Iedereen kent de uitdrukking ‘al doende leert men’.
Kinderen en jongeren ontwikkelen hun spieren, zintuigen en motoriek terwijl ze bewegen en spelen, ieder op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo.
Meestal verloopt deze ontwikkeling spontaan en volgens een gelijkaardig patroon.
Motoriek wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de algemene ontwikkeling en heeft invloed op andere ontwikkelingsdomeinen zoals het psychisch en sociaal functioneren (een positief zelfbeeld), de sensorische ontwikkeling (zien, horen, ruiken, voelen), alsook de cognitieve ontwikkeling (het leren en studeren, werkhouding en gedrag).
Het is goed dat de school een doordachte visie heeft en een effectief beleid voert om de motorische ontwikkeling van alle leerlingen te stimuleren. Dat doet zij niet alleen tijdens de lessen bewegingsopvoedingen, bewegingsexpressie maar doorheen alle activiteiten in de school.
Aandacht voor de ontwikkeling van de grove motoriek enerzijds en voor de fijne motoriek anderzijds is steeds aangewezen. Dat laatste is enorm van belang bij het leren schrijven.
We zien dan ook graag dat de school zorgt voor een gevarieerd aanbod van bewegingsactiviteiten en ervoor zorgt dat alle leerlingen hieraan kunnen participeren.
Dat heeft zeker zijn nut:
Leerkrachten hebben een idee over wat een normale motorische ontwikkeling inhoudt en zijn zich ervan bewust dat de motorische ontwikkeling van leerling tot leerling verschilt.
Er zijn leerlingen bij wie de motoriek (duidelijk) minder vlot en spontaan, trager of anders ontwikkelt.
Motorische problemen kunnen verschillende onderliggende oorzaken hebben en van diverse aard zijn. Zij hebben betrekking op de kwaliteit en de stijl van bewegen, de kwantiteit van de bewegingsprestaties, de planning en organisatie van het bewegingsgedrag. (Prodia - protocol motoriek)
Wanneer bewegingen niet (steeds) worden uitgevoerd zoals men algemeen verwacht of wenst, kan dit een gevolg zijn van:
- een vertraagde of afwijkende motorische ontwikkeling en/of vermoeden van een motorische ontwikkelingsstoornis.
De ontwikkeling van de motoriek loopt vertraagd als er op één of meerdere psychomotorische ontwikkelingsaspecten minimum zes maanden achterstand is ten opzichte van leeftijdsgenoten.
- een coördinatie ontwikkelingsstoornis (Developmental Coördination Disorder of DCD)
Als een leerling op verschillende (psycho-)motorische ontwikkelingsaspecten een achterstand heeft ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten en noch spontaan noch via remediëring positief evolueert, dan kan er sprake zijn van DCD.
We bewegen met onze spieren. Deze krijgen een signaal van onze zenuwen, die op hun beurt opdracht gekregen hebben vanuit hersenen.
Het is van belang dat leerlingen met een motorische problematiek op een passende manier geholpen en ondersteund worden om zo een eigen ontwikkeling te kunnen doorlopen en eigen persoonlijke kwaliteiten en comfort te ontdekken.
Kennis hebben over achterliggende (vaak medische) oorzaken en onderliggende problemen die de motoriek verstoren kan zinvol zijn om effectievere en passende maatregelen te nemen die de motorische ontwikkeling stimuleren.
In de onderwijsreglementering wordt de doelgroep type 4 als volgt omschreven:
Leerlingen met een motorische beperking, d.w.z. leerlingen met een uitval in:
a) de functies van gewrichten en beenderen;
b) de spierfuncties, meer bepaald de spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige uitval van: een van de of beide bovenste of onderste ledematen; de linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden; de romp; overige;
c) de bewegingsfuncties;
d) een door medische diagnostiek geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweging gerelateerd functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten.
In onze scholen voor buitengewoon onderwijs onder het type 4 en in de (gespecialiseerde) leersteunteams spreken we over ‘leerlingen met een lichamelijke (neuro-) motorische beperking’.
Het gaat over leerlingen bij wie, op basis van specifieke medische diagnostiek één of meer aandoeningen zijn vastgesteld.
Deze zijn verschillend van aard:
en kunnen verschillende motorische beperkingen veroorzaken:
De beperkingen kunnen zich op verschillende manieren en in verschillende gradaties uiten en zijn van velerlei aard. Ze hebben betrekking op:
De beperkingen kunnen zich op verschillende manieren en in verschillende gradaties uiten en zijn van velerlei aard. Ze hebben betrekking op:
De lichamelijke beperkingen kunnen zich uiten op verschillende plaatsen in het lichaam.
vb. ter hoogte van de ledematen, romp, hoofd, spraak, het centrale zenuwstelsel, het evenwichtscentrum …
Een lichamelijke beperking heeft niet voor iedere persoon en in elke levensfase dezelfde impact.
Bij bepaalde personen zijn motorische beperkingen goed zichtbaar (bv. omdat hij een rolstoelgebruiker is …), bij sommige leerlingen zijn de motorische beperkingen minder opvallend. (Zoals reuma, spierpijnen, gewrichtspijn …)