Algemeen

In de vorige fase (zie fase 1: verhoogde zorg) zochten jij en je collega’s binnen de gewone werking en omkadering van de school naar een geschikte aanpak voor leerlingen voor wie de brede basiszorg niet meer volstond. Je betrok daar mogelijk ook het CLB bij.
De school stelt vast dat voor een aantal leerlingen deze verhoogde zorg niet volstaat. De voorziene redelijke aanpassingen (waaronder ReDiCoDis) zijn evenwel uitgeput. Er is met andere woorden nood aan bijkomende inzichten in de onderwijsbehoeften en ondersteuningsnoden, om de leerling beter te kunnen begeleiden. De Cel leerlingenbegeleiding heeft in dit onderzoek/traject een actieve rol gespeeld door gericht te zoeken naar een passende begeleidingsaanpak. Veel scholen noteren de concrete afspraken in een document, dat ze digitaal of op papier bewaren. In Katholiek Onderwijs Vlaanderen noemen we dit een begeleidingsplan. Dit begeleidingsplan is een middel om relevante informatie te bundelen over de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van een leerling en de afspraken over de toepassing van de redelijke aanpassingen. Het begeleidingsplan moet de praktijk ondersteunen.

Het begeleidingsplan maakt deel uit van het leerlingendossier.

Zowel jouw school als de ouders of de leerling zelf kunnen signaleren aan het CLB dat de huidige maatregelen niet volstaan. Relevante informatie en voorafgaande acties van jou en je collega’s in de fasen 0 en 1 vormen de basis om op verder te werken.

Het CLB treedt tijdens fase 2 meer op het voorplan. Het kan de indruk wekken dat jij als leraar aan de zijlijn gaat staan. Dat is uitdrukkelijk niet het geval!

Max, de leerling in ons voorbeeld, blijft tenslotte bij jou in de klas les volgen. De maatregelen van fasen 0 en 1, die de klassenraad en leerlingenbegeleiding voor Max toepassen, blijven dan ook gewoon gelden (zowel in de lessen, bij toetsen en examens als op stage). Ook op stage geldt immers het grondwettelijk recht op redelijke aanpassingen!

Concreet werkt de school op een handelingsgerichte manier verder (bv. aan de hand van de M-cirkel), terwijl het CLB beter zicht probeert te krijgen op het functioneren van Max binnen de klascontext, met als doel samen met alle betrokkenen het aanbod beter af te stemmen op de onderwijsbehoeften van Max.

  • Zo zal het CLB extra elementen proberen te detecteren in de beeldvorming, die het leerkrachtenteam info geeft over de barrières die Max ondervindt om een leer- of participatiedoel te bereiken.
  • Er kunnen aanvullingen geformuleerd worden met betrekking tot de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van Max, zodat de leerkrachten verder aan de slag kunnen met een meer passende aanpak.
  • Daarnaast worden de bestaande redelijke aanpassingen bijgestuurd of uitgebreid in functie van de mogelijkheden van Max binnen het gemeenschappelijk curriculum en zijn verdere schoolloopbaan.

Om de klassenraad en de individuele leerling te helpen, wordt een handelingsgericht diagnostisch traject (HGD-traject) opgestart. Alle betrokken partijen lopen een proces van gesprekken, onderzoeken, observaties … wat uiteindelijk uitmondt in handelingsgerichte adviezen.

Naast concrete tips, een mogelijke diagnose of externe doorverwijzing kan een GC-, IAC- of OV4-verslag worden opgemaakt. Met een GC-, IAC- of OV4-verslag doet de school een aanmelding bij het leersteuncentrum waarbij de school is aangesloten. Op basis van de leersteunvraag en de leervraag van de school wordt leersteun opgestart.

Na een participerende observatie in de klas en/of een observatie op stage volgt een afstemmingsgesprek met alle betrokkenen. De ervaringsdeskundigheid van de ouders, de input van Max en de adviezen van het CLB zijn richtinggevend om samen met de leerondersteuner handelingsgericht aan de slag te gaan. De daaropvolgende gezamenlijke acties worden tussentijds geëvalueerd en waar aangewezen bijgesteld of verfijnd. De leersteun is flexibel en wordt aangeboden zo lang als nodig. De leersteun wordt ‘on hold’ gezet als Max en zijn leerkracht(en) verder kunnen met het onderwijsleerproces en met de participatie aan het klas- en schoolgebeuren.

Een mogelijk bijkomend spoor in fase 2 is de uitbouw van een netwerk van externe partners zoals een logopedist, kinesist, psychiater, ergotherapeut, observatiecentrum … Waar externen nodig zijn om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling, zal het CLB vanuit haar draaischijffunctie leerlingen en ouders ondersteunen bij een doorverwijzing en dit waar nodig ook verder opvolgen.

  • Deze externe partners kunnen adviezen formuleren voor de leerkracht(en) en kunnen buiten de school met de leerling werken aan competenties die direct of indirect het onderwijsleerproces en de participatie mogelijk maken (bv. een auticoach). 
  • Ook de versterking van de thuiscontext kan van belang zijn waarbij het CLB opnieuw als draaischijf functioneert om experten te betrekken of om alternatieve ondersteuning voor ouders en/of leerling te vinden (bv. positieve heroriëntering, contextbegeleiding …).

We moedigen altijd een goede communicatie aan tussen de school, de thuiscontext, het CLB en externe partners over het leren en participeren aan het schoolleven.

Het is goed om weten dat je tijdens het handelingsgericht diagnostisch traject (HGD-traject) van het CLB bij de verschillende stappen wordt betrokken, rechtstreeks of via de Cel leerlingenbegeleiding. Het doorlopen van een HGD-traject vraagt tijd van de CLB-medewerker(s). Daarnaast vallen de genomen acties onder het beroepsgeheim van het CLB. Het zal dus afhangen van de toestemming van de leerling en zijn ouders in welke mate informatie mag doorstromen naar de school. Het is belangrijk dat school en CLB voortdurend in afstemming blijven met elkaar.

Meer informatie over de samenwerkingsafspraken tussen school en CLB kun je nalezen in de mededeling “Toelichting leidraad samenwerkingsafspraken school-CLB”.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio