Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om een personeelslid te vervangen. Op deze pagina vind je waar je precies rekening mee moet houden en welke stappen je moet zetten.
Indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden inzake de betrekking en de afwezigheid, kan een vervanger worden aangesteld en bezoldigd door de overheid, zonder dat hiervoor toelagen of andere middelen worden aangerekend aan het schoolbestuur.
Een vervanger kan je enkel laten subsidiëren door de overheid wanneer die is aangesteld in een gesubsidieerde betrekking. Hieronder verstaan we een betrekking die is opgericht op basis van omkaderingsmiddelen (punten, uren, …): zowel in de betrekkingen waarin een benoeming mogelijk is, als in die waarin geen benoeming mogelijk is (bv. betrekkingen opgericht met punten van de globale enveloppe die de scholengemeenschap heeft voorafgenomen).
Je kan een interimaris daarentegen niet laten subsidiëren in de volgende betrekkingen:
Indien een gesubsidieerd personeelslid een dienstonderbreking geniet, wordt ook de vervanger gesubsidieerd op voorwaarde dat de afwezigheid van het te vervangen personeelslid voldoet aan elk van deze drie voorwaarden:
Een vervanger kan enkel worden gesubsidieerd indien de afwezigheid van het te vervangen personeelslid aanvangt vóór 1 juni. Het gaat hierbij om de aanvang van de globale afwezigheidsperiode van het personeelslid dat moet worden vervangen, niet om het type dienstonderbreking.
Het voorgaande betekent echter niet dat er na 1 juni geen vervanger meer zou mogen worden aangesteld. Indien de afwezigheid van de titularis vóór 1 juni is ingegaan, mag de vervanger ook nog op latere datum worden aangesteld. Uiteraard kan een vervanger enkel in dienst worden genomen indien hij op dat tijdstip van het schooljaar nog aanspraak kan maken op een salaristoelage.
Uitzondering: de voorwaarde dat de afwezigheid moet aanvangen vóór 1 juni geldt niet als het gaat om het ambt van directeur of om een omstandigheidsverlof n.a.v. de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of om verlofweken postnatale rust.
De afwezigheid moet een ononderbroken periode van 10 werkdagen omvatten.
Onder "werkdag" verstaan we:
De reden van de afwezigheid hoeft niet gedurende de hele periode dezelfde te zijn, voor zover het maar gaat om een periode van aaneensluitende afwezigheden die niet wordt onderbroken door tussenliggende kalenderdagen, zelfs niet door weekend- of vakantiedagen.
Van zodra de vereiste duur van de afwezigheidsperiode vaststaat, is voldaan aan de voorwaarde “10 werkdagen afwezigheid”. Indien de afwezigheid van een personeelslid aanvankelijk minder dan 10 werkdagen duurt, maar nadien aansluitend wordt verlengd (desgevallend met een andere soort dienstonderbreking) en aldus de vereiste duur van 10 werkdagen bereikt, is aan deze vervangingsvoorwaarde voldaan.
Opgelet: De periode van 10 werkdagen wordt per schooljaar bekeken. Een vervanger kan in september worden gesubsidieerd indien het personeelslid vanaf 1 september nog minstens 10 werkdagen afwezig is. De afwezigheidsdagen vóór 1 september worden niet meegerekend. Een uitzondering hierop vormt het bevallingsverlof dat reeds vóór 1 september was ingegaan, maar enkel op voorwaarde dat de titularis vastbenoemd is of dat ze vanaf 1 september aangesteld blijft in exact dezelfde betrekking (vak, graad, onderwijsvorm) waarin ze voor doorlopende duur was aangesteld op 31 augustus.
Indien de afwezigheid wegens ziekte van je personeelslid door de arts geattesteerd is voor een niet-onderbroken periode van minimaal 10 werkdagen, maar uiteindelijk minder dan 10 werkdagen duurt doordat de betrokkene vervroegd terug in dienst treedt (op eigen initiatief of op beslissing van de controlearts), dan blijft de vervanger gesubsidieerd tot op de laatste dag van het ingekorte ziekteverlof, zelfs indien het te vervangen personeelslid uiteindelijk minder dan 10 dagen afwezig is geweest. De subsidieerbaarheid van de vervanger komt m.a.w. niet in het gedrang door de vervroegde stopzetting van een ziekteverlof.
Bij de vervroegde stopzetting van elke andere dienstonderbreking daarentegen brengt de inkorting van de afwezigheid tot minder dan 10 opeenvolgende werkdagen met zich mee dat de vervanger vanaf de eerste dag niet meer gesubsidieerd wordt.
Beperking van de vervangingsmogelijkheid als de afwezigheid begint in de periode van 14 kalenderdagen voor (of tijdens) een korte vakantieperiode
Opgelet: deze beperking geldt echter niet:
Indien de afwezigheid van een gesubsidieerd personeelslid aanvangt in een periode van 14 kalenderdagen vóór, of tijdens de herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie, kan een vervanger pas aangesteld en gesubsidieerd worden vanaf de eerste schooldag na deze vakantieperiode. Deze beperking komt bovenop de gebruikelijke voorwaarden dat afwezigheid van de titularis moet beginnen vóór 1 juni en minstens 10 werkdagen moet duren.
Deze beperking geldt ook voor langdurige afwezigheden (bv. 15 weken bevallingsverlof, 4 maanden zorgkrediet) die aanvangen in de periode van 14 kalenderdagen voor de genoemde vakantieperiodes. Het gaat hierbij om de doorlopende afwezigheidsperiode van de titularis, niet om het type dienstonderbreking. Indien een personeelslid een eerste dienstonderbreking neemt die méér dan 14 kalenderdagen voor het begin van de genoemde vakantieperiodes aanvangt en nadien onmiddellijk aansluitend een andere dienstonderbreking neemt, loopt de afwezigheid door en kan een gesubsidieerde vervanger aangesteld worden of blijven.
Indien de interimbetrekking echter bij wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling (dus niet via een verlof voor tijdelijk andere opdracht) wordt opgenomen door een personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, dan zal deze TBS/OB’er wél worden bezoldigd, ook indien de dienstonderbreking van de titularis aanvangt in een periode van 14 kalenderdagen voor de genoemde vakantieperiodes.
In enkele gevallen moeten de drie hoger genoemde voorwaarden niet allemaal vervuld zijn, namelijk:
Indien een interimaris is aangesteld en op zijn beurt afwezig is, dan kan ook die worden vervangen indien de afwezigheid van de interimaris voldoet aan de voorwaarden die gelden voor elke vervanging.
Indien de vervanger daarentegen geen dienstonderbreking geniet, maar ontslag heeft gegeven of gekregen, hebben we niet te maken met "de vervanging van een vervanger", maar met "de aanstelling van een nieuwe vervanger". Voor de rest van de periode van afwezigheid van de titularis kan zonder twijfel een nieuwe vervanger aangesteld worden, vermits er reeds voldaan was aan de voorwaarden in hoofde van de titularis.
Een interimaris stel je steeds aan in een betrekking van hetzelfde ambt als dat van de titularis.
Uitzonderingen:
Een vervanging in een betrekking die is opgericht op basis van punten heeft geen invloed op de puntenwaarde van die betrekking: deze blijft steeds bepaald door de titularis, ook indien hij wordt vervangen door een personeelslid met een hogere salarisschaal of een ander bekwaamheidsbewijs. Dit geldt in elk geval voor de betrekkingen in het bestuurs- en onderwijzend personeel (taak- en functiedifferentiatie) en in principe ook voor de betrekkingen van het ondersteunend personeel.
Een tijdelijke vervanger in het ondersteunend personeel kan in de regel geen hoger salaris krijgen dan de titularis, ook niet indien de vervanger een hoger diplomaniveau bezit. Het schoolbestuur heeft echter wel de mogelijkheid (niet de verplichting!) om de puntenwaarde van de betrekking te verhogen in functie van het diplomaniveau van de interimaris, althans indien de school over de nodige punten beschikt. In geval van verhoging van de puntenwaarde zal de interimaris een hoger barema genieten.
Is de titularis aangesteld in het ambt van ICT-coördinator:
Een ter beschikking gesteld personeelslid dat bij wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling is aangesteld in het ondersteunend personeel, wordt steeds bezoldigd aan het barema waaraan het vastbenoemd is, zonder dat de puntenwaarde van de betrekking hoeft te worden aangepast.
Wanneer een titularis wordt vervangen door een interimaris met een lager diplomaniveau, komen er géén punten vrij: ook dan blijft de puntenwaarde van de betrekking nog steeds bepaald door de titularis:
Hierbij maken we een onderscheid tussen lesuren (contacturen) en "uren die geen lesuren zijn" zoals BPT, GOK, Seminaries, aanvangsbegeleiding enz.
Het uitgangspunt is en blijft dat een leraar die in contacturen wordt aangesteld ter vervanging van een andere leraar, wordt aangesteld in hetzelfde vak.
Gezien de schaarste op de arbeidsmarkt zal het soms onmogelijk zijn om een geschikte kandidaat te vinden die (desnoods met een "ander" bekwaamheidsbewijs) kan worden aangesteld onder dezelfde administratieve vakbenaming. In dergelijke situatie kan hetzelfde leerplan door de vervanger worden afgewerkt onder de gelijkstelling met een andere administratieve vakbenaming dan voor de titularis, althans met een van de vakbenamingen waaronder dat leerplan is goedgekeurd.
Soms gebeurt het dat er gedurende lange tijd helemaal geen kandidaat beschikbaar wordt gevonden die het leerplan kan afwerken waarvoor een titularis afwezig is. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het schoolbestuur dan beslissen om de leerlingen tijdens die periode een ander leerplan van de lessentabel van dat structuuronderdeel te laten afwerken, bv. een vak waarvoor ze nog een achterstand moeten inlopen. In deze omstandigheden wordt de vervanger niet enkel aangesteld onder een andere administratieve vakbenaming dan de titularis, maar wordt hij zelfs belast met het realiseren van een ander leerplan. Deze handelwijze wordt toegelaten door de overheid. Wel moet de gekozen administratieve vakbenaming steeds corresponderen met het leerplan dat een leraar in de feiten aanbiedt: het kan niet de bedoeling zijn om hem anciënniteit te laten opbouwen in een vak dat hij helemaal niet geeft.
De school moet er echter rekening mee houden dat het hierdoor problematisch kan worden om het leerplan af te werken van het vak waarmee de afwezige titularis is belast. Na zijn terugkeer zal hij immers niet over bijkomende lesuren beschikken om de "verloren" uren te recupereren, omdat er geen vacature zal zijn die hij bijkomend zou kunnen opnemen. Bovendien is de overheid van mening dat de schoolbesturen ook bij overmacht (bv. een tekort aan leerkrachten) verplicht zijn om de goedgekeurde leerplannen te realiseren en de eindtermen en ontwikkelingsdoelen te bereiken resp. na te streven.
Zoals gezegd zal je deze mogelijkheid slechts in uitzonderlijke omstandigheden en voor een korte periode kunnen toepassen, en al zeker niet bij de aanstelling van een vervanger voor een langere termijn.
Voor de vakken AV Exploratie, AV Expressie en AV Sociale activiteiten zijn geen bekwaamheidsbewijzen vastgelegd: hoewel deze vakken worden ingericht als lesuren (contacturen), worden ze gelijkgesteld met een ander vak in functie van het bekwaamheidsbewijs van de leraar. Voor de aanstelling van een interimaris hebben we hier dezelfde mogelijkheden als bij de aanstelling van een vervanger in een "uur dat geen lesuur is".
Bij de vervanging van een titularis die belast is met "uren die geen lesuren zijn" zoals bijzondere pedagogische taken (BPT), interne pedagogische begeleiding (IPB), klassenraad, klassendirectie, inhaalles, nascholing, GOK, taak- en functiedifferentiatie (TFD), ICT-coördinatie en dergelijke, wordt de vervanger aangesteld in dezelfde opdracht (BPT, klassendirectie, inhaalles, …). De administratieve gelijkstelling van die opdracht kan echter verschillen: de gelijkstelling met een bepaald vak gebeurt voor elke leraar afzonderlijk in functie van zijn eigen bekwaamheidsbewijs, en hoeft voor de vervanger dus niet hetzelfde te zijn als voor de titularis. Daarbij kan het niet alleen gaan om een ander vak, maar eveneens om een andere onderwijsvorm of graad.
De wijziging van graad is zelfs mogelijk bij uren die zijn gecreëerd op basis van punten (taak- en functiedifferentiatie), zonder dat dit gevolgen heeft door de puntenwaarde van de betrekking.
Wanneer een godsdienstleraar belast is met "uren die geen lesuren zijn" en daarin moet worden vervangen, zal die opdracht in principe ook voor de interimaris worden gelijkgesteld met Katholieke godsdienst. Ze kan voor de interimaris ook met een ander vak worden gelijkgesteld (dus in het ambt van leraar), doch enkel op voorwaarde dat men er zeker van is dat ook dan nog het volledige pakket godsdiensturen van de school wordt aangewend in het ambt van godsdienstleraar.
Het schoolbestuur is er niet toe verplicht om de volledige betrekking van een afwezige titularis toe te vertrouwen aan één enkele vervanger, althans voor zover ze het recht op aanstelling respecteert dat personeelsleden kunnen doen gelden op deze niet-vacante betrekking, te weten het recht op reaffectatie/wedertewerkstelling of op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.
Het voornemen om een betrekking van leraar, godsdienstleraar, opvoeder of administratief medewerker op te splitsen mag echter geen afbreuk doen aan het voorrangsrecht van personeelsleden met recht op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.
Een leraar heeft een opdracht van 20/20 AV Wiskunde, samengesteld uit twee pakketten van 6 uur en één van 8 uur per week. In de scholengemeenschap is er een leraar met recht op TADD die nog maar een opdracht van 18/20 heeft en geen overwerk wenst te presteren. Het schoolbestuur is er niet toe verplicht om aan deze voorrangsgerechtigde slechts 2 uur van deze pakketten aan te bieden: het voorrangsrecht van de TADD'ers mag niet leiden tot een pedagogisch onverantwoorde opsplitsing van de opdracht.
De aanstelling van een vervanger eindigt:
Meer informatie hierover is terug te vinden op onze webpagina “Einde aanstelling en ontslag”, beëindiging van een TABD-aanstelling.
Over de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden vind je meer informatie op onze webpagina "Salaris en vergoedingen".
Bepaalde softwarepakketten stellen standaard een einddatum voor in de arbeidsovereenkomst van tijdelijke personeelsleden. Het is ten stelligste aan te raden deze einddatum te verwijderen uit het contract. Bij een interim-opdracht is het immers nooit uit te sluiten dat de titularis opnieuw in dienst treedt op een latere of zelfs op een vroegere datum dan voorzien. En indien je een aanstelling in vacante uren zou laten eindigen op 30 juni, kan geen aanwezigheid op de deliberatie of andere vakantieprestatie worden geëist, aangezien de betrokkene op dat moment geen personeelslid meer is. De beëindiging van de aanstelling volgt steeds uit de bepalingen van het decreet Rechtspositie, dat één geheel uitmaakt met de arbeidsovereenkomst volgens de modellen die Katholiek Onderwijs Vlaanderen daarvoor aanreikt.
Bij de elektronische opdrachtmelding RL-1 moet de einddatum wel worden vermeld, doch enkel in functie van de bezoldiging van het personeelslid. Het stopzetten van de salarisuitbetaling valt echter niet steeds samen met het einde van de juridische band tussen schoolbestuur en personeelslid.
Het dóórlopen van de bezoldiging van een tijdelijk personeelslid in een weekend of korte vakantieperiode tussen twee verschillende aanstellingsperiodes betekent niet dat het personeelslid in die tussenliggende dagen dienstanciënniteit opbouwt. Weekends en korte vakantieperiodes worden enkel meegerekend indien zij vallen in de aanstellingsperiode.
Elke beëindiging van de aanstelling van de vervanger moet expliciet gemeld worden aan het werkstation met een RL-4; de melding dat de titularis opnieuw in actieve dienst treedt, volstaat hiervoor niet. Indien het einde van de aanstelling van de vervanger niet wordt meegedeeld, zou de administratie kunnen concluderen dat er een aantal uren-leraar te veel zijn ingericht, en zal ze de salaristoelagen daarvoor terugvorderen.