Kinderen en jongeren met een visuele beperking kunnen terecht:
Opmerking: Voor het katholiek onderwijs is in alle regio’s gekozen om de leersteun voor leerlingen met een verslag type 6 te laten uitvoeren door een specifiek leersteuncentrum dat is verbonden aan een school voor type 6.
Wanneer een leerling met een visuele beperking zich aanmeldt in het gewoon onderwijs, zal de klassenraad zich de vraag stellen: Welke aanpassingen van de leersituatie, leermaterialen en de (school)omgeving zijn er nodig zodat de leerling zich optimaal ontwikkelt en maximaal participeert aan het klas- en schoolgebeuren?
In de school wordt in samenwerking met ouders en CLB gekeken op welke manier er een antwoord wordt gegeven op de specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften van de slechtziende of blinde leerling.
Er wordt zo nodig een GC-verslag, een IAC-verslag of een OV4-verslag opgemaakt.
De school kan de leerling aanmelden bij het leersteuncentrum waaraan zij zich hebben verbonden. Via een structurele samenwerking met een leersteuncentrum zal de leersteun aangeboden worden vanuit een specifiek leersteuncentrum.
Zij kunnen de leerling en de klassenraad dan ondersteunen vanuit hun specifieke expertise.
De school kan voor specifieke technische en digitale hulpmiddelen een beroep doen op de cel Speciale onderwijsleermiddelen voor leerlingen, studenten of cursisten met een handicap van de Vlaamse overheid.
Een leersteunteam type 6 ondersteunt leerlingen en studenten met een visuele beperking in het basisonderwijs, het secundair onderwijs of bij hun professionele bacheloropleiding. De ondersteuning richt zich zowel naar de leerling als naar de klasleraren, de ruimere schoolomgeving en de ouders.
Doel:
In de regelgeving wordt type 6 als volgt omschreven:
“Het type 6 richt zich tot kinderen en jongeren met een visuele beperking. Kinderen en jongeren met een visuele beperking zijn jongeren bij wie op basis van specifieke oogheelkundige diagnostiek een gezichtsstoornis werd vastgesteld die beantwoordt aan minstens een van de volgende criteria:
a) een optimaal gecorrigeerde gezichtsscherpte die kleiner dan of gelijk aan 3/10 voor het beste oog is;
b) een of meer gezichtsvelddefecten die meer dan 50% van de centrale zone van 30° beslaan of die het gezichtsveld concentrisch tot minder dan 20° verkleinen;
c) een volledige altitudinale hemianopsie, een oftalmoplegie, een oculomotorische apraxie of een oscillopsie. Onder altitudinale hemianopsie wordt verstaan: halfzijdige blindheid of blindheid in de helft van het gezichtsveld met verschillende varianten die door hersenbeschadiging veroorzaakt is. Onder oculomotorische apraxie wordt verstaan: het niet kunnen fixeren van de ogen op één voorwerp en het niet kunnen volgen van bewegende voorwerpen. Onder oftalmoplegie wordt verstaan: verlamming van de oogspieren. Onder oscillopsie wordt verstaan: subjectieve instabiliteit van het gezichtsveld of het symptoom waarbij het beeld dat iemand van de omgeving heeft, beweegt zodra het hoofd wordt bewogen;
d) een ernstige gezichtsstoornis die uit een geobjectiveerde cerebrale pathologie voortvloeit, zoals cerebrale visuele inperking;
e) een door een oogarts geobjectiveerde visuele problematiek die niet tot criterium a) tot en met d) terug te brengen is, maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten.”
Bron: Decreet basisonderwijs art.10 en SO/2011/03/BuSO punt 2.5.6
Maatschappelijke, medische en onderwijskundige ontwikkelingen vragen voortdurende aanpassingen in de didactiek, orthopedagogiek en de onderwijsorganisatie. Scholen type 6 vormen samen met diensten van de sector welzijn expertisecentra. Zij volgen de nieuwe ontwikkelingen en tendenzen nauw op.
Waar het kind ook school loopt, het schoolteam kan een beroep doen op externe diensten die vanuit hun handicap specifieke expertise een bijdrage leveren.
Heel vaak hebben blinde en slechtziende kinderen/jongeren nood aan een complementair en een geïntegreerd onderwijs-, zorg- en therapie-aanbod: