Wat is de mens? Wat maakt ons tot mensen? En hoe kunnen we onszelf kennen? Hoe verhouden ons lichaam en onze geest zich tot elkaar? Op deze webpagina komen er thema's en werkvragen aan bod rond de concepten geest, lichaam, natuur en cultuur.
Een gezonde geest in een gezond lichaam: we kennen de spreuk maar al te goed. Sportmerken (asics), mental coaches en marketeers verwijzen heel vaak naar het evenwicht tussen geest en lichaam. Het is relatief makkelijk om voorbeelden te geven van een gezond lichaam.Maar wat verstaan we onder een gezonde geest? En wordt onze identiteit door onze geest dan wel door ons lichaam bepaald?
Om het te hebben over de manier waarop onze identiteit door lichaam en geest wordt bepaald, kan je aan jouw leerlingen de volgende dilemma's voorleggen:
1) Wat als je morgen één fysieke of mentale eigenschap aan jezelf kan veranderen en verbeteren? Zou je dan eerder kiezen voor een fysieke eigenschap, of eerder voor een mentale eigenschap?
2) Wat als je jouw hersenen kan laten inplanten in een ander lichaam. Zou je jezelf dan nog steeds beschouwen als dezelfde persoon?
3) Wat als je ervoor kan kiezen om een robot te laten creëren die na jouw dood exact op jou lijkt en op dezelfde manier spreekt en handelt. Zou je dit laten gebeuren?
Twee visies op de verhouding tussen lichaam en geest: monisme en dualisme (korte theoretische duiding)
Binnen het domein van de wijsgerige antropologie kunnen we twee posities onderscheiden die de verhouding tussen lichaam en geest benaderen, namelijk het monisme en het dualisme.
Volgens het monisme zijn lichaam en geest één, je kunt ze niet van elkaar onderscheiden (denk aan het woordje 'mono'). Een monist zal bijvoorbeeld beweren dat onze keuzes en handelingen te herleiden zijn tot (materiële) hersenprocessen. Een radicale vorm van monisme vinden we bijvoorbeeld bij Dick Swaab en zijn boek 'wij zijn ons brein'.
Volgens het dualisme zijn lichaam en geest twee onderscheiden delen in de mens. Het lichaam is van materiële aard, de geest kent een immateriële natuur. Twee bekende dualistische filosofen, die echter elk vanuit een verschillende context hun theorie over lichaam en geest neerschrijven, zijn Plato en Descartes. Volgens Plato is het lichaam het 'slechte deel van de mens', vandaar zijn metaforen 'kerker', 'gevangenis', etc. om het lichaam te beschrijven. De ziel is voor Plato dan weer het 'goede en nobele' deel van de mens. Dankzij de ziel hebben we toegang tot het goede en het ware. Als we aan filosofie doen, zo beweert Plato, moeten we zoveel mogelijk afstand doen van het lichamelijke om onze ziel te richten op de ideeën.
Voor Descartes zijn lichaam en geest onderscheiden van elkaar, maar kennen ze een andere connotatie dan die van Plato. Het lichaam is volgens Descartes niet slecht, maar te begrijpen volgens het model van de machine. De ziel is daarentegen voor Descartes datgene wat de eigenheid van de mens bepaalt: de mens is een cogito, een denkend wezen.
Zijn de volgende uitspraken eerder monistisch of dualistisch van aard?
-Simone Byles (turnster): mijn lichaam en mijn geest zijn niet synchroon
-Marc Van Den Bossche (sportfilosoof): we hebben een wervelende geest in een bruisend lichaam
-Cicero (filosoof): een huis zonder boeken is als een lichaam zonder ziel
-Dick Swaab (neuropsycholoog): wij zijn ons brein
Opdracht bij natuur en cultuur: interpretatie van een tekstfragment ('overal zit mens' van schrijver Yves Petry)
Lees onderstaand citaat van de schrijver Yves Petry met betrekking tot de relatie tussen mens en natuur. Enkele mogelijke opdrachten:
-Welke filosofische vraag kan je bij dit citaat stellen?
-Is de schrijver volgens jou positief of negatief ten aanzien van de aanwezigheid van de mens in de natuur. Beargumenteer jouw antwoord.
-Wat is de stelling die in dit citaat geponeerd wordt?
-Ga je akkoord met wat Yves Petry hier schrijft over de relatie tussen mens en natuur? Staaf jouw antwoord met voorbeelden.
“Overal zit mens. Het element mens heeft zich genesteld in elke uithoek van het ondermaanse, in elke porie van de biosfeer. We ademen mens, we eten mens, we drinken mens. Geen stukje mos, geen druppel uit de zee, geen staaltje van de bodem zonder dat het miljoenen moleculen mens bevat” (Yves Petry, Overal zit mens, p. 12)