tijdsstippen in op te nemen. Daarnaast verwijs je ook naar welke taken je van het personeelslid verwacht (zoals toezichten bij herexamens, aanwezigheid op klassenraden, klaarzetten van het klaslokaal …).
In § 2 is ruimte voorzien voor de afspraken over de vakantieprestaties van teeltleiders.
De wijze, het tijdstip en de plaats van betaling van het loon maken verplicht onderdeel uit van het arbeidsreglement volgens de Wet arbeidsreglementen.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten betaalt de salaristoelagen. Het personeelslid kan zijn loonbrief online raadplegen op Mijn Onderwijs. Voor vragen over zijn/haar loonstaten kan het personeelslid terecht bij het secretariaat.
Volgende elementen maken verplicht deel uit van het arbeidsreglement volgens de Wet arbeidsreglementen:
In dit hoofdstuk wordt ruimte voorzien om concrete afspraken vast te leggen over de pedagogische aangelegenheden.
Artikel 9 regelt de wijze waarop het schoolbestuur toezicht uitoefent (artikel 6 § 1, 2° Wet arbeidsreglementen) en zorgt voor een eenheid van didactisch-pedagogisch handelen binnen de school. § 2 verwijst naar bijlage 1 waar je de namen invult van de personeelsleden die de bevoegdheid hebben inzake toezicht en controle op personeelsleden.
Bij § 3 vul je de afspraken in met betrekking tot het jaarplan, de lesvoorbereidingen, agenda, taken, toetsen, overhoringen, werkstukken en andere pedagogische aangelegenheden zoals voorgeschreven in artikel 7 van het Algemeen Reglement.
Bij § 5 vul je de afspraken in met betrekking tot de controle van schoolagenda’s, notities en schriften van leerlingen zoals voorgeschreven in artikel 7, § 4 van het Algemeen Reglement.
In § 8 wordt verwezen naar bijlage 1 waar je vermeldt welke personeelsleden tot welke leerlingengegevens en personeelsgegevens toegang hebben.
Artikel 10 regelt de controle op afwezigheid van leerlingen. Aangezien de personeelsleden verantwoordelijk zijn voor de leerlingen en bijgevolg ook aansprakelijk kunnen worden gesteld, mogen dergelijke bepalingen niet ontbreken in een arbeidsreglement.
In § 1 vul je de afspraken in volgens welke procedure de aan- en afwezigheden van de leerlingen worden geregistreerd. Deze regels dienen stipt te worden nageleefd. Bij een gebeurlijk ongeval is het van groot belang te weten wie op dat ogenblik op de school aanwezig is. Daartoe dient er altijd een lijst ter beschikking te zijn die vermeldt welke leerlingen de school hebben verlaten en welke nog aanwezig zijn.
§ 2 wijst erop dat personeelsleden in bepaalde gevallen over een rijgeschiktheidsattest moeten beschikken als ze leerlingen vervoeren met de eigen wagen of met een wagen van de school. In de praktijk is het niet altijd duidelijk of een bepaalde vorm van leerlingenvervoer al dan niet bezoldigd is. In twijfelgevallen beslist het schoolbestuur of het vervoer enkel aan een personeelslid met een rijgeschiktheidsattest toevertrouwd kan worden. Het schoolbestuur draagt de verantwoordelijkheid en de kosten. In geval van betwisting zijn finaal de rechtbanken bevoegd.
In § 3 vul je de afspraken in omtrent geldinzamelingen, tombola’s, promoties van abonnementen, boeken en software. Deze commerciële of semi-commerciële activiteiten gebeuren uitsluitend na goedkeuring van de directeur.
Artikel 11 regelt de hulpverlening bij een ongeval met lichamelijk letsel (§ 1), de toediening van geneesmiddelen (§ 2), het verrichten van medische of verpleegkundige handelingen door personen met de geëigende verpleegkundige of medische kwalificaties (§3), de activiteiten die behoren tot het dagelijks leven (§4) en de inzet van een bekwame helper (§5).
In bijlage 1 vul je de aangestelde voor eerste hulp en de locatie van de verbandkist in.
Artikel 12 regelt het gebruik van de arbeidsmiddelen die door het schoolbestuur ter beschikking zijn gesteld en persoonlijke beschermingsmiddelen.
Artikel 13, § 1 geeft aan wat begrepen moet worden onder ICT-middelen en maakt een onderscheid tussen professionele en persoonlijke ICT-middelen. De paragrafen 2 en 3 van artikel 13 wijzen op belangrijke aandachtspunten bij het gebruik van ICT-middelen.
Artikel 14, § 1 verwijst naar de deontologische ICT-code van de school die als bijlage 2 bij het arbeidsreglement gevoegd is. De paragrafen 2 en 3 van artikel 14 hebben betrekking op het gebruik van ICT-middelen voor persoonlijke doeleinden. Het gebruik van persoonlijke ICT-middelen mag geen onredelijke impact hebben op de uitvoering van de schoolopdracht van het personeelslid.
Artikel 14, § 5 specifieert dat bepaalde opnames alleen kunnen mits goedkeuring van de directeur en rekening houdende met de bepalingen voorzien in de auteurswet en de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Artikel 15 regelt de uitoefening van de controle door het schoolbestuur op online communicatiegegevens van de professionele ICT-middelen gebruikt door de personeelsleden. Deze bepalingen zijn geïnspireerd door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Artikel 16 verwijst naar mogelijke sancties bij niet-naleving.
De opzeggingstermijnen en de dringende redenen die kunnen rechtvaardigen dat de arbeidsovereenkomst zonder opzeggingstermijn of vergoeding wordt verbroken, maken verplicht onderdeel uit van het arbeidsreglement volgens de Wet arbeidsreglementen.
Artikel 17 geeft een overzicht van de relevante bepalingen van het Decreet Rechtspositie omtrent de opzeggingstermijn.
Artikel 18 verduidelijkt welke tekortkomingen van het personeelslid kunnen leiden tot een ontslag om dringende redenen.
Artikel 19 verwijst naar de mogelijke tuchtmaatregelen voor personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn voor doorlopende duur, of die vastbenoemd zijn.
De adressen van de inspectiediensten belast met het toezicht op de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen in verband met de bescherming van de werknemers, maken verplicht onderdeel uit van het arbeidsreglement volgens de Wet arbeidsreglementen.
De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (Wet welzijn) verplicht de werkgever om een regeling betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk (zoals stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk) op te nemen. Je vindt deze terug als bijlage 4 van dit model.
Artikel 20 wijst op de verplichtingen van zowel het schoolbestuur als het personeelslid omtrent welzijn op het werk. Deze bepaling is gebaseerd op de Wet welzijn.
De bepalingen in artikelen 21 en 22 worden opgenomen overeenkomstig de Wet arbeidsreglementen. Het is de bedoeling dat het personeelslid op die manier steeds weet tot wie het zich kan wenden.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn afgeleid uit het decreet van 6 juni 2008 betreffende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding (het Rookdecreet) en de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (de Antirookwet).
Artikel 6 van het Rookdecreet verplicht de onderwijsinstellingen het rookverbod en de toepasselijke sancties in het arbeidsreglement op te nemen.
Het absoluut rookverbod van artikel 24, § 1 volgt uit artikel 4 van het Rookdecreet. De omschrijving van extra-murosactiviteiten in § 2 is gebaseerd op artikel 3, 14° van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en punt 1 van de Omzendbrief SO/2004/06 betreffende extra-murosactiviteiten in het secundair onderwijs. Deze activiteiten vallen niet onder het Rookdecreet.
Het artikel 24, §1 van het arbeidsreglement neemt in een tweede lid de verplichting op om vanaf alle in- en uitgangen van de school een rookvrije perimeter van 10 meter in acht te nemen. Artikel 3/2 van de Antirookwet legt deze rookvrije zone in een straal van 10 meter rond de school verplichtend op met ingang van 31 december 2024. De regelgeving sluit niet uit om de verplichting sneller in voege te laten treden. De rookvrije zone moet ook buiten de openingsuren van de school rookvrij zijn en duidelijk worden aangeduid. Een bestaande rookzone in openlucht die zich binnen de nieuwe rookvrije perimeter bevindt, kan uiterlijk tot 31 december 2028 behouden blijven.
De scholen kunnen op basis van artikel 6, eerste lid, 2° van het Rookdecreet hier wel een eigen rookbeleid uitbouwen door aanvullende maatregelen te formuleren, in overeenstemming met artikel 6 van het Rookdecreet. Deze maatregelen kunnen een bijkomend rookverbod opleggen aan de personeelsleden bij de uitoefening van hun opdrachten buiten de vestigingsplaatsen. Activiteiten die volledig buiten de schooluren georganiseerd worden (bijvoorbeeld ’s avonds na de schooluren, op zaterdag of zondag, of tijdens één van de schoolvakanties), zijn volgens deze definitie geen extra-murosactiviteiten.
In het model is voor een totaal rookverbod geopteerd. Dit is de strengste benadering. De school kan ook een minder strikt standpunt innemen en bijvoorbeeld opteren voor de volgende bepaling:
Tijdens alle schoolactiviteiten met leerlingen buiten de schoolmuren is roken verboden tussen 6.30 u. en 18.30 u. (d.w.z. niet alleen tijdens erkende extra-murosactiviteiten, maar ook tijdens schoolactiviteiten die volledig binnen een weekend of een vakantieperiode vallen; deze bepaling vervangt dan § 2 integraal).
De bepalingen van artikel 24, § 4 en § 5 volgen uit de artikelen 12 en 13 van de Antirookwet. Elk personeelslid heeft het recht te beschikken over werkruimten en sociale voorzieningen, vrij van tabaksrook. Dat geldt ook voor gemeenschappelijk vervoer georganiseerd door het schoolbestuur, voor dienstwagens en voor verplaatsingen in opdracht van het schoolbestuur of de directeur.
De bepaling van § 6 volgt uit artikel 7 van het Rookdecreet. Hierdoor verzekert het schoolbestuur zich van de medewerking van de personeelsleden en derden.
Artikel 25 verwijst naar de middelen die volgens het Decreet Rechtspositie mogelijk zijn bij inbreuken op de bepalingen van artikel 23, § 2 geeft een opsomming van ernstige inbreuken.
Cao Nr. 100 van de Nationale Arbeidsraad betreffende het voeren van een preventief alcohol- en drugbeleid is niet van toepassing op gesubsidieerd personeel, maar een dergelijk beleid in het kader van een algemeen beleid rond welzijn raden we sterk aan.
Een preventief alcohol- en drugbeleid maakt disfunctioneren door alcohol- of druggebruik bespreekbaar en kan de nadelige gevolgen voor het schoolbestuur, de personeelsleden en de leerlingen voorkomen en verhelpen.
Het heeft zeker de bedoeling terugkerend disfunctioneren door alcohol- of drugsgebruik op school of in een schoolgebonden context te bannen.
De school stelt zo’n beleid op in nauw overleg met de ondernemingsraad/het LOC en het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk, of bij ontstentenis van het comité, de vakbondsafvaardiging. Het schoolbestuur moet bij de uitwerking en de uitvoering van het alcohol- en drugbeleid het advies en de medewerking vragen van de interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. Het gevoerde preventiebeleid wordt ook best op regelmatige wijze geëvalueerd.
In bijlage 5 is een model van beleidsplan opgenomen. Dit document kan als uitgangspunt dienen voor de besprekingen in de hiervoor vermelde organen en in de contacten met de hiervoor genoemde diensten.
Hoofdstuk XII - Ondernemingsraad of lokaal onderhandelingscomité, onderhandelingscomité van de scholengemeenschap en vakbondsafvaardiging
De namen van de leden van de ondernemingsraad, van het comité voor de preventie en bescherming op het werk en van de syndicale afvaardiging, maken verplicht onderdeel uit van het arbeidsreglement volgens de Wet arbeidsreglementen.
Artikel 27 verwijst naar bijlage 6 waar de namen van de leden van de opgerichte overlegorganen binnen de instelling en/of scholengemeenschap terug te vinden zijn.
De gegevens van het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk zijn terug te vinden in bijlage 3.
In artikel 28 is ruimte gelaten om afspraken te maken omtrent kledij, tattoos, piercings, levensbeschouwelijke kentekens en dergelijke. Wees voorzichtig wanneer je regels opstelt die betrekking hebben op levensbeschouwelijke tekens. Indien je restricties wilt opnemen omtrent het dragen van levensbeschouwelijke tekens, neem dan even contact op met Dienst Personeel.
In artikel 30 moet het nummer van het arbeidsreglement worden ingevuld. Het arbeidsreglement krijgt dit nummer overeenkomstig artikel 15, alinea 5 van de Wet arbeidsreglementen van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid wanneer het bij haar diensten wordt geregistreerd.
Binnen acht dagen na de inwerkingtreding van het reglement en van de wijzigingen ervan, moet het schoolbestuur een kopie overmaken aan de sociaal inspecteur – directiehoofd van de regionale directie van het Toezicht op de Sociale Wetten van het ambtsgebied waarin de maatschappelijke zetel (indien het schoolbestuur een rechtspersoon is) of de school (indien het schoolbestuur een natuurlijke persoon is) gelegen is.
Deze regionale directie zal bevestigen dat zij de doorgestuurde documenten heeft ontvangen en zal eventueel het arbeidsreglement registreren en er een volgnummer aan geven.
Dit nummer is enkel een bewijs van registratie. De toekenning van dit nummer houdt echter geen goedkeuring van de inhoud en de wettelijkheid van het reglement in.
Overeenkomstig artikel 15, alinea 1 van de Wet arbeidsreglementen moet het schoolbestuur een bericht, met de opgave waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd, aanplakken op een zichtbare plaats die voor iedereen toegankelijk is. Daarvoor lijkt de leraarskamer de meest geschikte plaats te zijn.
Het is de bedoeling dat elk personeelslid op elk ogenblik en zonder tussenpersoon het arbeidsreglement kan raadplegen.
Bovendien ontvangt elk personeelslid, overeenkomstig artikel 5, § 6 van het Algemeen Reglement een afschrift van dit reglement. Dat gebeurt normaal gezien bij de indiensttreding.
In elke vestigingsplaats van de school wordt een afschrift van het arbeidsreglement bewaard.
In scholen waar een LOC is opgericht, is dat het bevoegde orgaan om het arbeidsreglement op te stellen. Wanneer er geen LOC is, maar wel een ondernemingsraad, dan moet het arbeidsreglement opgesteld worden in de ondernemingsraad. Hieronder wordt verder omschreven welke procedure je daarvoor moet volgen.
Voor bepaalde aanpassingen hoef je de procedure van wijziging van het arbeidsreglement niet te volgen (artikel 14 van de Wet arbeidsreglementen en artikel 34, § 3 van het LOC- decreet):
In elke voorziene procedure is het van groot belang dat alle partijen proberen om tot een overeenkomst te komen. Er zijn wel bemiddelingsinstanties (die eventueel zelfs het geschil kunnen beslechten) voorzien, maar de bedoeling is steeds dat het reglement in onderling overleg tot stand kan komen. De betrokken partijen kennen immers best de concrete situatie en omstandigheden waarin dit arbeidsreglement zal worden toegepast.
Het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs en het Centraal Paritair Comité
Vooraleer de drie onderscheiden procedures worden besproken, willen wij eerst de rol van het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs en die van het Centraal Paritair Comité bespreken. De benaming van beide organen zou immers tot verwarring kunnen leiden.
In het CPCKO zetelen vertegenwoordigers van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en vertegenwoordigers van de onderwijsvakbonden ACOD Onderwijs, COC, COV en VSOA Onderwijs.
Dit CPCKO heeft volgens artikel 3, § 1, a en b van het huishoudelijk reglement als opdracht te beraadslagen over de algemene arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen tussen het schoolbestuur en het personeel en elk geschil dat tussen die partijen dreigt te rijzen of zou ontstaan, te voorkomen of bij te leggen. Het CPCKO is dus het aangewezen orgaan om te bemiddelen bij geschillen over het arbeidsreglement in katholieke scholen. Zijn bevoegdheid blijft echter tot bemiddelen beperkt.
Het Centraal Paritair Comité voor het gesubsidieerd onderwijs en de pedagogische begeleidingsdiensten (CPC)
Het CPC is een paritair comité dat bij besluit van de Vlaamse regering werd opgericht. Dit besluit is een uitvoering van artikel 2 van het Rechtspositiedecreet.
Het CPC bestaat uit vertegenwoordigers van de werknemers- en werkgeversorganisaties (dus koepels en vakbonden) én een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris. Die laatste drie leden worden door de Vlaamse regering benoemd (art. 2, §3, 3de en 4de lid Rechtspositiedecreet).
De onderhandelingen en beraadslagingen binnen het CPC verlopen onder de leiding van de Vlaamse regering, bij hoofde van de voorzitter van het CPC.
Het CPC kan niet alleen bemiddelen bij geschillen, maar heeft daarenboven een beslissingsrecht bij het opstellen van het arbeidsreglement wanneer elke bemiddeling heeft gefaald. Het CPC kan in dat laatste geval autonoom bepalen hoe het arbeidsreglement er op het punt van geschil zal uitzien zonder het standpunt van één van beide partijen te moeten volgen.
Het LOC is overeenkomstig artikelen 32, 11° en 34, §. 2 van het LOC-decreet bevoegd om het arbeidsreglement op te stellen en te wijzigen. Dat artikel stelt de procedure in de Wet arbeidsreglementen buiten werking. De federale bepalingen over de inhoud (arts. 6-10) en over de manier van bekendmaking van het arbeidsreglement (art. 15) moet je wel nog naleven.
Alle individuele leden van het LOC hebben het recht om ontwerpen van reglement of van wijzigingen in een bestaand reglement aan het LOC voor te stellen.
De voorzitter van het LOC zorgt ervoor dat deze ontwerpen van arbeidsreglement of ontwerpen van wijziging ervan aan alle leden van het LOC worden medegedeeld. Hij is eveneens verplicht om deze ontwerpen mee te delen aan alle personeelsleden van de instelling. Dat gebeurt door de ontwerpen aan te plakken op een zichtbare plaats die voor iedereen toegankelijk is. Daarvoor lijkt de leraarskamer de meest geschikte plaats te zijn.
Het LOC wordt bijeengeroepen binnen een termijn van minimaal 15 dagen en maximaal 30 dagen na de aanplakking van dit bericht.
De ontwerpen of voorstellen van wijzigingen worden door de voorzitter op de agenda geplaatst. Vervolgens wordt het ontwerp (of ontwerpen) besproken in het LOC.
Bereiken de leden van het LOC een eenparig akkoord, dan wordt hiervan een protocol van akkoord opgemaakt. Het arbeidsreglement treedt in principe van rechtswege in werking 15 dagen na dit akkoord. In het protocol van akkoord kan eventueel een andere datum voor de inwerkingtreding worden vastgelegd. Als de onderhandelingen niet leiden tot een eenparig akkoord, dan worden de onderhandelingen afgesloten met een protocol dat de betwiste punten vermeldt.
De voorzitter van het LOC bezorgt dit protocol binnen 15 kalenderdagen aan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité (CPC). Vervolgens duidt de voorzitter van het CPC binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst van het protocol vier leden van het CPC aan. Twee vertegenwoordigers van een werkgeversorganisatie en twee vertegenwoordigers van een werknemersorganisatie. Zij krijgen een termijn van 30 kalenderdagen om de standpunten te verzoenen.
Indien ze de standpunten niet kunnen verzoenen, stellen ze binnen een termijn van 15 kalenderdagen een proces-verbaal van niet-verzoening op. Het protocol en het proces-verbaal worden door de voorzitter van het LOC bezorgd aan de voorzitter van het CPC.
Het CPC doet tijdens de eerstvolgende vergadering een laatste verzoeningspoging. Als er geen verzoening mogelijk is, beslecht het CPC de geschillen bij meerderheid van 75 procent van de leden. De beslissing van het CPC wordt binnen de 8 kalenderdagen overgemaakt aan de voorzitter van het LOC.
Een ondernemingsraad is overeenkomstig artikel 11 van de Wet arbeidsreglementen bevoegd om een arbeidsreglement op te stellen.
Alle individuele leden van de ondernemingsraad hebben het recht om ontwerpen van reglement of van wijzigingen in een bestaand reglement aan de ondernemingsraad voor te stellen.
Het schoolbestuur zorgt ervoor dat deze ontwerpen van arbeidsreglement, of ontwerpen van wijziging ervan, aan alle leden van de ondernemingsraad worden meegedeeld. Het is eveneens verplicht om deze ontwerpen mee te delen aan alle personeelsleden van de instelling. Dat gebeurt door de ontwerpen aan te plakken op een zichtbare plaats die voor iedereen toegankelijk is. Daarvoor lijkt de leraarskamer de meest geschikte plaats te zijn.
De ondernemingsraad wordt bijeengeroepen binnen een termijn van minimaal 15 dagen en maximaal 30 dagen na de aanplakking van dit bericht.
De ontwerpen of voorstellen van wijzigingen worden door de voorzitter op de agenda geplaatst. Vervolgens wordt het ontwerp (of ontwerpen) besproken in de ondernemingsraad.
Bereiken de leden van de ondernemingsraad een akkoord, dan wordt hiervan een proces-verbaal van akkoord opgemaakt. Het arbeidsreglement treedt vervolgens van rechtswege in werking 15 dagen na dit akkoord, tenzij er in het proces-verbaal van akkoord een andere datum voor de inwerkingtreding werd vastgelegd.
Wordt er geen overeenstemming bereikt, dan wordt het geschil binnen de 15 dagen voorgelegd aan de inspecteur van de Inspectie van de sociale wetten. Indien binnen een termijn van 30 dagen de standpunten niet verzoend worden, leidt dit tot een proces-verbaal van niet-verzoening.
De voorzitter van de ondernemingsraad bezorgt dit proces-verbaal van niet-verzoening binnen 15 kalenderdagen aan de voorzitter van het CPC. Het CPC doet tijdens de eerstvolgende vergadering een laatste verzoeningspoging. Als er geen verzoening mogelijk is, beslecht het CPC de geschillen bij meerderheid van 75 procent van de leden. De beslissing van het CPC wordt binnen de 8 kalenderdagen overgemaakt aan de voorzitter van de ondernemingsraad.
Het kan voorkomen dat een school niet voldoende kandidaten had om een LOC of een ondernemingsraad op te richten of niet onder de verplichting om een ondernemingsraad op te richten viel. Dit ontslaat haar echter niet van haar verplichting om een arbeidsreglement op te stellen.
Het schoolbestuur stelt een ontwerp van arbeidsreglement of van wijziging ervan op. Het is aan te raden dit ontwerp met de vakbondsafvaardiging te bespreken en vervolgens op informele wijze alle personeelsleden hierbij te betrekken. Op deze bemiddeling staat geen exacte termijn. Het is aan het schoolbestuur om te bepalen of haar ontwerp voldoende steun van de personeelsleden zal krijgen, zodat binnen de termijn na aanplakking kan worden onderhandeld.
Wij zijn ervan overtuigd dat een ernstige consultatie van de personeelsleden voorafgaand aan de aanplakking veel problemen in de verdere procedure kan voorkomen.
Het schoolbestuur plakt de ontwerpen aan op een zichtbare plaats die voor iedereen toegankelijk is. In scholen is de leraarskamer daarvoor de uitgelezen plaats.
Elke werknemer kan een afschrift van het ontwerp van de tekst ontvangen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren in een nieuwsbrief die aan alle personeelsleden wordt bezorgd of op een personeelsvergadering. De enige vereiste is dat alle werknemers kennis kunnen nemen van dit ontwerp.
Na het moment van aanplakking beschikken de personeelsleden over een termijn van 15 dagen om hun opmerkingen te formuleren. Zij kunnen dit zelf of via hun vakbondsafvaardiging doen. De opmerkingen worden genoteerd in een register dat door het schoolbestuur speciaal voor dit doel ter beschikking wordt gehouden. Dat register wordt best op een plaats bijgehouden die makkelijk te consulteren is. Een secretariaat is daarvoor geschikt, tenminste voor zover het ook buiten de gewone lestijden geopend is. Ook hier is het criterium dat iedereen de mogelijkheid moet hebben om zijn opmerkingen te formuleren.
De personeelsleden of hun afgevaardigden kunnen ook binnen een termijn van 15 dagen hun opmerkingen aangetekend naar de inspecteur van de Inspectie van de sociale wetten zenden. Hun naam mag hierbij niet medegedeeld worden.
Zodra de termijn van 15 dagen verstreken is, wordt het register naar de inspecteur verzonden. Indien er geen enkele opmerking werd meegedeeld, is het nieuwe reglement of de wijziging na 15 dagen van toepassing. Als er in het register opmerkingen gemaakt werden of de inspecteur opmerkingen ontving, meldt hij dit binnen de 4 dagen aan de werkgever. De werkgever brengt dan door aanplakking de personeelsleden op de hoogte.
De inspecteur beschikt dan over een termijn van 30 dagen om de standpunten te verzoenen. Als dit tot een akkoord leidt, dan treedt het nieuwe reglement in werking op de achtste dag na het akkoord. Als hij hier niet in slaagt, dan stelt hij een proces-verbaal van niet-verzoening op.
De inspecteur bezorgt dat proces-verbaal van niet-verzoening binnen 15 kalenderdagen aan de voorzitter van het CPC. Het CPC doet tijdens de eerstvolgende vergadering een laatste verzoeningspoging. Als er geen verzoening mogelijk is, beslecht het CPC de geschillen bij meerderheid van 75 procent van de leden. De beslissing van het CPC wordt binnen de 8 kalenderdagen overgemaakt aan de werkgever. Het arbeidsreglement treedt dan in werking na 15 dagen, tenzij een andere datum is vastgelegd.
Het schoolbestuur maakt het arbeidsreglement bekend aan de personeelsleden overeenkomstig artikel 15 van de Wet arbeidsreglementen.
Een bericht met de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd, wordt aangeplakt op een zichtbare en toegankelijke plaats. Elk personeelslid moet op elk ogenblik op een makkelijke toegankelijke plaats inzage kunnen nemen van het definitieve reglement en eventuele wijzigingen. Het personeelslid ontvangt daarnaast een afschrift.
Volgens artikel 5, § 6 van het Algemeen Reglement moet het personeelslid het arbeidsreglement op papier ontvangen.
Het schoolbestuur moet het arbeidsreglement binnen de acht kalenderdagen registreren bij Regionale Externe Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg. Hiervoor verwijzen wij naar artikel 30 van het model.
Bijlage: Regionale diensten van het Toezicht op de Sociale Wetten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Voor algemene vragen om informatie over materies van het TSW:
Tel. : 02 325 55 55
E-mail: info.tsw@werk.belgie.be
Dokter André Sierensstraat 16 bus 4
9300 Aalst
Tel.: 02 233 40 40
E-mail: tsw.aalst@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Aalst, Brakel, Denderleeuw, Erpe-Mere, Geraardsbergen, Haaltert, Herzele, Horebeke, Kluisbergen, Kruishoutem, Lede, Lierde, Maarkedal, Ninove, Oudenaarde, Ronse, Sint-Lievens-Houtem, Wortegem-Petegem, Zingem, Zottegem en Zwalm.
Theater Building
Italiëlei 124 - bus 56
2000 Antwerpen
Tel.: 02 233 42 30
E-mail: tsw.antwerpen@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Antwerpen, Berendrecht, Lillo, Zandvliet, Berchem, Edegem, Ekeren, Kapellen, Kontich en Stabroek, Borgerhout, Brasschaat, Brecht, Essen, Kalmthout, Merksem, Schoten en Wuustwezel, Boechout, Borsbeek, Deurne, Malle, Ranst, Schilde, Wijnegem, Wommelgem, Zandhoven en Zoersel Aartselaar, Boom, Hemiksem, Hoboken, Hove, Lint, Mortsel, Niel, Rumst, Schelle, Wilrijk en Zwijndrecht.
FAC Kamgebouw
Koning Albert I - laan 1/5 bus 4
8200 Brugge
Tel.: 02 233 43 80
E-mail: tsw.brugge@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Alveringem, Beernem, Blankenberge, Brugge, Damme, Jabbeke, Knokke-Heist, Oostkamp, Torhout, Zedelgem en Zuienkerke Bredene, De Haan, De Panne, Diksmuide, Gistel, Houthulst, Ichtegem, Koekelare, Koksijde, Kortemark, Lo-Reninge, Middelkerke, Nieuwpoort, Oostende, Oudenburg en Veurne.
Ernest Blerotstraat 1
1070 Brussel
Tel. : 02 235 54 01 (Permanentie N en F)
E-mail: tsw.brussel@werk.belgie.be
Ambtsgebied: het administratief arrondissement Brussel
Savaanstraat 11/002
9000 Gent
Tel.: 02 233 44 40
E-mail: tsw.gent@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Aalter, Assenede, De Pinte, Deinze, Destelbergen, Eeklo, Evergem, Gavere, Gent, Kaprijke, Knesselare, Lochristi, Lovendegem, Maldegem, Melle, Merelbeke, Moerbeke-Waas, Nazareth, Nevele, Oosterzele, Sint-Laureins, Sint-Martens-Latem, Waarschoot, Wachtebeke, Zelzate, Zomergem en Zulte.
d'Aubreméstraat 16
1800 Vilvoorde
Halle-Vilvoorde 1
Tel.: 02 233 44 55
E-mail: tsw.halle-vilvoorde1@werk.belgie.be
Ambtsgebied Halle-Vilvoorde 1: Drogenbos, Grimbergen, Hoeilaart, Kampenhout, Kapelle-op-den-Bos, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Overijse, Sint-Genesius-Rode, Steenokkerzeel, Vilvoorde, WezembeekOppem, Zaventem en Zemst.
Halle-Vilvoorde 2
Tel. : 02 233 44 55
E-mail : tsw.halle-vilvoorde2@werk.belgie.be
Ambtsgebied Halle-Vilvoorde 2: Affligem, Asse, Beersel, Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Halle, Herne, Lennik, Liedekerke, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat en Wemmel.
Rijselsestraat 28
8500 Kortrijk
Tel. : 02 233 42 00
E-mail: tsw.kortrijk@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Anzegem, Avelgem, Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, Kuurne, Lendelede, Menen, SpiereHelkijn, Waregem, Wervik, Wevelgem en Zwevegem.
Federaal administratief centrum
Philipssite 3A - bus 8
3001 Leuven
Tel.: 02 233 44 60
E-mail: tsw.leuven@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Bertem, Bierbeek, Boortmeerbeek, Boutersem, Diest, Geetbets, Glabbeek, Haacht, Herent, Hoegaarden, Holsbeek, Huldenberg, Keerbergen, Kortenaken, Kortenberg, Landen, Leuven, Linter, Lubbeek, Oud Heverlee, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tervuren, Tielt-Winge, Tienen, Tremelo en Zoutleeuw.
FAC Verwilghen blok A 3de verdieping
Voorstraat 43
3500 Hasselt
Tel.: 02 233 46 50
E-mail: tsw.limburg@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Alken, As, Beringen, Bilzen, Bocholt, Borloon, Bree, Diepenbeek, Dilsen-Stokkem, Genk, Gingelom, Halen, Ham, Hamont-Achel, Hasselt, Hechtel-Eksel, Heers, Herk-de-Stad, Herstappe, HeusdenZolder, Hoeselt, Houthalen-Helchteren, Kinrooi, Kortessem, Lanaken, Leopoldsburg, Lommel, Lummen, Maaseik, Maasmechelen, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt, Nieuwerkerken, Opglabbeek, Overpelt, Peer, Riemst, Sint-Truiden, Tessenderlo, Tongeren, Voeren, Wellen, Zonhoven en Zutendaal.
Louizastraat 1
2800 Mechelen
Tel. : 02 233 46 40
E-mail: tsw.mechelen@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Berlaar, Bonheiden, Bornem, Duffel, Heist-op-den-Berg, Lier, Mechelen, Nijlen, Putte, Puurs, Sint-Amands, Sint-Katelijne-Waver en Willebroek.
Rue de Mons 39
1400 Nivelles
Tel. : 02 233 47 10
E-mail: cls.nivelles@emploi.belgique.be
Ambtsgebied: Bevekom, Kasteelbrakel, Chastre, Chaumont-Gistoux, Court-Saint-Etienne, Eigenbrakel, Genappe, Grez-Doiceau, Hélecine, Incourt, Ittre, Geldenaken, Terhulpen, Lasne, Mont-Saint-Guibert, Nijvel, Orp-Jauche, Ottignies, Louvain-la-Neuve, Perwez, Ramillies, Rebecq, Rixensart, Tubeke, Villers-laVille, Walhain, Waterloo en Waver.
Kleine Bassinstraat 16
8800 Roeselare
Tel.: 02 233 47 50
E-mail: tsw.roeselare@werk.belgie.be
Ambtsgebied : Ardooie, Dentergem, Heuvelland, Hooglede, Ieper, Ingelmunster, Izegem, LangemarkPoelkapelle, Ledegem, Lichtervelde, Mesen, Meulebeke, Moorslede, Oostrozebeke, Pittem, Poperinge, Roeselare, Ruislede, Staden, Tielt, Vleteren, Wielsbeke, Wingene en Zonnebeke.
Kazernestraat 16 - blok C
9100 Sint-Niklaas
Tel. : 02 233 47 00
E-mail: tsw.sint-niklaas@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Berlare, Beveren-Waas, Buggenhout, Dendermonde, Hamme, Kruibeke, Laarne, Lebbeke, Lokeren, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Stekene, Temse, Waasmunster, Wetteren, Wichelen en Zele.
Warandestraat 49
2300 Turnhout
Tel. : 02 235 55 00
E-mail: tsw.turnhout@werk.belgie.be
Ambtsgebied: Arendonk, Baarle-Hertog, Balen, Beerse, Dessel, Geel, Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Herselt, Hoogstraten, Hulsthout, Kasterlee, Laakdal, Lille, Meerhout, Merksplas, Mol, Olen, Oud-Turnhout, Ravels, Retie, Rijkevorsel, Turnhout, Vorselaar, Vosselaar en Westerlo.