De inhoud van een niet-taalvak of een niet-talige activiteit, denkhandelingen en taalontwikkeling zijn met elkaar verbonden.
In het proces van leren en onderwijzen speelt taal een belangrijke rol. De leraar probeert om de inhoud bij de lerende tot leven te laten komen. Hij zal daar heel vaak taal bij gebruiken.
De lerende verwerkt de input en zal op zijn beurt de verwerking vaak talig uiten naar leraren of medelerenden toe. Op die manier krijg je een interactief proces tussen (1) lerenden onderling, (2° tussen leraar en lerende én (3) tussen de inhoud en de lerenden. De (vak)leraar neemt dus de inhoud als vertrekpunt en krijgt uiteindelijk (talige) feedback over de verwerking van de inhoud zodat hij zijn proces van onderwijzen kan bijsturen.
Leren en onderwijzen van een inhoud en taal zijn door denkhandelingen met elkaar verbonden. Die denkhandelingen zijn in leerplannen vaak talig geëxpliciteerd door werkwoorden als vergelijken, analyseren, concluderen, evalueren, reproduceren, omschrijven, ordenen … Die werkwoorden geven aan hoe een lerende kan zichtbaar maken dat hij de inhoud beheerst.
Bewust omgaan met taal zorgt ervoor dat de leerlingen alle leerplandoelen vlotter behalen.