De Vlaamse regering werkte voor lichamelijke opvoeding een waarborgregeling uit over het aantal lestijden lichamelijke opvoeding.
In de omzendbrief van BaO/2005/09 Personeelsformatie Scholen in het Gewoon Basisonderwijs (29/06/2005) staat onder 3.1.4.4. Waarborgregeling lichamelijke opvoeding: "Er is een waarborgregeling uitgewerkt door de Vlaamse regering voor lichamelijke opvoeding. De school wendt, voor het gewoon basisonderwijs, in het kleuteronderwijs minstens 7,7% en in het lager onderwijs minstens 1,2% van de lestijden volgens de schalen, verkregen volgens punt 3.1.1, aan voor het leergebied lichamelijke opvoeding. Het aldus bekomen aantal lestijden wordt als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal. De lestijden bekomen door toepassing van het percentage 1,2 en de voorziene afronding moeten in het lager onderwijs aangewend worden om de werkdruk van het onderwijzend personeel te verminderen ten opzichte van de toestand voor de invoering van de aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs. Hiervoor moeten de criteria onderhandeld worden in het bevoegde lokaal comité."
Voor het kleuteronderwijs moet minstens 7,7% van de lestijden aangewend worden voor het inrichten van lestijden lichamelijke opvoeding.
In het lager onderwijs moet elke school nagaan wat de situatie was in 2005 (hoeveel lestijden ze verhoudingsgewijs aan lichamelijke opvoeding gaf, want de school kan groter of kleiner geworden zijn, dus normaal 2 lestijden/klasgroep). Daar moet de school dan verplicht minstens 1,2% van de lestijden bovenop inrichten. Het aantal lestijden waarop de school zich baseert vanuit het verleden moet in het LOC worden onderhandeld.
In het kleuteronderwijs bestonden voorheen geen lestijden lichamelijke opvoeding en kreeg de school ‘aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding’. Als die later werden samengevoegd in het totale lestijdenpakket (ontkleurd), werd die 7,7% als waarborg ingeschreven.
In het lager onderwijs richtte de school al lestijden lichamelijke opvoeding in maar kreeg ze een aantal ‘aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding’ bovenop om de klasleraren kindvrij te kunnen maken. Hun maximale lesopdracht werd toen 27 lestijden in plaats van 28. Die ‘bovenop’ komt neer op die 1,2%. Als school moet je dus eerst vaststellen wat de situatie in 2005 was op het ogenblik dat je die ‘bovenop’ kreeg en dus daar die 1,2% op toepassen.
Voor wat de prestatieregeling voor leermeesters lichamelijke opvoeding en voor (kleuter)onderwijzers die instaan voor lichamelijke opvoeding betreft, hangt één en ander af van het personeelsstatuut waarin de leerkracht is aangeworven. Om misverstanden te vermijden, verwijzen wij je graag naar de regelgeving.
Je kunt daar antwoord vinden op vragen als:
Belangrijk om te weten:
De sport- en speeltoestellen moeten jaarlijks nagekeken worden door een bevoegd persoon.
Wanneer de onderwijsinspectie de risicobeheersing rond bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne (BVH) onderzoekt, moet je die jaarlijkse controle kunnen voorleggen wanneer het proces 5: controle arbeidsmiddelen wordt onderzocht.
Bij ‘proces 5’ moeten volgende documenten aanwezig zijn en voorgelegd kunnen worden:
Bij elk proces gaat de onderwijsinspectie na of inbreuken/bemerkingen in het globaal preventieplan en/of het jaarlijks actieplan zijn opgenomen.