Het referentiekader voor Onderwijskwaliteit zet verwachtingen voor kwaliteitsvol onderwijs uit. Het kader stimuleert scholen om een eigen (kwaliteits)beleid te maken en een eigen weg uit te tekenen. Binnen dit referentiekader neemt de vakgroep een prominente plaats in.
De vakgroep draagt hierbij een collectieve verantwoordelijkheid en kan een efficiënte bijdrage leveren tot de realisatie van de kwaliteitsverwachtingen en kwaliteitsbeelden uit het referentiekader voor Onderwijskwaliteit. Een vakgroep evolueert van louter samenwerken naar systematisch samen leren als de groep de eigen werking geregeld analyseert en erover reflecteert met het oog op kwaliteitsverbetering.
De vakgroep streeft naar continue verbetering: borgen wat goed is, werk maken van onderwerpen die voor verbetering vatbaar zijn. Een manier om dat te doen, is gebruik maken van de PDCA-cirkel.
Van de aanpassing kunnen we na enige tijd weer nagaan of die voor verbetering vatbaar is en zo draait de PDCA-cirkel verder.
De aanpassingen doe je best via SMART-doelen:
We geven een concreet voorbeeld.
‘We proberen dit schooljaar enkele lessen met binnenklasdifferentiatie uit’.
Dit is geen SMART-doel want:
Omgebogen tot een SMART-doel :
‘Tijdens het tweede trimester passen we in elke klas voor twee concrete lessen of lessenreeksen twee facetten van binnenklasdifferentiatie toe. Hierbij baseren we ons op de didactische en pedagogische berichten van de vakbegeleiding aardrijkskunde. Eind april komen we dan met de vakgroep samen om onze uitgewerkte voorbeelden te bespreken, de plus- en minpunten eruit te halen en na te gaan of de leerlingen hiermee leerwinst geboekt hebben.’
In elk leerjaar streef je naar een evenwicht tussen de verschillende leerinhouden, zowel op het vlak van de besteding van het aantal lesuren als op het vlak van de leerstofverdeling over het schooljaar. Hiervoor baseer je je op het leerplan.
Eveneens is het bijzonder nuttig om voor parallelklassen goede afspraken te maken over de leerinhouden en de manier waarop je ze aanbrengt.
Niet alleen horizontale samenwerking is van belang; verticale samenhang is dat evenzeer. Daarom is geregeld graadoverstijgend overleg noodzakelijk.
Graadoverstijgend overleg is zeker ook niet weg te denken als de vakgroep voor een aantal zaken wil streven naar een geleidelijke evolutie van het eerste tot het zesde leerjaar. Het is inderdaad belangrijk om in het leerproces aandacht te besteden aan leerlijnen die in de leerplannen vermeld staan.
De vakgroep maakt afspraken over de verdeling van de dagelijks werkpunten. Deze kunnen uiteraard graad- en studierichtingafhankelijk zijn.
Enkele voorbeelden:
Voorts is het aangewezen om goede afspraken te maken over het persoonlijk werk van de leerlingen.