Het leerplandoel “Een oplossing ontwerpen voor een probleem of uitdaging door wetenschappen, technologie of wiskunde geïntegreerd aan te wenden” komt zowel in de 1ste, 2de als 3de graad aan bod. In dit inspirerend voorbeeld vind je een situatieschets waarin we het doel hebben uitgewerkt.
Het voorbeeld bouwt verder op de algemene tekst over dit leerplandoel. Deze verheldert de volgende elementen:
Het is zinvol om met je collega’s in overleg te gaan over de wijze waarop leerinhouden van Wiskunde, Techniek en Natuurwetenschappen aan bod zijn gekomen en hoe samenwerking tussen de vakken kan verlopen.
Een leerling op stage stelt vast dat heel wat producten niet verkocht geraken op het einde van de dag of vóór de datum van ‘tenminste houdbaar tot’ (THT) wordt bereikt. De mentor wil dit probleem aanpakken en vraagt aan de leerling om het assortiment kritisch door te lichten en een voorstel uit te werken met concrete acties.
De volgende leerplandoelen komen nadrukkelijk aan bod. Ze staan centraal bij de didactische evaluatie van de opdracht.
De volgende leerplandoelen beschrijven kennis en vaardigheden die relevant kunnen zijn om de ontwerpopdracht uit te voeren. Een gerichte selectie uit deze doelen kan geheel of gedeeltelijk, vooraf of gelijktijdig aan bod komen bij de realisatie van de opdracht in de klaspraktijk.
Het is belangrijk dat de probleemstelling aansluiting kan vinden bij de beginsituatie van de leerlingen. Om de nadruk op het ontwerpen te leggen vertrek je van een zekere voorkennis en vaardigheden.
Als leraar zal je dus moeten inschatten wat de beginsituatie van de leerlingen is en bepaalde leerplandoelen nog eens moeten toelichten zodat je tot een kwaliteitsvol ontwerp komt.
In functie van integratie van technologie en het specifieke van de studierichting: leerplandoelen III-BrBa-a
In functie van het geïntegreerd aanwenden van wetenschappen en wiskunde:
Bij het ontleden van het assortiment, het inventariseren van de voorraad, het berekenen van de verkochte hoeveelheden zal de leerling eenvoudige berekeningen moeten uitvoeren.
In functie van het realiseren van het Gemeenschappelijk funderend leerplan:
De leerlingen verzamelen data over het bestedingspatroon van de klanten en respecteren de wetgeving inzake GDPR.
De leerlingen gebruiken de aangeleverde informatie kritisch, zoeken bijkomende informatie.
De leerlingen staan kritisch ten opzichte van de verzamelde data en kunnen deze correct interpreteren.
De nadruk ligt op het proces van het ontwerpen van een oplossing. Volgende onderliggende elementen zijn hierbij belangrijk:
Afhankelijk van de beschikbare tijd kan je het probleem opsplitsen in deelproblemen (analyse van het assortiment, behoeftestudie van klanten, organisatie van de productie). Dat biedt kansen om deeloplossingen onderling af te stemmen wat het samenwerkend leren bevordert.
Je kan op het einde van elke fase de leerlingen hun bevindingen laten toelichten zodat ze mekaar inspireren. Door medeleerlingen kritische vragen te laten formuleren, mekaar feedback te geven, keuzes te laten argumenteren benadruk je het belang van het onderzoekend leren.
In een eerste fase introduceer je de uitdaging en stel je de opdracht voor als een realistische uitdaging. Vermeld ik ook de verwachte output (zie 4.2 Welk doel heb je voor ogen?).
De kans is groot dat leerlingen snel en oplossingsgericht aan de slag gaan. Ontleed met de leerlingen de situatieschets en benadruk dat de klemtoon ligt op het uitwerken van een voorstel met concrete acties.
Je stimuleert de leerlingen om de uitdaging te verkennen. Door reflectievragen verplicht je de leerlingen het probleem of de uitdaging van verschillende perspectieven (zie hierboven) te bekijken en eventueel bijkomende vragen te noteren. Je kan door bijkomende info te geven (bv. bereidingstijd per gerecht) leerlingen sturen zodat ze meer gericht te werk gaan.
Je kan leerlingen individueel of in groepjes aan het werk zetten.
Enkele voorbeelden van reflectievragen:
Natuurlijk wil je dat het probleem opgelost is of de uitdaging een antwoord heeft gekregen. In de situatieschets ligt de nadruk op het uitwerken van een voorstel met concrete acties. Je hoeft dit dus niet effectief uit te voeren. Je kan denken aan volgende mogelijke outputvormen:
De nadruk bij de evaluatie ligt op het LPD 26 “De leerlingen ontwerpen een oplossing …”. Volgende criteria kan je hanteren:
Daarnaast kan je een aantal criteria bij de flankerende leerplandoelen opnemen (zonder deze de bovenhand te laten innemen):
Je kan de evaluatie nog krachtiger maken door de leerlingen te betrekken bij het bepalen van de criteria en in de loop van het proces deze criteria te laten omschrijven en verfijnen.