Naarmate de binding van een leerling met de school afneemt, wordt het voor een schoolteam ook moeilijker om hem te bereiken en te begeleiden. Het is dan ook belangrijk om als school voldoende snel te reageren bij afwezigheden met een achterliggende problematiek. Dit wordt echter bemoeilijkt door het feit dat een aanzienlijk deel van deze afwezigheden gewettigd is. Los daarvan hebben leerlingen die spijbelen een hogere kans om gewettigd afwezig te zijn. Een snelle reactie van het schoolteam vereist dan ook een goede detectie en een alerte houding bij alle afwezigheden, al dan niet gewettigd.
Het detecteren van problematische afwezigheden begint dus bij het bestuderen van alle afwezigheden. Daarbij maak je geen strikt onderscheid tussen gewettigde en ongewettigde afwezigheden. Dit is niet enkel een taak van het ondersteunend personeel.
Het schoolteam kan duidelijke afspraken maken rond de registratie en analyse van aan- en afwezigheden:
Scholen moeten ook handelen wanneer ze vermoeden dat een medisch attest een onderliggende niet-medische reden verbergt, bv. wanneer het attest zelf aangeeft dat de dokter twijfelt (dixit-attest) of wanneer het attest een reden vermeldt die niets met een medische oorsprong te maken heeft (zoals ziekte van één van de ouders, hulp in het huishouden…).
Goede afspraken zijn nodig binnen het schoolteam over hoe de verhoogde zorg wordt georganiseerd:
Veeleer dan het verzamelen van aanwezigheidsgegevens zal eerder het samenbrengen van die gegevens met de bevindingen van het schoolsecretariaat, de leerlingenbegeleider en de leraren bijkomende aandacht vragen. Scholen die erin slagen al deze informatie tot een geheel te integreren en het overzicht te bewaren, zullen veel efficiënter en effectiever kunnen reageren op de eerste signalen.
Spijbelgedrag kan niet los van zijn context beschouwd worden. Het is een mogelijke uitingsvorm van onderliggende problemen en kan dus een signaalfunctie hebben. Het is dan ook belangrijk dat de klassenraad en de cel leerlingenbegeleiding signalen van (problematische) afwezigheden doorkrijgen, zodat zij op tijd een begeleidingsvoorstel kunnen uitwerken. Daarbij is de klassenraad extra alert voor leerlingen die een verhoogd risico op spijbelen lopen, bv. wegens eerdere problematische afwezigheden, veel schoolveranderingen …
Wanneer een leerling na een langere afwezigheid terug naar school komt, zal de klassenraad voldoende ondersteuning bieden bij het opnieuw aansluiten bij de klasgroep en het inhalen van de leerstof. Praktische afspraken en positieve feedback zullen hem helpen om vol te houden.
Voor leerlingen die vanwege angststoornissen afwezig blijven op school, zal een specifieke aanpak noodzakelijk zijn. Het gaat dan om leerlingen die lichamelijke en emotionele klachten hebben bij het vooruitzicht naar school te gaan en vaak met medeweten van de ouders thuisblijven. In enkele Nederlandse scholen begeleiden ze leerlingen met dit soort angststoornissen in een aparte huiskamergroep. Interventies zijn onder meer:
Om adequaat te kunnen reageren op spijbelen is een goede informatiedoorstroming noodzakelijk. De personeelsleden van de school spelen hierbij een cruciale rol. Zij blijven immers de centrale contactpersoon tussen de leerling en de school. Het is de leraar die veel tijd doorbrengt met de leerling en hem vaak het best kent. Hij kan een vertrouwensband opbouwen en signalen snel en eenvoudig oppikken.
De centrale rol van de leraar kadert in een breed zorgbeleid waarin de zorg voor leerlingen een verantwoordelijkheid is van het volledige schoolteam in plaats van enkele specialisten. De begeleiding van leerlingen begint in de klas. Elke leraar is dan ook verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerlingen aan wie hij lesgeeft.
In het kader van het voorkomen van spijbelen kan het gaan om:
Ook de leden van het ondersteunend personeel zijn een belangrijke actor bij de begeleiding van leerlingen. Onder meer door hun toezicht op de speelplaats en via contacten met ouders kunnen zij zaken signaleren die in de klas niet altijd zichtbaar zijn. Op die manier beschikken zij vaak over betekenisvolle informatie voor de begeleiding van een leerling die zij kunnen doorspelen aan de andere leden van het schoolteam.
De personeelsleden van de school hebben dus vaak een grote invloed op leerlingen om het op school vol te houden. Een leraar die zegt tegen een leerling die de vorige les afwezig was ‘ik heb je vorige keer gemist’, is om verschillende redenen waarschijnlijk effectiever dan welke administratieve opvolging ook. Dat eenvoudige zinnetje vat immers de essentie van binding.
Een beleid dat spijbelen wil voorkomen, heeft daarbij de hulp nodig van de ouders. Bij de begeleiding is het belangrijk om aandacht te hebben voor de wisselwerking tussen de leerling en zijn context. Vanuit hun specifieke rol als ervaringsdeskundige kunnen ouders steeds een meerwaarde bieden. Zij kennen hun kind het beste en hebben vaak al signalen opgevangen van onderliggende problemen of zijn zelfs op de hoogte van de afwezigheden. Het is dan ook belangrijk dat zij zo snel mogelijk door het schoolteam gecontacteerd worden.
Goede communicatie vormt de basis van een hoge ouderbetrokkenheid en verloopt steeds in twee richtingen. Het is belangrijk dat ouders van bij de start van het schooljaar geïnformeerd worden over de visie van de school op afwezig zijn, de afspraken over het wettigen van afwezigheden, hoe en waar afwezigheden gemeld moeten worden…
Daarnaast kan de school ouders ook geregeld een overzicht bezorgen van alle afwezigheden van hun kind. Zo kan een spijbelende leerling school en ouders niet tegen elkaar uitspelen. Hij voelt dat er communicatie is vanuit alle betrokkenen. Ouderbetrokkenheid verhogen is niet evident. Maar laat ouders al zeker naar school komen om het rapport van hun kind op te halen. Wie niet reageert, contacteer je best. Wanneer er totaal geen reactie van de ouders komt, is dit soms een betere indicator om het CLB in te schakelen dan het aantal B-codes.
Door van bij het begin van het schooljaar hierin te investeren, is het makkelijker om kort op de bal te spelen en de ouders snel te informeren. Extra aandacht voor ouders die zelf geen contact opnemen met de school en voor het opbouwen van een goede band vooraf, kan voorkomen dat ouders voor het eerst op school komen bij problemen. Op die manier verlaagt de school ook de drempel voor de ouders om zelf de stap naar de school te zetten. Om de begeleiding van de leerling en de band met de ouders maximale kansen te geven, zal in eerste instantie zo weinig mogelijk sprake zijn van sancties.
Net vanwege de grote rol van ouders, zouden schoolteams kunnen overwegen om afspraken over het bijwonen van de lessen zowel met hen als met de leerling zelf vast te leggen. Ouders en leerlingen verbinden zich er dan toe dat de leerling gedurende een bepaalde periode de lessen zal bijwonen. Tijdens die periode zal hij intensief opgevolgd worden door iemand van het schoolteam. Het gaat om een nieuwe start waarbij niet meer wordt teruggekeerd op wat vooraf is gebeurd, maar waarbij wel duidelijke sancties kunnen verbonden worden aan het niet nakomen van de afspraken. Een schoolteam hoeft deze maatregel niet te koppelen aan een bepaald aantal afwezigheden, maar kan hem toepassen wanneer het zelf de noodzaak ertoe ervaart.
Buiten de school zijn er naast de ouders nog heel wat personen en instellingen die kunnen helpen om onterechte afwezigheden op het spoor te komen. De uitwisseling van informatie met externe betrokkenen kan helpen om tot een efficiënte diagnose en geïntegreerde aanpak te komen:
Samenwerking met externe partners is noodzakelijk. Om leerlingen die afstevenen op een breuk met de school doelmatig te begeleiden, is het echter zaak om de band met de school net te versterken. Het is dan ook niet de bedoeling dat de begeleiding volledig door de externe partners wordt overgenomen, maar dat zij hun expertise naar de scholen brengen. Dit stelt scholen in staat om het eigenaarschap en het perspectief van de re-integratie op school te behouden.
Het sleutelbegrip voor een efficiënte preventie en begeleiding, is communicatie. In het kader van een brede basiszorg is een vlotte communicatie, zowel intern als extern, het vertrekpunt van een goed beleid binnen elke organisatie. Het is dan ook volledig ingebed in het stappenplan.
Op intern vlak is het schoolteam, dat dagelijks met de leerlingen omgaat, een zeer belangrijke factor in de vroegtijdige detectie van gedrag van de leerling dat aanleiding kan geven tot afwezigheden. Zij merken op wanneer een leerling nood heeft aan verhoogde zorg. Het is belangrijk dat die signalen van de leerlingen op een of andere wijze bij de personen belanden die betrokken zijn bij de leerlingbegeleiding op de school. Een gesprek met de leerling en zijn ouders kan dan al aan de orde zijn.
In een systematisch en gestructureerd overleg met het CLB kunnen de problemen verder geanalyseerd en aangepakt worden. Indien nodig zet men de stap naar een uitbreiding van zorg en betrekt men er externe partners bij.
Een vlotte communicatie vereist een consensus binnen het schoolteam over de visie op spijbelen. Vanuit een gedeelde visie zullen acties voor de preventie en de aanpak van spijbelen structureel ingebed worden in het globale schoolbeleid. De spijbelkijkwijzer kan hierbij een handig hulpmiddel zijn. Specifieke acties zullen steeds geïntegreerd zijn in de schoolcultuur.
Tracht inzicht te krijgen in de oorzaak/het gevolg van de als problematisch geregistreerde afwezigheid. Dat kan gebeuren door samen met het CLB en de leerlingenbegeleider een gesprek te hebben met de leerling en/of zijn ouders en aan de hand van gegevens van het leerlingendossier. Het is belangrijk dat je voldoende breed kijkt en rekening houdt met mogelijke oorzaken van een spijbelproblematiek (schoolmoeheid, thuissituatie…). De focus ligt op de noden van de leerling.
Daarnaast is het belangrijk om ook oog te hebben voor volgende wetenschappelijke vaststellingen:
Het schoolteam zet een begeleidingsactie op en vult het leerlingendossier aan.
Overleg met de klastitularis, de begeleidende klassenraad, de leerlingenbegeleider(s)… om relevante informatie in te winnen. Schakel indien nodig de cel leerlingenbegeleiding in. Welke stappen heeft de begeleidende klassenraad al gezet voor de leerling? Welke effect hebben deze stappen gehad?
Vraag eventueel bij het CLB informatie op over de schoolloopbaan en andere relevante gegevens van de leerling.
Het schoolteam zet gezamenlijk een begeleidingsactie op en vult het leerlingendossier aan.
Schakel het CLB snel genoeg in, maar zeker wanneer de 5 halve dagen B-code overschreden worden.
Organiseer samen met het CLB in een context van gedeelde verantwoordelijkheid gestructureerd overleg met de betrokken en relevante partijen binnen de school.
Evalueer de begeleidingsacties tot nu toe. Bekijk welk effect ze hadden. Hoe werden ze ervaren door de leerling en zijn ouders.
Contacteer opnieuw de ouders en de leerling en bekijk wat er nodig is om de leerling terug naar school te krijgen.
Het schoolteam zet gezamenlijk een begeleidingsactie op en vult het leerlingendossier aan.
Doe samen met het CLB in gezamenlijk overleg en gedeelde verantwoordelijkheid een beroep op professionele hulp buiten het onderwijs wanneer een specifieke of intensieve begeleiding nodig blijkt die de begeleiding van school en CLB overstijgt. Het CLB heeft hier een draaischijffunctie.
Het schoolteam zet gezamenlijk een begeleidingsactie op en vult het leerlingendossier aan.
In overleg met het CLB kan de school ervoor kiezen om zorgwekkende dossiers, waarbij elke vorm van vrijwillige begeleiding uitgeput is en waarbij er sprake is van manifeste onkunde bij de ouders en/of de leerling, op te sturen naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Dat kan enkel voor leerlingen die ten minste nog één schooljaar leerplichtig zijn. De dossiers waarbij na overleg met de school of het CLB geen vooruitgang werd vastgesteld, worden door het ministerie overgemaakt aan de parketten. Dat beslist op zijn beurt of het het dossier overmaakt aan de procureur.
Bij leerlingen die, ondanks duidelijke begeleidingsinspanningen van de school, toch problematisch afwezig blijven of zelfs spoorloos zijn, kan een uitschrijving onvermijdelijk blijken. Een school kan enkel van deze mogelijkheid gebruik maken als dit is opgenomen in het schoolreglement. In voorkomend geval verstuurt de school het best eerst een aangetekende brief naar de leerling (en ouders) waarin zij uitgenodigd worden voor een gesprek n.a.v. het veelvuldig spijbelen. Daagt men niet op of reageert men niet, dan kan men tot de uitschrijving overgaan. Daagt de betrokken leerling wel op, dan kunnen afspraken over de aanwezigheid op school samen met de leerling en zijn ouders in een begeleidingsovereenkomst vastgelegd worden.