Uit de bijna drie uur durende bespreking (met traditioneel heel veel herhaling) die daarop volgde, haal ik kort deze punten: - de leerwinst”meting” (ook op individueel leerlingniveau) wordt (voorlopig) beperkt tot het verschil tussen het resultaat in leerjaar 4 (L4) en leerjaar 6 (L6) van de lagere school; dat was trouwens geen novum, dixit de minister, want dat was al eens gedaan met de onderzoeken PIRLS, TIMSS en SiBO (nwvr: jammer genoeg, werken enkele belangrijke linken daar niet meer); de toetsresultaten van verschillende leerlingencohortes op eenzelfde moment in de tijd met elkaar vergelijken op die bewuste ene meetschaal, dat zal inderdaad geen enkel probleem zijn, maar wat met het resultaat van elke individuele leerling op ‘moment’ L4 versus zijn resultaat op ‘moment’ L6? (op toch een ándere toets, maar wel steeds op basis van “eindtermen”, dus geen ándere, hogere onderwijsdoelen, ja toch?); zal er alleen sprake zijn van leerwinst als zijn resultaat (op diezelfde meetschaal, met alle (subjectieve) aannames die daarbij komen kijken) op ‘moment’ L6 gestegen zal zijn ten opzichte van zijn resultaat op ‘moment’ L4 en zo ja, hoeveel moet die stijging dan bedragen om ‘acceptabel/adequaat’ te zijn?; is het naïef om te denken dat er toch leerwinst kan zijn, zelfs al is het toetsresultaat hetzelfde gebleven of zelfs enigszins gedaald?; mij lijkt dat namelijk mogelijk, omdat men toch er redelijkerwijs van kan uitgaan dat in het leerproces tussen L4 en L6 sowieso heel wat nieuwe (lees: meer en ook soms meer complexe) zaken geleerd zijn; dus, hoe wordt zoiets finaal op een degelijke manier beoordeeld, met name natuurlijk ook voor de verdere opvolging, conform dit ontwerpdecreet, van én door de scholen waarin die resultaten vastgesteld worden?; en dan heb ik het nog niet gehad over zoiets complexers als schrijfvaardigheid, waarover de minister et al. zedig zwijgen…; P.S. over het probleem dat de eindtermen voor het lager onderwijs pas gelden aan het eind van L6 en de vraag waarop de toets van L4 dan gebaseerd zou zijn, zei minister Weyts dat het universitaire Steunpunt Centrale Toetsen o.b.v. leerplannen een voorstel gedaan had aan de bestaande stuurgroep voor de Vlaamse toetsen, dat in consensus daar aanvaard was, aldus de minister;
- de bekende kwestie van “low stakes” versus “high stakes” kwam bij meerdere interveniënten aan bod, maar bij mijn weten kwam één interessant, daarmee verband houdend punt alleen bij Jan Laeremans aan bod: de motivatie van leerlingen om deel te nemen aan de Vlaamse toetsen; ik erken dat het “al of niet laten meetellen van de scores” bij de individuele evaluatie van een leerling een belangrijke impact zal hebben op die motivatie, maar ik zou dit punt nog wat breder willen opentrekken naar de algemene mentaliteit waarmee leerlingen in hun concrete schoolcontext en op hun concrete leeftijd zullen deelnemen aan toetsen waarvoor ze niet kunnen studeren; ik kan me voorstellen dat, zelfs al tellen die toetsresultaten maar beperkt mee, in sommige scholen leerlingen erg gemotiveerd en elders minder tot niet gemotiveerd aan hun Vlaamse toetsen zullen deelnemen; en wat dan…?;
- weliswaar zonder expliciet zijn naam te noemen, meende ik interveniënt Elisabeth Meuleman in haar algemene, kritische houding ten aanzien van centrale toetsen dezelfde argumenten te horen vertolken als professor Ides Nicaise in een artikel in Gids op maatschappelijk gebied; waarmee overigens ook de latere uitspraak van interveniënt Jean-Jacques De Gucht tegengesproken kan worden, als zouden centrale toetsen zomaar “een sociale maatregel bij uitstek” zijn; die zaak blijkt bij Nicaise alleszins een heel stuk genuanceerder te zijn;
- over de hele onderneming en wat die allemaal precies zal betekenen voor alle mogelijke betrokkenen (nwvr: veel daarvan is momenteel nog onduidelijk), daarover gingen de minister en zijn partijgenoten wel heel licht heen, zo vonden andere interveniënten; het was ook mijn indruk en ik vraag me af hoe groot, ondanks de beloofde, zorgvuldige, constructieve informatiecampagne naar en ondersteuning van het onderwijsveld, het finale draagvlak voor deze Vlaamse toetsen daar zal zijn; aan het eind van de bespreking riep interveniënt Koen Daniëls wie zich later zou onthouden op om toch óók hun (gedeeltelijk) positieve stem als signaal naar het onderwijsveld te laten klinken;
- het viel me op dat ook hij, misschien zelfs voor het eerst, begrip had voor de methodologische opmerkingen inzake de door hem tot nog toe toch immer cruciaal bevonden leerwinst; hij vond daarvoor wel soelaas in het zgn. LiSO-onderzoek van professor Jan Van Damme et al.; dat dat type van longitudinaal onderzoek dienstig kan zijn voor de toekomst van de Vlaamse toetsen, durf ik niet tegenspreken, maar ik blijf wel heel benieuwd naar het precieze wat en hoe;
- onderwijsverstrekkers zouden eigen toetsitems kunnen toevoegen, zodra dat technisch mogelijk zou zijn: inderdaad, Katholiek Onderwijs Vlaanderen (nwvr: de enige die zulks gevraagd had, aldus de minister) zou dat kunnen vanaf 2025-2026, maar dan wel zonder de eigenlijke doelen van de Vlaamse toetsen onderuit te halen; op de vraag van interveniënt Loes Vandromme of het universitaire Steunpunt Centrale Toetsen zich dan toch prioritair met zulke decretale kwesties zou bezighouden (en niet met wat niet in het decreet stond) kwam geen antwoord; evenmin op haar pertinente vraag over zgn. focustoetsen voor bepaalde leerlingengroepen (bij wiskunde; naast de breedtetoets voor alle leerlingen)…;
- nog opvallend voor mij was de strengheid van Vlaams Belang bij monde van interveniënt Jan Laeremans, wiens bovenvermelde punt rond motivatie van leerlingen ik wél apprecieerde: hij wilde nog bijkomende Vlaamse toetsen, met name in het vierde jaar van het secundair onderwijs, hij wilde aan de klassenraden opleggen dat ze de toetsresultaten (op hun manier weliswaar) meenamen in hun evaluatie van leerlingen en zwaar ondermaats scorende scholen moesten al na de eerste toetsafname aangepakt worden… hij wist nu al dat die er gingen zijn (sic!);
- bij de vergelijking door interveniënt Elisabeth Meuleman (en het antwoord daarop van interveniënt Kathleen Krekels), waar ik voorts hier niet op inga, noteerde ik wel de uitspraak (“grootspraak”?) van de minister als zou het nieuwe decreet Leersteun de fout van het M-decreet rechtzetten (nwvr: ontwerpdecreet Leersteun op de agenda van de Vlaamse regering op 10 maart 2023)
- tot slot nogmaals intervenient Koen Daniëls met nog een laatste, ook al gekend argument in zijn pleidooi pro het voorliggende ontwerpdecreet: de toekomstige toetsresultaten konden voor de scholen en de pedagogische begeleidingsdiensten misschien er ook opwijzen dat de (al jaren) gebruikte didactische methodes (nwvr: uiteraard meldde Daniëls deemoedig dat de politiek daarover niet bevoegd was…) misschien toch niet zo goed geweest waren; zijn voorstelling van zaken deed mij opnieuw denken aan het rapport van de commissie-Brinckman, waarbij ik ooit opmerkte dat de pedagogisch-didactische benaderingen in het Vlaamse onderwijs van de voorbije decennia toch wel wat genuanceerder waren dan een scherp binair onderscheid “zelfontdekkend leren versus directe instructie”, wat overigens ook de precieze invullingen van die termen mochten zijn…