Hoe handel je correct wanneer een gescheiden ouder het kind komt inschrijven? Wat als één ouder toestemming weigert voor een schooluitstap?
Ouders oefenen, ongeacht of ze al dan niet gehuwd of samenwonend zijn, gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. In de regel beslissen ouders dus samen over de schoolkeuze van het kind.
Omdat het in de praktijk niet altijd haalbaar is om voor elke handeling met betrekking tot het kind de toestemming van beide ouders te vragen, wordt een ouder die alleen handelt, door de wet geacht te handelen met de instemming van de andere ouder. Dit noemt men het vermoeden van instemming (art. 373, tweede lid en art. 374, §1, eerste lid Burgerlijk Wetboek). Dit vermoeden geldt evenwel enkel ten opzichte van derden te goeder trouw.
Komt een ouder een kind alleen inschrijven en heb je geen weet van onenigheid tussen de ouders, dan mag je terugvallen op het vermoeden van instemming en de leerling inschrijven. De inschrijving is dan rechtsgeldig.
Als nadien blijkt dat de andere ouder toch niet akkoord gaat met de inschrijving, dan is het in eerste instantie aan de ouders om gezamenlijk hierin overeen te komen. Blijkt dit niet mogelijk, dan kan de ouder zich wenden tot de rechter. Ofwel beslist de rechter zelf waar de leerling wordt ingeschreven ofwel verleent hij één van de ouders de toestemming om alleen te beslissen over de schoolkeuze. In afwachting van het vonnis blijft de leerling in jouw school ingeschreven. Achteraf voer je dan het vonnis uit.
Als je weet of kon weten dat de andere ouder mogelijk niet akkoord gaat met de inschrijving, bijvoorbeeld door een eerdere ervaring met een broer of zus of omdat de inschrijvende ouder zelf spreekt over het feit dat er een echtscheidingsprocedure lopende is, dan mag je als school niet inschrijven zonder toestemming van de andere ouder. Je bent als school dan immers niet langer te goeder trouw. De inschrijving is dan niet rechtsgeldig.
Bij onenigheid over de studiekeuze kunnen we twee situaties onderscheiden, naargelang de leerling al is ingeschreven in de school of niet.
Als het gaat om een nieuwe leerling en elk van beide ouders bij hun standpunt over de school- en studiekeuze blijven, zal enkel een rechterlijke uitspraak soelaas kunnen brengen. Het komt aan één van de ouders toe om de zaak aanhangig te maken bij de bevoegde rechtbank. De rechter kan in dat geval de uitoefening van (bepaalde aspecten van) het ouderlijk gezag uitsluitend opdragen aan één van beide ouders. Wij raden aan dat je de leerling niet inschrijft in het geval je op het moment van de inschrijving weet hebt van een onenigheid. Je bent dan immers niet meer te goeder trouw.
Als het om een eigen leerling gaat die reeds rechtsgeldig in de school is ingeschreven, dan kun je de leerling voorlopig “inschrijven” in de studierichting van de keuze van de leerling. Het inschrijvingsrecht bepaalt immers dat de inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele onderwijsloopbaan in die school geldt. Vanaf 12 jaar of ouder gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij uitbreiding zal er ook rekening worden gehouden met de studiekeuze van de leerling.
Het is wel belangrijk dat je duidelijk aan beide ouders aangeeft dat er zo snel als mogelijk uitsluitsel moet komen over de definitieve studiekeuze. Het is in eerste instantie aan de ouders zelf om het hierover samen eens te raken. Als dit niet lukt, moeten ze zich tot de rechter wenden.
Reglementair ben je verplicht om de inschrijving van een kind te weigeren als de inschrijving er toe leidt dat de leerling afwisselend naar verschillende scholen zou gaan. Zelfs indien beide ouders zich hiermee akkoord zouden verklaren, kan dit niet. De ouders moeten één school kiezen.
De bevoegde rechter kan de uitoefening van het ouderlijk gezag exclusief toekennen aan één ouder. Het zou ook kunnen dat de rechter de beslissing omtrent de schoolkeuze toevertrouwt aan één ouder. Een ouder aan wie het exclusief ouderlijk gezag (volledig of met betrekking tot de schoolkeuze) werd toegekend, beslist alleen over de inschrijving. In dat geval kan de ouder die het kind komt inschrijven een rechterlijke uitspraak voorleggen waaruit dit blijkt.
Om problemen te vermijden, informeer je best tijdens het onthaalgesprek tactvol naar de organisatie van het ouderlijk gezag. In geval van twijfel vraag je steeds de instemming van beide ouders. Een gezamenlijke inschrijving door beide ouders biedt uiteraard de beste garanties.
We stellen voor om een passage toe te voegen aan het inschrijvingsformulier dat door de inschrijvende ouder wordt ondertekend:
“De inschrijvende ouder verklaart t.o.v. de school in toepassing van de artikels 373 en 374 van het Burgerlijk Wetboek te handelen met de instemming van de andere ouder”.
Tijdens het onthaalgesprek wijs je uitdrukkelijk op deze verklaring, zodat de inschrijvende ouder zich bewust is van de inhoud ervan.
Soms krijg je (al dan niet bewust) onjuiste informatie over de organisatie van het ouderlijk gezag. Het is belangrijk dat ouders het meest recente vonnis of arrest voorleggen.
Naast de in- of uitschrijving zijn er nog situaties waarin je de toestemming van de ouders vraagt, bijvoorbeeld de toestemming om eventueel thuis te eten of voor bepaalde extra-murosactiviteiten.
Ook in deze situaties mag je ervan uitgaan dat de ene ouder handelt met de toestemming van de andere ouder (= vermoeden van instemming). Wanneer je echter weet hebt – of zou moeten hebben – van het ontbreken van die instemming dan zal je bij de andere ouder informeren naar zijn of haar akkoord.