Het leerplan is opgebouwd uit 5 rubrieken. De eerste 2 rubrieken “Het landschap als systeem” en “veranderingen van landschappen doorheen de tijd” behandelen aardrijkskundige inhouden (of thema’s). De 3 volgende rubrieken “Inzicht verwerven in systemen en hun interacties”, “Geografische hulpbronnen en methodieken aanwenden” en “een ruimtelijk referentiekader opbouwen” hebben betrekking op karakteristieke denk- en werkwijzen en methodieken eigen aan aardrijkskunde.
De focus van dit leerplan ligt op landschappen. Een landschap kan beschouwd worden als het uitzicht van een gebied zoals dat door mensen wordt waargenomen. Het karakter ervan wordt bepaald door natuurlijke en/of menselijke factoren en de interacties daartussen.
De waarneming van een landschap is heel perceptief: vanzelfsprekend zorgt het bekijken ervan voor de eerste sensatie, maar ook het horen, ruiken, voelen … dragen bij tot de perceptie en beleving. Een totale landschapsbeleving is dan ook een zintuiglijke beleving, en dus ruimer dan het bekijken van landschapsplaatjes.
Daarom is een waarneming op het terrein onmisbaar, en zal men bij de realisatie van dit leerplan één of meerdere keren naar buiten gaan om midden in “het landschap” te staan en dat ten volle te beleven.
De definitie van een systeem is dat het een geheel is dat is samengesteld uit meerdere componenten (of deelsystemen) die met elkaar samenhangen of op elkaar inwerken, en die door de relaties tussen die componenten een mate van samenhang, ordening en complexiteit vertoont.
In dit leerplan worden landschappen als systemen beschouwd, met landschapsvormende lagen als interagerende deelsystemen. Landschappen zijn bovendien dynamische systemen, die veranderen doorheen de tijd en waarin de deelsystemen en hun onderlinge wisselwerking evolueren.
Op die manier wordt de systeembenadering in aardrijkskunde voor de eerste maal geïntroduceerd. Hiermee wordt een belangrijke leerlijn gestart die in de tweede graad verruimd wordt tot de planeet aarde als systeem en haar deelsystemen: de geosfeer, atmosfeer, hydrosfeer en geosfeer. In de derde graad worden de interacties tussen deze aardse sferen verder uitgediept via de studie van de onderliggende processen die het systeem aarde aansturen.