Een goede omschrijving van spijbelen is belangrijk omdat het de aanpak door de school zal bepalen. Spijbelen kan gezien worden als:
We spreken in deze tekst over leerlingen met (problematische) afwezigheden. Spijbelen betreft dan afwezigheden op school terwijl de leerling er eigenlijk wel moest zijn. Dit valt niet volledig samen met het al dan niet gewettigd zijn van een afwezigheid.
Een eerste belangrijke vaststelling is dat slechts een beperkt aantal leerlingen heel vaak problematisch afwezig is. Uit rapporten blijkt elk jaar opnieuw dat het aantal leerlingen met 30 of meer B-codes op jaarbasis, iets minder is dan twee procent van de totale leerlingenpopulatie (al is er uiteraard al veel eerder sprake van een probleem).
De overgrote meerderheid van de leerlingen spijbelt nooit.
Problematische afwezigheden komen vaker voor:
Het is echter belangrijk te onthouden dat net omdat het in absolute aantallen om een kleine groep leerlingen gaat, deze kenmerken op zich niet bepalend zijn of een leerling problematisch afwezig zal zijn. Er zijn met andere woorden veel meer kwetsbare leerlingen met risicokenmerken die niet spijbelen dan leerlingen die dat wel doen.
Onderzoek heeft aangetoond dat bij een groot aantal afwezigheden de ouders minstens op de hoogte zijn. Dit bemoeilijkt uiteraard de detectie ervan door de school. Doordat een heel aantal afwezigheden door de ouders zelf gewettigd worden, geeft de registratie in het aanwezigheidsregister slechts een onvolledig beeld van het aantal afwezigheden. Heel wat gewettigde afwezigheden zullen bij nader onderzoek een onderliggende problematiek verbergen. Dit betekent dat een aanpak van spijbelen een grote alertheid van het schoolteam zal vragen, maar ook dat een nauwe samenwerking met de ouders en de omgeving noodzakelijk is.
Welke factoren zorgen er dan voor dat sommige leerlingen de stap zetten om te spijbelen? Een van de cruciale kenmerken is de mate waarin een leerling onverschillig staat tegenover zijn afwezigheid op school. Dat is niet hetzelfde als het miskennen van het belang van onderwijs. Het wijst wel op een gebrek aan binding met het schoolgebeuren en een gebrek aan schools welbevinden. Een verlies aan binding met de school en de mate waarin een leerling in zijn vriendengroep of op school contact heeft met leerlingen die spijbelen zijn twee belangrijke factoren bij de stap om effectief te spijbelen. Dat laatste heeft als gevolg dat er grote verschillen zullen zijn tussen scholen. De samenstelling van de leerlingenpopulatie heeft immers een groot versterkend effect bovenop de individuele risicokenmerken, waardoor de uitdagingen voor scholen eerder exponentieel dan lineair toenemen.
Het wijst wel op een gebrek aan binding met het schoolgebeuren en een gebrek aan schools welbevinden. Een verlies aan binding met de school en de mate waarin een leerling in zijn vriendengroep of op school contact heeft met leerlingen die spijbelen zijn twee belangrijke factoren bij de stap om effectief te spijbelen. Dat laatste heeft als gevolg dat er grote verschillen zullen zijn tussen scholen. De samenstelling van de leerlingenpopulatie heeft immers een groot versterkend effect bovenop de individuele risicokenmerken, waardoor de uitdagingen voor scholen eerder exponentieel dan lineair toenemen.
Een laatste belangrijke vaststelling is dat de frequentie van (problematische) afwezigheden niet het enige relevante element is. Toch is dat het enige criterium dat de overheid naar voren schuift bij het registreren van afwezigheden. Dit zorgt voor een spanning tussen enerzijds de administratieve verplichtingen die een school heeft met het oog op registratie en documentatie en anderzijds haar taak om snel en doeltreffend spijbelen tegen te gaan. Een nadruk op de registratie van afwezigheden, gekoppeld aan sancties, botst immers met het vertrouwen dat nodig is om informatie te krijgen die noodzakelijk is voor de begeleiding van de leerling.
Spijbelen is bijna altijd een ingebed fenomeen. Het is ten eerste nauw verbonden met een breder patroon van afwezigheden. Leerlingen die vaak ongewettigd afwezig zijn, zijn ook vaker gewettigd afwezig. De grens tussen beiden is in de praktijk vaak erg dun. Leerlingen die vaak afwezig zijn, vormen met andere woorden een risicogroep met betrekking tot spijbelen. Dit is belangrijk met het oog op het schoolbeleid.
Ten tweede is er een samenhang van spijbelen met antisociaal gedrag en verschillende vormen van normoverschrijdend gedrag. Spijbelen is dan ook een indicator voor andere problemen.
Gesprekken met leerlingen met een zware spijbelproblematiek leren dat zij onderwijs belangrijk vinden, maar school niet. Deze beperkte groep leerlingen heeft om diverse redenen moeite met de conventionele manier waarop onderwijs georganiseerd wordt en heeft nood aan een meer aangepaste en individuele begeleiding.
Uit de beschikbare onderzoeken en cijfergegevens kunnen we enkele algemene conclusies trekken met het oog op een anti-spijbelbeleid: