21 oktober 2021 - Gedachtewisseling over het jaarverslag 2020 van het GO!: een bondig commentaar

De traditionele bespreking van het jaarverslag van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap werd gehouden in de Commissie voor Onderwijs op 21 oktober 2021. Haast exact een jaar geleden hadden we zo’n gedachtewisseling over het jaarverslag 2019. Het ging nu om het jaarverslag 2020. De spreker van dienst was: Koen Pelleriaux (afgevaardigd bestuurder GO!), bijgestaan door Marijke Verdoodt (beleidsadviseur GO!), Geert Spiessens (afdelingshoofd beleid en belangenbehartiging GO!) en David Janssens (pers- en communicatieverantwoordelijke GO!). Er waren aanvankelijk nog wel wat technische problemen met de video-uitzending (eerst alleen geluid, nadien een tijdje de vaste camera gericht niet op spreker Pelleriaux maar op onderwijscommissaris Steve Vandenberghe en nog zonder slides), maar ook dat kwam goed en dus nu de eerste keer met de nieuwe afgevaardigd bestuurder.

Zijn powerpointpresentatie, die ik door de technische problemen maar gedeeltelijk kon capteren, gaf een goed en interessant overzicht van de activiteiten én knelpunten. Allerlei zaken kwamen me bekend voor van het vorige jaarverslag. Na de presentatie volgden weer heel veel vragen van de onderwijscommissarissen, waarnaar ik hieronder ook selectief verwijs. Kort dan een paar accenten en vaststellingen.

Eén. Pelleriaux sprak over hun strategisch plan met drie pijlers: Gepersonaliseerd Samen Leren, gebouwen en de onderwijsprofessional. Over dat laatste hadden we hem al eerder aan het woord gehoord tijdens hoorzitting (6) over onderwijskwaliteit en leraarschap op 29 oktober 2020.

Twee. Hij ging in op de eigen situatie van de centrale diensten van het GO! en maakte voor schoolinfrastructuur een vergelijking met AGION (cf. infra). Diverse cijfers over financiële middelen en personeel kun je in de slides lezen.

Drie. In het laatste deel behandelde Pelleriaux de toename van het marktaandeel van het GO!, maar ook drie knelpunten. Deels was het een herhaling van het jaar voordien, deels was er de specifieke actualiteit van het lerarentekort (cf. ook supra en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement de dag voordien). In vergelijking met vorige keer, toen Raymonda Verdyck sprak over de hangende ontwikkelingen inzake de verdeelsleutel van de infrastructuurmiddelen in Onderwijsdecreet II, was voor de begroting-2021 de aanpassing van die verdeelsleutel in het voordeel van het GO! nu een feit.

Vier. Op het specifieke standpunt van Pelleriaux over de leraar van de toekomst ga ik hier niet meer in, -- dat heb ik voldoende gedaan bij de bovenvermelde hoorzitting --, maar nu hoorde ik nog een andere reflectie van hem over de vroege uitstroom van jonge leraren uit het beroep. Enerzijds minimaliseerde hij het argument daarbij van de moeilijkere lesopdrachten die jonge leraren zouden krijgen. Misschien terecht, misschien ook niet. Dat minimaliseren, bedoel ik. Maar anderzijds opperde hij een ander argument, dat ik nog niet gehoord had: intussen zou meer dan 50% van de instromers in de educatieve bachelor secundair onderwijs géén generatiestudent zijn (lees: lerarenopleiding was minstens een tweede keuze) en dát achtte hij een belangrijkere verklaring voor de vroege uitstroom. Ik vond dat een vreemde redenering. Even anekdotisch zou ik kunnen tegenwerpen dat die ‘tweedekeuzers’ in mijn ervaring vaak net stérkere studenten en toekomstige leraren bleken te zijn. Met wat Pelleriaux vervolgens zei over zijn dochter die net aan de universiteit begonnen was, kon ik het wel volmondig eens zijn: als zij daar zou slagen later, was het niet onlogisch geweest dat zij dus niet voor een hogeschoollerarenopleiding gekozen zou hebben en dus al geen leraar geworden zou zijn voor een aanzienlijk deel van het onderwijs (bao plus eerste graad so). Pelleriaux was er nog wel niet helemaal uit hoe hij zich zou opstellen in het hele debat over masters en het leraarschap.

Vijf. Op vragen over “de middelen die op mesoniveau blijven ‘plakken’” antwoordde Pelleriaux dat het onderzoek daarover (cf. Regeerakkoord) voor alle netten vergevorderd zou zijn. Hij leek mij daarin heel realistisch te zijn, wat schaalvoordelen betrof. Hij vond wel dat er soms onredelijk vergeleken werd tussen netten en gaf als voorbeeld het personeel dat met infrastructuur bezig was: in het GO! worden die meegeteld als personeelsleden, terwijl dat niet gedaan wordt met het AGION-personeel, dat voor het gesubsidieerd onderwijs werkt (“toch ook 80 man”). AGION telt blijkbaar 70 personeelsleden en uiteraard moeten vergelijkingen met de nodige nauwgezetheid gedaan worden, maar dan liefst wel over de héle lijn…

Zes. Nog interessanter vond ik het antwoord van Pelleriaux op de vragen over “planlast”. Het hing allemaal af van wat er precies bedoeld werd daarmee. Ter illustratie zei hij dat hij zich recent geërgerd had aan een tweet van Geert Noels over onderwijs. Zoals de lezer weet, twitter ik niet, maar ik vermoed dat deze tweet bedoeld was. Pelleriaux zag bijvoorbeeld in een leerlingvolgsysteem net wel veel positiefs.

Zeven. De GGG-toetsen, -- je weet wel, de “Vlaamse toetsen/proeven” --, konden volgens Pelleriaux ook behulpzaam zijn om uit te maken wat werkte en niet werkte in het onderwijs. In het recente Vlor-advies over die zaak had het GO! voor een bepaald aspect een minderheidsstandpunt ingenomen.

Acht. Met grote geldbedragen op de geconsolideerde jaarrekening van het GO! zat Pelleriaux deels ook wel wat verveeld, maar hij wees erop dat het het spaarboekje betrof van vele scholen, dat ook als reserve moest dienen voor latere noden. En hij zocht wel naar een systeem om onderling financieel solidair te zijn naargelang van de verschillende behoeften van de GO!-scholen in de tijd, maar dat was niet evident, zo voegde hij eraan toe.

Negen. Pelleriaux meldde dat er voor het lopende schooljaar nog geen samenwerkingsovereenkomst was tussen de Internaten met Permanente Openstelling (IPO’s) en de Vlaamse overheid. De conceptnota in dat verband was de goede weg, maar er was onrust op dat veld, waardoor één van de acht IPO’s zou stoppen.

Tien ten slotte. Als verdediger van de Vlaamse Gemeenschap wilde Pelleriaux bij de verkoop van GO!-eigendommen een maximale winst realiseren om te herinvesteren in zijn onderwijs. Daarom zoveel mogelijk een openbare verkoop. Allerlei ruimtelijkeordeningshindernissen wegnemen zou het GO! daarbij wel kunnen helpen, zo illustreerde hij met een Vilvoordse casus.

Je kunt de video van de integrale vergadering bekijken. Het formele parlementaire verslag volgt later op de website van het Vlaams Parlement.

Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio