Participeren aan de les in een horende omgeving kost veel moeite. Het is een onzichtbare handicap. Je vergeet heel makkelijk dat een kind doof of slechthorend is.
Ook mét hoorapparatuur of een cochleair implant blijft gesproken taal verstaan in een omgeving lastig. Er is vaak heel wat achtergrondgeluid.
Zorg ervoor dat de slechthorende of dove leerling zoveel mogelijk dezelfde communicatie in de klas ontvangt als andere leerlingen.
Betrek het kind of de jongere bij de groep, probeer de uitzonderingspositie te beperken. Denk nooit: ‘laat maar, het is niet belangrijk’, maar zorg dat zoveel mogelijk informatie de leerling bereikt.
Bied verbale informatie (via spraak of gebaren) op een rustig tempo aan. Zo heeft de lerende tijd om ook aandacht te schenken aan de ondersteunende visuele informatie op het bord, beeldscherm, op werkbladen, in leerboeken … (Horende leerlingen kunnen tegelijkertijd luisteren en kijken (bv. naar een visuele afbeelding, terwijl de leraar instructie of uitleg geeft.)
Spraakafzien - ruimer dan liplezen - kan wel helpen, maar is op zich erg moeilijk. Daarbij moet je je realiseren dat je als horende de gesproken taal kent. Leren welke mondbewegingen horen bij welke klanken is een moeilijk proces.
Zelfs een minimaal gehoorverlies kan voor een kind belemmerend zijn om de gesproken taal rondom hem te horen en te leren.
De meeste interpersoonlijke communicatie, ook in de klas en in de school verloopt via het gesproken taal. Denk na hoe je visuele ondersteuning kan inbouwen.
We slagen erin om via tolken of andere aanpassingen geordende formele situaties, zoals een les, toegankelijk te maken. Maar in meer informele situaties als een losse babbel, een grotere groep, een discussie, op de speelplaats … is het vaak heel moeilijk om dove leerlingen te betrekken.
Doof zijn is veel meer dan een audiologisch gegeven. Het gaat ook om een manier van in het leven staan.
Bij groepswerk wordt de dove of slechthorende leerling bijzonder uitgedaagd. Er zijn meerdere sprekers aan het woord, niet steeds wisselend, goede communicatieattitudes blijven achterwege, er is veel achtergrondlawaai … want in het lokaal is nog een groepje aan het werk.
Wacht met spreken totdat de dove of slechthorende leerling naar je kijkt. Als er in groep wordt gesproken, praat dan niet door elkaar en spreek een signaal af om aan te duiden wie de volgende spreker is. Zo mist die niet het begin van het gesprek.
Check voldoende of de leerling de boodschap heeft begrepen. Dit kan ook op een onopvallende wijze.
(Kijkend) luisteren en ondertussen notities nemen is een moeilijke combinatie.
Vaak missen dove en slechthorende lerenden ten aanzien van hun horende leeftijdsgenoten een hoeveelheid achtergrondkennis, omdat zij die minder door middel van incidenteel leren hebben verworven.
Taal speelt een cruciale rol bij het executief functioneren. Het feit dat dove en slechthorenden vaak een taalachterstand opliepen, betekent ook dat zij een achterstand oplopen in de executieve functies.
We erkennen dat ernstig slechthorende en dove leerlingen specifieke behoeften kunnen hebben aan training in probleemoplossing en cognitief georiënteerde leerstrategieën.
Let op voor aangeleerde hulpeloosheid: overmatig voorgestructureerde omgevingen, meer ondersteunen dan nodig, dingen uit hun handen nemen, beslissen in hun plaats … dat alles bevordert de ontwikkeling van executieve functies niet en staat ook de ontwikkeling van zelfvertrouwen en eigenwaarde in de weg. Uitdagingen zijn nodig.
De gesproken taal wordt (al dan niet) ondersteund door gebaren of gebarensystemen (simultane communicatiestrategieën, spraak ondersteunende gebaren …):