Probeer het eens uit: nieuwe kansen
Iedere dag van de week bieden we een vaste rubriek aan. Maandag een gebed, dinsdag een (bijbel)verhaal, woensdag een beeldmeditatie/kunstwerk, donderdag een inspiratiemoment over Broederlijk Delen, vrijdag link je naar een doemoment. Voor Aswoensdag en de Goede Week voorzien we extra materiaal.
Pasen gebeurt
waar stenen worden weggerold
en mensen elkaar helpen.
Pasen gebeurt
waar stenen worden weggerold
en mensen elkaar troosten.
Pasen gebeurt
waar stenen worden weggerold
en mensen elkaar vergeven.
Pasen gebeurt
waar stenen worden weggerold
en mensen elkaar nieuwe kansen geven.
Pasen gebeurt.
Pasen kleurt!
Als ik eerlijk naar mezelf kijk,
breng ik nieuw leven.
Als ik een fout weer goed maak,
breng ik nieuw leven.
Als ik ‘dank u’ zeg,
breng ik nieuw leven.
Als ik een vriendje help,
breng ik nieuw leven.
Als ik een blij lied zing,
breng ik nieuw leven.
Als ik een boterham deel,
breng ik nieuw leven.
Als ik een woord van troost zeg,
breng ik nieuw leven.
Als ik een kaartje schrijf,
breng ik nieuw leven.
Als ik de zon tussen de wolken kleur,
breng ik nieuw leven.
Als ik verder kijk,
breng ik nieuw leven.
Om Gods droom waar te maken,
moeten we ons blijven inzetten
en niet op het kleine letten.
Dat lukt niet altijd best.
We willen steeds het grootste,
het meeste, het mooiste …
We zien enkel onszelf
en vergeten de rest.
Laten we elkaar helpen om weer
om te keren en het anders te proberen.
Om Gods droom waar te maken,
moeten we verder kijken
dan onze neus lang is.
Soms zien we het helemaal mis.
Enkel onze mening telt en is goed.
We houden geen rekening
met wat een ander wil of doet.
Laten we elkaar helpen om weer
om te keren en het anders te proberen.
Om Gods droom waar te maken,
moeten we zoeken en kijken waar het beter kan.
Soms geven we vlug op
en houden we ons niet aan het plan.
We knoeien maar wat en maken er niets van.
Laten we elkaar helpen om weer
om te keren en het anders te proberen.
Goede God,
Jezus was een moedig man.
Hij gaf nooit op.
Altijd had Hij een plan.
Leer ons net zoals Jezus
steeds te zoeken naar
nieuwe kansen en nieuwe wegen.
Zorg dat we bij een tegenslag
de zon weer zien na de regen.
Geef ons kracht op onze tocht
en blijf ons dicht nabij.
Laten we samen proberen.
Het lukt ons wel zij aan zij.
Amen.
Goede God,
Jij geeft ons telkens
nieuwe kansen om naar U
en naar elkaar toe te groeien.
Wij bidden U,
zorg dat we blijven werken
aan vrede en vreugde.
Dit was ook de kracht van Jezus,
de rode draad in Zijn leven.
Hij heeft het goede voorbeeld gegeven.
Amen.
Wij willen U vergeving vragen
voor onze scherpe kantjes.
Een kwaad woord is snel gezegd.
Help ons nieuwe kansen
met beide handen te ontvangen
en help ons groeien in het goede.
Amen.
Jezus bracht een bezoek aan de stad Jericho. Het was er erg druk. Heel wat mensen hadden gehoord dat Jezus naar de stad zou komen en waren erg nieuwsgierig. Ze gingen langs de kant van de weg staan om Jezus op te wachten. Ook Zacheüs, een rijke tollenaar wilde Jezus zien. Zacheüs was klein van gestalte en kon niet over de hoofden van de vele mensen kijken. Hij probeerde zich door de menigte naar voor te duwen, maar de mensen lieten hem niet door. Zacheüs was niet graag gezien. Hij vroeg te veel geld en stopte een deel in eigen zak. Hij was een bedrieger en niemand vond hem aardig. Zacheüs gaf niet op en bedacht een plannetje. Aan de rand van de weg zag hij een vijgenboom staan. Zacheüs aarzelde niet en klom in de boom. Hij schoof wat bladeren opzij en kon Jezus nu heel goed zien. Toen Jezus bij de boom kwam, keek Hij naar boven en zei: Zacheüs, kom vlug naar beneden want vandaag wil ik met jou praten. Zacheüs kon zijn geluk niet op.
Hij kwam meteen uit de boom en was ontzettend blij met het bezoek van Jezus. Zacheüs kreeg nooit bezoek. De mensen schrokken en begrepen niet hoe Jezus met deze bedrieger aan tafel wou zitten. Zacheüs besefte dat hij niet correct handelde en beloofde zijn leven om te keren. Hij liet de mensen niet meer te veel betalen en gaf de helft van zijn rijkdom aan de armen. Iedereen die ooit te veel had betaald, gaf hij zijn geld viervoudig terug. Jezus was heel tevreden. Hij wist dat het belangrijk was om Zacheüs niet over het hoofd te zien. Jezus keek nog eens om en zag dat het goed was.
Het mooiste dat je kan geven,
is een nieuwe kans.
Het mooiste dat je kan krijgen,
is een nieuwe kans.
Zacheüs kreeg een nieuwe kans.
Hij keerde zijn leven om.
Door te delen leren we onszelf en (de) andere(n) beter kennen. Zo ontdekken we dat we meer met elkaar delen dan we denken. We koesteren dezelfde droom, hebben dezelfde interesses, delen dezelfde vrienden, karaktertrekken of … Dat schept een band en zorgt voor wederzijds respect. Door te delen, groeien we als mens. Ons zelfvertrouwen neemt toe. We ervaren dat we (er) niet alleen (voor) staan. Ter illustratie: We delen meer dan we denken © Groen.
Misschien kan je deze methodiek ook even zelf uitproberen?
Of geeft dit fragment aanleiding tot een klasgesprek:
Heeft dit filmpje jou verrast? Waarom (niet)?
Wat zag je aan de gezichten van de mensen toen bleek dat ze iets met elkaar deelden?
Hoe denk je dat ze zich voelden toen ze iets deelden met een ander?
Delen jullie iets met de mensen uit het filmpje?
Hoe voel je je bij wat je net hebt gezien?
Heb je iets uit het filmpje geleerd?
Uit: Een jaar vol kleuren – Kolet Janssen
‘Pieter!’ riep mama streng, net toen hij de keuken uitglipte. ‘Je vergeet de tafel af te ruimen!’
Pieter kwam weer binnen en sloeg de deur nijdig achter zich dicht.
‘Ik ben hier altijd de zondebok’, zei hij. ‘Waarom kan Sara de tafel niet afruimen?’
‘Omdat Sara de tafel gedekt heeft’, zei mama onverbiddelijk. ‘Dus is het nu jouw beurt.’
Pieter stapelde met een lang gezicht de borden op elkaar.
‘Wat is eigenlijk een zondebok?’ vroeg Sara. ‘Het is zo’n raar woord.’
‘De joden joegen vroeger één keer per jaar een bok de woestijn in. Al hun zonden stuurden ze met hem mee. Zo konden ze met een schone lei opnieuw beginnen’, legde papa uit.
‘Lekker makkelijk’, meende Sara. ‘Dan waren ze er mooi vanaf.’
‘Bij de biecht gaat het toch ook zo’, zei Pieter, terwijl hij de messen in de spoelbak legde. ‘Je vertelt je zonden aan de priester en hupsakee, ze zijn weg.’
‘Hola’, lachte mama. ‘Je slaat wel hier en daar iets over. Eerst en vooral is het niet zo gemakkelijk om je zonden echt uit te spreken. Liefst van al wil je die zo snel mogelijk vergeten. Je moet willen toegeven dat het fout was en dat je er spijt van hebt.’
‘Maar wat is dan precies een zonde?’ vroeg Pieter. ‘Is alles wat je fout doet een zonde?’
‘Natuurlijk niet’, zei mama. ‘Als je een fout maakt in je huiswerk, is dat een vergissing. Of als je een glas omgooit aan tafel is dat een ongelukje. Dat is geen zonde.’
‘Waarom worden jullie er dan toch boos om?’ wilde Sara weten.
Papa keek verontwaardigd op. ‘Omdat ons geduld wel eens opraakt!’ riep hij uit.
‘En dat is dan eigenlijk een zonde’, zei Pieter triomfantelijk.
‘Een beetje wel’, gaf mama toe. ‘Diep in je hart weet je meestal wel wanneer iets een zonde is. Als je na afloop zegt: dat was niet goed. Ik ben niet eerlijk geweest, tegenover anderen of tegenover mezelf. Als ik echt probeer te leven zoals Jezus, moet ik anderen niet zo behandelen.’
‘Je geweten helpt je om daarover na te denken’, vulde papa aan.
‘Weet je dan alleen maar achteraf wanneer iets een zonde is?’ vroeg Sara. ‘Kun je je geweten niet ook gebruiken voordat je iets gaat doen?’
‘Jawel, dat gebeurt ook’, zei papa. ‘Als je bijvoorbeeld een moeilijke beslissing moet nemen. Dan helpt je geweten je af te wegen wat goed en wat kwaad is.’
Sara knikte. ‘Toen wij op bosklas in kamertjes van vier mochten slapen, wilde niemand Selien erbij, omdat ze pas nieuw was in de klas en zo raar deed. Dat vond ik heel moeilijk. Ik wist heel goed wat ik eigenlijk moest doen, maar tegelijk had ik er helemaal geen zin in.’
‘Wat heb je toen gedaan?’ wilde Pieter weten. ‘Niets, ik was te laat’, antwoordde Sara. ‘Anja haalde Selien in haar groepje. En achteraf viel het erg mee: Selien bleek veel leuker dan we gedacht hadden.’
‘Je hoeft je ook niet aan één stuk door schuldig te voelen’, zei papa. ‘Iedereen maakt fouten. Niemand is perfect, en dat hoeft ook niet van God. Maar toch is het goed om af en toe stil te staan bij wat niet goed was en te kijken hoe het beter kan.’
‘Dat kun je wel elke dag doen’, wierp Pieter op. Hij had er zo te zien niet echt zin in.
‘Voor jezelf kun je het natuurlijk zo vaak doen als je wilt’, zei mama. ‘Maar in de kerk worden de mensen twee keer per jaar echt uitgenodigd om zich te bekeren en te biechten. Dat is tijdens de advent en tijdens de vasten. Dat zijn toch al periodes waarop mensen wat meer bezig zijn met hun geloof in afwachting van Kerstmis en Pasen.’
‘Wij gaan dan meestal naar een verzoeningsviering’, zei papa. ‘Daar denken de mensen samen na over wat fout was. We luisteren naar de verhalen over Jezus en bidden God om vergeving. Wie wil, kan apart zijn zonden aan een priester gaan vertellen. Daarna gaan alle mensen in een kring staan en legt de priester ons één voor één de handen op. In naam van God vergeeft hij onze zonden.’
‘Dus de biechtstoel, met dat rare gordijntje, wordt niet meer gebruikt?’ vroeg Sara.
‘Als iemand dat wil, kan het nog wel natuurlijk, zei mama. ‘Sommige oude mensen zijn het altijd zo gewoon geweest en blijven het dus liefst zo doen. Maar veel mensen hebben liever een gewoon gesprekje met een priester.
‘Waarom moet je het per se aan een priester vertellen?’ drong Pieter aan. ‘Is het niet genoeg als je het zelf inziet en er spijt van hebt?’
‘Het helpt echt om het uit te spreken’, vertelde mama. ‘Achteraf voel je dan een grote opluchting. Je bent het allemaal kwijt. Je hoeft er niet over te blijven piekeren. In de priester ontmoet je heel duidelijk het begrip en de oneindige vergevingsgezindheid van God. En een priester praat nooit over wat hij gehoord heeft. Dat heet het biechtgeheim.’
‘Ik blijf het toch een beetje eng vinden’, hield Sara vol. ‘Dat is het ook’, gaf mama toe. ‘Maar je moet het gewoon eens proberen. Dan zul je merken hoeveel goed het je doet. Hoe je God dichtbij voelt door dat mee te maken. Hoe je sterk wordt erdoor en beter gaat zien wat God van je wil.’
‘De priester vraagt je soms ook om iets te doen als boete’, zei papa. ‘Om het een beetje goed te maken als dat kan. Of om je er extra aan te helpen denken om die fout niet nog eens te maken. Bijvoorbeeld iets voor iemand doen als je te veel alleen aan je eigen plezier hebt gedacht. Of iets goeds zeggen over iemand waarover je geroddeld hebt. Dat is niet altijd gemakkelijk, maar als je het doet, voel je je vaak heel blij.’
Pieter schoot in de lach. ‘Ik kan misschien alvast de tafel opnieuw dekken’, stelde hij voor. ‘We zitten hier al zo lang dat we bijna weer gaan eten. En dan doe ik meteen boete voor daarstraks.’
Mama keek geschrokken op haar horloge. ‘Help, is het al zo laat? En ik moet de strijk nog naar oma brengen. En ik heb beloofd om Greet op te bellen …’ Ze liep gejaagd de keuken uit.
Pieter keek haar hoofdschuddend na. ‘Zoveel zonden op één dag …’
Papa en Sara lachten met hem mee.
In deze veertigdagentijd denken we ook na over God. God heeft vertrouwen in het goede van mensen. Mar mensen kunnen ervoor kiezen het verkeerde te doen. God kan dat niet tegenhouden. Hij is er wel door gekwetst. Hij is tegelijkertijd geen God van wraak. Hij deelt geen straffen uit voor fouten. Je kunt tegen hem sorry zeggen en het met hem goedmaken. Hij maakt telkens weer een nieuw begin met je.
Om te doen:
We gaan nadenken over wat mis ging in ons leven.
Geef ieder kind een blaadje. Daarop beschrijft/tekent het kind een moment dat hij brokken maakte in zijn leven.
Vertel dat hetgeen er op staat verder door niemand wordt gelezen. We gaan de blaadjes verbranden.
We bedenken mogelijkheden om het weer goed te maken. Soms kan dat met de betrokken medemens(en). Soms moet je gewoon iets goeds voor een ander doen. Hier kan je verwijzen naar Broederlijk Delen en/of het project dat je met de school oppakt.
Om over te praten:
Vriendschap, vertrouwen, liefde … kunnen kapot gemaakt worden. Maar … je kan gemaakte fouten weer goed maken. Fouten kunnen knagen aan je binnenste. Het lukt lang niet altijd om fouten weer goed te maken. Soms wil de ander er (nog) niets van weten. Soms komt het nooit meer goed en blijven het in je binnenste knagen. Wat je dan kunt doen, is kijken of je iets goeds kunt doen voor andere mensen. Maar ‘sorry’ zeggen kan altijd. Wie oprecht ‘sorry’ tegen God zegt, zal geen dichte deur tegenkomen. Hij schenkt een nieuw begin.
Ritueel:
De kinderen hebben op een blaadje iets geschreven/getekend dat ze fout hebben gedaan en dat nog een beetje aan hen knaagt. Dat wat er op staat, hoeven ze niet te vertellen (maar ze kunnen wel iemand opzoeken die ze vertrouwen).
We gaan die briefjes verbranden. Het vuur verbrandt de verkeerde dingen. Ze zijn verleden tijd. Als alle briefjes in het vuur verbrand zijn, bidden we een gebed.
Om te bidden:
bij het ritueel
Goede God,
We brengen bij u al wat ons nu bezighoudt,
De fouten die we maakten en niet durven toe te geven,
De dingen waarvoor we ons schamen, de momenten dat we een ander pijn deden,
De keren dat we opzettelijk logen,
De geheimen in ons hart die ons boos en verdrietig maken.
We hebben ze opgeschreven/getekend. We hebben ze aan u verteld.
We vragen u: maak een nieuw begin met ons.
Geef ons de moed om ‘sorry’ te zeggen.
Vergeef ons wat we fout deden.
Geef ons vertrouwen in mensen om onze moeilijkste geheimen mee te delen.
Laat ons weer lachen.
Laat uw licht schijnen
In onze ogen en in ons hart.
Amen.
Om te doen:
Verbrand de briefjes in een vuurkorf. Als de briefjes verbrand zijn, geef je elk kind het brandend lichtje met de woorden: God maakt een nieuw begin met jou.
God maakt een nieuw begin met jou
Kinderen op een speelse manier laten nadenken over fouten maken, mislukken en opnieuw beginnen.
Verdeel de klas in groepjes van 4. Voorzie voor elke groep een ganzenbord, dobbelstenen, pionnen, de spelregels en de vragenkaartjes.
Door een brug over te steken kun je andere mensen bereiken, ontmoeten. Bruggen worden vaak gebouwd, uitgaande van beide zijden van een rivier. Langzaam groeien beide helften naar elkaar toe. In het midden worden de brugdelen dan aaneengevoegd. ‘In het midden’ kunnen we elkaar ontmoeten: tegenstellingen kunnen we ‘overbruggen’ door er iets tussen te bouwen.
In een herberg kun je feesten vieren. Daarbij kun je je helemaal overgeven aan de uiterlijke schijn en jezelf verliezen, vergeten waar je mee bezig was. Je kunt er ook uitrusten, tot bezinning komen, ruimte maken in je innerlijk.
De put of bron is de plaats waar we water kunnen halen. We kunnen er water putten dat leven mogelijk maakt. Maar we kunnen ook bij de opgedroogde put komen, zodat we dorst moeten lijden. Tenslotte kunnen we ook nog in de put vallen.
Soms kun je het gevoel hebben dat je in een doolhof zit. Je denkt: nu zit ik op de goede weg, maar die loopt weer dood en je moet terug om een andere weg te proberen. Je staat voor de vraag: hoe kom ik in de goede richting? Wat is de zin, het doel van mijn leven?
In de gevangenis moeten we wachten tot een ander ons komt verlossen. We hebben tijd om ons te bezinnen. Hoe staat het met onze verantwoordelijkheid, met onze vrijheid? Waar zijn we een gevangene van?
De dood staat niet aan het eind van de weg van het ganzenbord. Het is alsof het spel wil zeggen: je moet de dood tijdens het leven ontmoeten, je moet leren leven mét de dood. Als je op ‘de dood’ komt, moet je in het spel ‘opnieuw beginnen’. Het is alsof het spel ook zegt: pas op dat je niet ‘sterft’ tijdens je leven, niet ‘inslaapt’.
3.
Men voorziet in de groep verschillende (hand)spiegels:
Gesprek: (de leerkracht doet een selectie uit het aanbod)
Tegen wie praat jij soms als je alleen op je kamer bent? Wat zeg je dan?
Wat zie je als je in de spiegel kijkt? Wanneer kijk je in de spiegel?
Als je ‘s morgens moet opstaan: wat doe je dan?
Doe je dat ook als je niet naar school moet?
Waarom is er niemand zoals jij?
Kijk even in de spiegel.
De spiegel vertelt nu iets goeds voor jou? Wat zou de spiegel zeggen?
Het kind bekijkt zichzelf goed in de handspiegel en tekent zichzelf op de wandspiegel. Seffens gaan we alle tekeningen ophangen en de andere kinderen mogen raden wie wie is.
Kinderen schrijven goede dingen over zichzelf op in de handspiegel. Hierbij kunnen volgende vragen helpen:
Soms moet je iets leren wat moeilijk is. Heb je ooit gezegd: ik wil het goed kennen en doorgezet tot je het perfect kende? Ben je misschien handig? Heb je ooit iets gemaakt waar je echt trots op was of bent? Heeft ooit iemand tegen jou iets positiefs gezegd? Vertel het eens. Op welke eigenschap die je hebt, ben je trots?
Maar … soms kan het mis gaan. Kinderen schrijven dingen op over zichzelf waar het soms fout loopt rond de handspiegel. Weet je altijd precies wat je best doet? Kan je jezelf soms kwijtraken? Hoe kom je dan weer op het rechte spoor? Wie kan je daarbij helpen? Hoe kan je mooi van binnen zijn?