Visuele informatie is de belangrijkste bron:
Mensen met visuele en visueel-meervoudige beperking hebben een beperking in de opname en/of verwerking van visuele informatie. (Tobin, 2008)
Dé persoon met een visuele beperking bestaat niet, we omschrijven daarom enkele subgroepen.
De visuele beperking kan te maken hebben met:
Slecht zien kan het gevolg zijn van:
Blind zijn kan drie zaken betekenen:
Blind zijn houdt dus niet altijd in dat iemand helemaal niets meer ziet. Sommige mensen zien nog wel het verschil tussen licht en donker. We spreken over een blinde persoon als die overwegend aangewezen is op tactiele en auditieve waarneming.
Didactisch noemen we een persoon blind wanneer hij voor het lezen op braille is aangewezen.
Cerebrale slechtziendheid, zoals bijvoorbeeld CVI (Cerebrale Visuele Inperking) wordt veroorzaakt door een letsel in de hersenen. Dit wordt algemeen erkend als een ernstige visuele functiebeperking die we niet louter in termen van ernstig verminderd gezichtsvermogen kunnen vertalen. De stoornis komt op verschillende manieren tot uiting.
Zien is meer dan kijken. Om te zien is er een goede samenwerking tussen ogen en hersenen nodig. De hersenen geven betekenis aan wat je bekijkt.
Aangezien de oorsprong in de hersenen ligt, kunnen ook andere gebieden dan visuele aangetast zijn. Motorische problemen, mentale ontwikkelingsproblemen, gedragsproblemen, aandacht en concentratie kunnen samen met de visuele problemen voorkomen.
Op deze website kun je meer lezen over wat een visuele beperking kan inhouden.
Doofblindheid is een specifieke handicap gekenmerkt door een combinatie van zowel zicht- als gehoorproblemen. Niet alle doofblinde personen zijn volledig doof én volledig blind. Een persoon wordt als doofblind beschouwd als er door de interactie tussen visus- en gehoorproblemen geen of nauwelijks compensatie mogelijk is van de ene beperking door een beroep te doen op het andere zintuig. Er zijn prelinguaal doofblinden en mensen met verworven doofblindheid (postlinguale doofblindheid).
We spreken over de doelgroep ‘leerlingen met een visuele beperking’. Een visuele beperkingen kun je niet zomaar gelijk stellen met een visuele handicap. Dankzij (technische) hulpmiddelen en de juiste ondersteuning kunnen de meeste personen met een visuele beperking participeren aan de samenleving.
Je hebt een handicap als niet overeenkomstig je leeftijd je plaats kan innemen in de sociale groep waar je bij hoort. Een visuele handicap heeft niet voor iedere persoon en in elke levensfase dezelfde betekenis (Delaet, 2012).
De groep leerlingen met een visuele beperking is klein en is erg heterogeen. Het vraagt specifieke kennis om de impact van het slecht zien, het blind zijn of de cerebrale slechtziendheid op leren en leven te begrijpen, de juiste specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften te omschrijven, doelen op lange en korte termijn te bepalen en het handelen hierop af te stemmen.
Je kunt ervan uitgaan dat je bij leerlingen met een visuele beperking sowieso rekening moet houden met het feit dat kijken meer inspanning vraagt en dus vermoeiend is en meer tijd vraagt.
De impact op de informatieverwerking toont zich in:
De impact op de sociale omgang en communicatie toont zich in:
De impact op zelfredzaamheid toont zich in:
De impact op motivaite toont zich in:
Voor mensen met een visuele en visuele meervoudige beperkingen is de wereld rondom hen vaak chaotisch en onveilig. Omgevingsaanpassingen dragen bij tot veiligheid en comfort bij leven en werken en tot het zich zo zelfstandig mogelijk oriënteren en verplaatsen.
Omgevingsgeluiden zijn waardevol wanneer ze informatie geven over wat er zich in de omgeving afspeelt. In functie hiervan kun je het geluid manipuleren door waar mogelijk het geluid: