Het antwoord op de heterogeniteit van de populatie is een diversiteit van ontwikkelingstrajecten.
Er bestaat een groep kinderen die na een periode in het buitengewoon onderwijs, kan overschakelen naar het gewoon onderwijs en een groep leerlingen die permanent aangewezen is op het buitengewoon onderwijs.
Binnen beide groepen zijn er zowel kinderen die onderwezen worden via auditief orale communicatie, als een groep die onderwezen wordt via een vorm van manuele communicatie (gebarentaal).
Gewoon en/of buitengewoon, overal aandacht voor specifieke opvoedings- en ondersteuningsbehoeften
Het is goed om inclusie zoveel mogelijk te beogen, maar het idee dat een gewone school iedere dove of (zwaar) slechthorende leerling het minst beperkt is niet steeds waar.
In de Salamanca Statement and Framework for Action on Special Needs Education (Unseco 1994), en in het VN-verdrag voor personen met een handicap (2006) wordt gepleit voor een gespecialiseerd onderwijs voor dove en ernstig slechthorende leerlingen als een aanvullende optie binnen het inclusief onderwijsveld.
Voorstanders van een vroegtijdige participatie in een school voor gewoon onderwijs stellen dat hoe jonger de leerling is, hoe gemakkelijker het onderwijs in het gewoon onderwijs verloopt. Toch bestaan daarover meningsverschillen.
Sommigen beweren dat dove kinderen beter tot de leeftijd van tien jaar in een gespecialiseerde school blijven en pas daarna over stappen naar het gewone onderwijscircuit. Ze krijgen daardoor de mogelijkheid om contact te hebben met andere dove en slechthorende leeftijdsgenoten. Bovendien kunnen ze er genieten van een specifieke didactiek. Ze komen in contact met gebaren en met de dovencultuur.
De meeste leerlingen met een auditieve beperking gaan in een gespecialiseerde setting naar school. Elke leerling wordt zich vroeg of laat bewust van zijn specifieke leefsituatie of sociale context. Daarom is het belangrijk dat binnen het onderwijsprogramma - zowel in het gewoon als het buitengewoon onderwijs - aandacht is voor een aantal specifieke kenmerken van doofheid en slechthorendheid.
Het dove of slechthorende kind of jongere heeft vanuit maatschappelijk perspectief interacties binnen verschillende netwerken en taalgroepen. Het komt bij het opgroeien in contact met horende mensen én met andere doven en slechthorenden. Tijdens deze contacten maken velen van hen gebruik van twee talen: het Nederlands en de Vlaamse gebarentaal.
Soms wordt er gekozen om een aantal kinderen en jongeren met een auditieve beperking samen met lotgenoten te integreren in eenzelfde school of klas binnen het gewoon onderwijs. Daardoor hebben zij de mogelijkheid om contact te hebben met andere dove en slechthorende leerlingen en ook met horende leeftijdsgenoten. Het feit dat dan middelen gebundeld worden (leersteun, tolkuren, expertise) lijkt een voordeel.
Er worden ook trajecten uitgestippeld waarbij kinderen of jongeren met een auditieve beperking gedeeltelijk les volgen in een school voor gewoon onderwijs en in een gespecialiseerde school. De gewone school delegeert een aantal vakken naar een gespecialiseerde school.
Steeds meer kinderen/jongeren met een auditieve beperking lopen school in een school voor gewoon onderwijs. Daarom wordt het gewoon onderwijs ook steeds meer uitgedaagd om passende voorwaarden voor participatie van dove en slechthorende leerlingen te creëren.
Het moet daarbij voor iedereen die een dove of slechthorende leerling in zijn klas heeft duidelijk zijn: dove en slechthorende lerenden zijn niet gewoon horende leerlingen zijn die niet kunnen horen. Zij hebben specifieke onderwijsbehoeften, cognitieve, sociale en taalvaardigheden die verschillen van die van hun horende leeftijdsgenoten. Het onderwijs aan een dove of slechthorende leerling is niet hetzelfde als onderwijs aan horende kinderen of jongeren.
Goed onderwijs, ook voor dove en slechthorende kinderen en jongeren vertrekt vanuit de concepten voor goed en kwaliteitsvol onderwijs. Daarbij is het inspelend op de talentontwikkeling van alle leerlingen van belang.
Soms wordt er gekozen om een aantal kinderen en jongeren met een auditieve beperking samen met lotgenoten te integreren in eenzelfde school of klas binnen het gewoon onderwijs. Daardoor hebben zij de mogelijkheid om contact te hebben met andere dove en slechthorende leerlingen en ook met horende leeftijdsgenoten. Het feit dat dan middelen gebundeld worden (ondersteuningsmiddelen, tolkuren, expertise) lijkt een voordeel.
Er worden ook trajecten uitgestippeld waarbij kinderen of jongeren met een auditieve beperking gedeeltelijk les volgen in een school voor gewoon onderwijs en in een gespecialiseerde school. De gewone school delegeert een aantal vakken naar een gespecialiseerde school.
We focussen daarbij op enkele bezorgdheden in de basiszorg waarbij dove en slechthorende leerlingen meer nood aan kunnen hebben. Op de webpagina onderwijsaanpak lees je een aantal algemene en specifieke aandachtspunten.
Aangezien er meer kinderen en jongeren met een auditieve beperking naar school gaan in een school voor gewoon onderwijs, moet de opgebouwde (ortho)didactiek die werd ontwikkeld in de scholen voor buitengewoon onderwijs hertaald worden naar de nieuwe onderwijscontext. Het gaat over consolideren en innoveren van een passende (ortho)didactiek. De ondersteuningsteams type 7 zetten er volop op in.
De ondersteuning moet steeds uitgaan van de specifieke communicatiemogelijkheden en -problemen.
Door het inschakelen van een tolk Vlaamse Gebarentaal, een schrijftolk of een combinatie van beiden, hebben meer kinderen en jongeren betere kansen in het traject van het gewoon onderwijs. Ook is het mogelijk om tolkuren te gebruiken in de werksituatie bij duaal leren.
Het departement Onderwijs publiceert in een omzendbrief de precieze voorwaarden. De Cel Speciale Onderwijsleermiddelen coördineert alle aanvragen. Het tolkenbureau (CAB) is in Vlaanderen verantwoordelijk voor het uitsturen en het uitbetalen van tolken.
De schrijftolk noteert alles wat hij hoort, ook grapjes, achtergrondlawaai, commentaar, een gsm die afgaat, iemand die op de deur klopt … wat gezegd wordt, zodat de leerling dat direct kan lezen. Er zijn dove cursisten die liever een schrijftolk inzetten in plaats van een tolk VGT. Het zijn dove of slechthorende gebruikers die geen VGT kennen, of het zijn mensen die vinden dat geschreven taal in hun onderwijssetting voor hen toegankelijker is dan VGT.
Deze ondersteuningsvorm biedt aan leerlingen van het secundair onderwijs met een auditieve functiebeperking, los van de tolkuren, ook de terugbetaling van kopieën van notities van medeleerlingen aan.
De aanvraag gebeurt met het aanvraagformulier “Aanvraag tot financiering van omzetting van het lesmateriaal voor leerlingen of studenten met een functiebeperking in het gewoon onderwijs” dat je kunt terugvinden bij de omzendbrief “Omzettingen van lesmateriaal voor leerlingen in het gewoon basis- en secundair onderwijs”.
Klassikale geluidsversterking wordt ook via de cel speciale onderwijsleermiddelen beschikbaar gesteld.
Vanaf 1 september 2020 moeten alle aanvragen en formulieren bestemd voor de cel Speciale Onderwijsleermiddelen verstuurd worden via Mijn Onderwijs. Met het oog op een vlotte verwerking is het belangrijk om alle documenten die tot eenzelfde aanvraag behoren in 1 pdf- bestand op te laden.
De gedetailleerde indieningsprocedure voor elke type aanvraag vind je terug in de bijhorende omzendbrief.
Een overzicht van al onze omzendbrieven staat op https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/speciale-onderwijsleermiddelen-0.
Voor vragen over “Mijn Onderwijs“ kun je terecht op de webpagina https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/directies-administraties-en-besturen/tools-voor-scholen-en-centra/mijn-onderwijs-voor-directies-en-administraties/toegang-tot-mijn-onderwijs.
Scholen voor type 7 hebben de opdracht:
Type 7, voor kinderen met een auditieve beperking.
Kinderen met een auditieve beperking zijn kinderen die, op basis van een audiologisch onderzoek door een neus-, keel- en oorarts, beantwoorden aan een van de onderstaande criteria:
a) volgens de Fletcher-index een gemiddeld gehoorverlies hebben voor de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz van 40 dB of meer voor het beste oor zonder correctie;
b) als de Fletcher-index minder dan 40 dB bedraagt: een foneemscore van 80 % of minder hebben bij de spraakaudiometrie met woorden met een medeklinker-klinker- medeklinker-samenstelling bij 70 dB geluidsterkte;
c) een door een neus-, keel- en oorarts geobjectiveerde auditieve problematiek hebben die niet terug te brengen is tot criterium a) of b), maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten.
Bron: decreet basisonderwijs - codex secundair
In iedere provincie vinden we een school voor buitengewoon onderwijs van het type 7, en dat zowel voor het niveau basis als secundair onderwijs. Het wordt wel moeilijk een minimumstructuur in die scholen te behouden. De scholen worden kleine scholen en hebben nog nauwelijks homogene leergroepen.
We zien het aantal inschrijvingen in een school voor buitengewoon onderwijs type 7 teruglopen. Daarbij zien we een verandering in de populatie. Meer en meer worden de leerlingen die in een school voor buitengewoon onderwijs van het type 7 zijn ingeschreven, gekenmerkt door multiple problemen.
Daardoor vinden leeftijdsgenoten met een enkelvoudige auditieve beperking steeds moeilijker aansluiting. Nochtans willen we graag de keuze voor een gespecialiseerde onderwijssetting ook openhouden voor deze laatste groep.
In de school komen de leerlingen in contact met verschillende taalmodaliteiten. Er is niet één methode die alle dove en slechthorende leerlingen optimale kansen geeft. Er niet één methode die alle dove en slechthorende leerlingen optimale kansen geeft.
Verschillende curricula worden uitgewerkt waarin plaats is voor zowel een ‘auditief-verbaal-onderwijs’, met alle varianten in vormgeving van diverse gebarensystemen, tot onderwijs in Vlaamse gebarentaal
De overheid heeft voor de doelgroep leerlingen met een auditieve beperking in het basisonderwijs ontwikkelingsdoelen goedgekeurd. 'Taal en Communicatie' en 'Sociaal Emotionele Ontwikkeling' kregen een eigen invulling, rekening houdend met de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen uit het type 7-onderwijs.
Het leergebied 'Taal en Communicatie' met een deel voor ‘Nederlands’ en 'Vlaamse Gebarentaal' evenals het leergebied ‘Sociale vaardigheden’ werden daarom volledig apart uitgewerkt.
Bij de eindtermen voor de leergebieden 'Muzische Vorming' en 'Wereldoriëntatie' werden enkele type-eigen ontwikkelingsdoelen toegevoegd.
Globaal wordt zoveel mogelijk gestreefd naar gelijkvormigheid met het gewone onderwijs. Daarom worden de eindtermen van de leergebieden 'Lichamelijke Opvoeding', 'Muzische Vorming', 'Wereldoriëntatie' en 'Wiskunde' en de leergebiedoverschrijdende eindtermen 'Leren leren' van het gewoon onderwijs als ontwikkelingsdoelen overgenomen.
Schoolteams van scholen voor buitengewoon onderwijs kunnen voor het uitwerken van de (individuele) leertrajecten ook putten uit de ontwikkelingsdoelen die voor andere doelgroepen zijn geschreven. Ook kunnen de eindtermen en leerplandoelen (ZILL) richting geven aan het onderwijsaanbod.
Heel vaak hebben dove en slechthorende kinderen en jongeren nood aan een complementair en een geïntegreerd onderwijs-, zorg en therapie-aanbod. Het multidisciplinaire team van de school, al dan niet in samenwerking met een centrum voor ambulante revalidatie of een multifunctioneel centrum van de sector welzijn, beschikt over een gamma van specifieke interventiemogelijkheden om onderwijs, opvoeding en revalidatie zo gedifferentieerd en zo geïndividualiseerd mogelijk aan te bieden.