In dit arrangement programmeren leerlingen een levende robot (bijvoorbeeld de leraar). De leerlingen laten de leraar een boterham met chocoladekorrels smeren. Ze geven hierbij precieze instructies. Ze moeten hierbij bewust nadenken over alle stappen die de robot daarvoor moeten nemen. Door na te denken over de stappen die ze moeten nemen, leren ze in eenvoudige algoritmes denken.
De leerlingen leggen uit wat robots zijn en dat wat ze allemaal doen. Ze verwoorden onder andere dat robots in een fabriek telkens vooraf ingevoerde instructies nauwkeurig uitvoeren. Robots werken volgens bepaalde afspraken (instructies) die bij hen zijn geprogrammeerd.
De leerlingen gaan nu een levende robot programmeren, namelijk de juf of meester.
De leerlingen leggen uit waarom de juiste opeenvolging van instructies (later blokken) zo belangrijk is. Als die volgorde niet correct is, zal het programma niet doen wat er wordt gevraagd.
De leerlingen gaan nu ook een robot programmeren. Ze gaan een robot een boterham met hagelslag/chocoladekorrels laten maken. Ze schrijven op welke stappen hij hiervoor moet nemen.
De klas wordt in groepjes van vier verdeeld. De leerlingen schrijven eerst op welke stappen ze moeten nemen om een boterham met hagelslag te maken. Ze gaan aan de slag met het werkblad (pdf). Ze mogen alleen de genoemde woorden gebruiken.
Ze omcirkelen per hand de woorden die de actie aangeven die de robot moet uitvoeren.
Ze proberen denkbeeldig de stappen uit en gaan na of het programma werkt. Als het niet klopt, debuggen ze. Ze gaan na waar de fout zit en corrigeren.
De leraar is de hagelslagrobot en wordt geprogrammeerd door één van de leerlingen die de vooraf beschreven instructies voorleest. De robot moet exact uitvoeren wat geïnstrueerd wordt.
In deze activiteit moeten leerlingen hun algoritme correct in volgorde plaatsen en vervolgens de juiste volgorde van opdrachten gebruiken om dit algoritme in te voeren.
In deze activiteit debuggen leerlingen hun algoritme als er een fout optreedt.