Juridische ouders, ouderlijk gezag en verblijfs- of omgangsregeling
Een biologische ouder is niet altijd de juridische ouder van een kind. Enkel een juridische ouder is drager van het ouderlijk gezag.
Biologisch ouderschap heeft te maken met de genetische band tussen ouder en kind.
Juridisch ouderschap creëert een wettelijke afstammingsband met het kind:
Kinderen vallen tot aan hun meerderjarigheid (18 jaar) onder het ouderlijk gezag van hun ouders. Het ouderlijk gezag is de bevoegdheid om beslissingen te nemen met betrekking tot de opvoeding van de kinderen. In de schoolcontext betreft het ouderlijk gezag bijvoorbeeld de school- en studiekeuze, het geven van toestemming voor bepaalde buitenschoolse activiteiten, de aanwezigheid op het oudercontact.
Het wettelijk uitgangspunt is de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag. Beide ouders oefenen, samenlevend of niet, gehuwd of niet, gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. Dit betekent dat ouders beslissingen over de opvoeding van de kinderen steeds samen nemen.
Een rechter kan - uitzonderlijk - van dit principe afwijken in gevallen waar de communicatie tussen de ouders zoek is of waar er voortdurend onenigheid is over sommige aspecten. De uitoefening van het ouderlijk gezag kan dan uitsluitend opgedragen worden aan één van beide ouders. Dan spreken we van exclusief ouderlijk gezag. Dit betekent dat die ouder de beslissingen alleen neemt. De andere ouder behoudt wel het recht om toezicht te houden op de opvoeding van het kind. Hij of zij kan alle nuttige informatie over de opvoeding van zijn of haar kind inwinnen bij de andere ouder of, als dit niet vlot, bij derden (bijvoorbeeld de school). Daarbij kan de rechter ook wel bepalen welke beslissingen toch met instemming van beide ouders moeten genomen worden.
In erg uitzonderlijke gevallen kan de rechter een ouder ontzetten uit het ouderlijk gezag. Dan verliest de ouder alle rechten die voortvloeien uit het ouderlijk gezag, ook het recht op informatie. Dit gebeurt enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld als de ouder veroordeeld werd voor ernstige strafbare feiten.
Ouders hebben recht op persoonlijk contact met hun kind. De verblijfsregeling is een concretisering van dit recht op persoonlijk contact. Het organiseert de huisvesting van het kind.
Het uitwerken van de verblijfsregeling gebeurt in principe samen (= onderling akkoord). Als de ouders het daarover niet eens raken, kunnen zij dit voorleggen aan de rechter. De rechter legt dan een verblijfsregeling op. Het uitgangspunt is een gelijkmatig verdeeld verblijf, waarbij het kind afwisselend voor gelijke periodes bij elke ouder verblijft. Andere vormen zijn ook mogelijk. De verblijfsregeling van het kind kan op elk moment opnieuw voorgelegd worden aan de rechter als hierover onenigheid is tussen de ouders.
Ook de ouder die in het geval van exclusief ouderlijk gezag het ouderlijk gezag niet uitoefent, behoudt dit recht op persoonlijk contact. In dat geval zal de rechter bepalen op welke wijze de ouder die niet met de uitoefening van het ouderlijk gezag belast is, persoonlijk contact met het kind onderhoudt (= omgangsrecht). Dat persoonlijk contact kan enkel om bijzonder ernstige reden worden geweigerd.
Scholen worden weleens betrokken bij problemen rond de verblijfs- of omgangsregeling. Een ouder wenst bijvoorbeeld het kind te zien of op te halen op een moment dat het kind bij de andere ouder verblijft.
Je bent geen betrokken partij. Vanuit die neutrale houding moet je steeds de vastgelegde verblijfsregeling naleven. Het is aangewezen de uitspraak van de rechter daaromtrent op te vragen. Op de momenten dat het kind bij één ouder verblijft, staat die ouder in voor het op- en afhalen van het kind. Hij of zij kan beslissen wie het kind komt op- en afhalen (tenzij een rechter heeft beslist dat er geen contact mag zijn tussen die persoon en het kind). Weliswaar brengt de ouder de school daarvan op de hoogte.
Soms vraagt een ouder om een leerling tijdens de schooluren te mogen zien. Het is niet aan de school om dit contact te faciliteren door bijvoorbeeld een ruimte ter beschikking te stellen die dient als neutrale bezoekruimte. Dat is niet de opdracht van een school en kan de neutraliteit van de school alleen maar in het gedrang brengen.