Voorbeeldvragen, gekoppeld aan de leerplandoelstellingen van het leerplan van de Basisoptie Klassiek talen, 1ste graad A-stroom D/2019/13.758/028 (versie januari 2022) aan de hand van tekst 3.2 Di Olympii uit Pegasus Novus 1, p. 78-80 en tekst 13.7 Jupiter en Latona uit Ars Legendi Veni p. 303-308.
3.2 Di Olympii: Pegasus Novus 1, p. 78-80
13.7 Jupiter en Latona: Ars legendi - Veni p. 303-308
LPD 2
r. 1 dominus: geef de betekenis, de woordsoort en de aanvullende gegevens.
r. 1 caeli: geef de aanvullende gegevens
r. 4 rex: geef de betekenis en de woordsoort
r. 1 dea: geef de betekenis
r. 5 mulier: geef de woordsoort, de aanvullende gegevens en de betekenis
r. 8 is: geef de betekenis en de woordsoort
LPD 3
Welk woord in het Nederlands of het Frans is afgeleid van:
r. 2 magnificum
r. 10 habitant
r. 3 Welk Frans werkwoord herken je in defendit?
r. 26: Wat betekent in-felicem? Let op de verschillende onderdelen van het woord.
LPD 4
Geef het grondwoord van:
r. 1 dearum
r. 7 adsunt
LPD 2 en 4
Geef het grondwoord en de vertaling van het grondwoord:
r. 5 homines
r. 10 habitant
LPD 4 en 6
r. 9: Geef het grondwoord en bepaal de vorm van lucis
r.1: Geef het grondwoord en bepaal de vorm van nomine
LPD 5 en 6
r. 3: Splits in stam en uitgang en bepaal de vorm van fratres
LPD 6
Kruis aan:
- longae op r. 4 is: O nominatief O genitief O datief
- Olympo op r. 13 is: O datief O ablatief
LPD 7
r. 10 habitant: splits en geef het model
LPD 8
r. 12 possum: bepaal de persoon en het getal en vertaal
r. 15 cupit: bepaal persoon en getal en vertaal
LPD 9
r. 1 sunt: welke persoon en getal? waarom?
r. 3: Waar hoort superba bij? (of: Over welk woord zegt superba iets?)
r. 5: Zoek in deze regel een BVB en trek een pijl naar zijn kern.
r. 12: Wat is de dominant van magnam? Hoe weet je dat?
LPD 10 en 14
Geef de naamval en de functie van
r. 7 filii
r. 13 vos
Splits de volgende zin op r. 4 in zinsdelen: Alter frater Neptunus est: magno tridente maris undas regit.
Splits de volgende zin in zinsdelen en geef de functie van elk zinsdeel:
r. 33: Zet het onderwerp en het gezegde in een kadertje en onderstreep het lv.
r. 35: Wat is het gezegde van de zin? Is het een nwg of een wwg?
LPD 11
Onderstreep in onderstaande zin uit de tekst de BVB (adj. in groen; gen. in blauw) en omcirkel de kern.
r. 9-10: Bacchus deus vini est et callidus Mercurius est nuntius deorum et mercatorum deus.
r. 23-24 trek pijltjes van elke bvb naar de kern.
LPD 13
Bekijk aandachtig de tussentitels op p. 78 en 80. Wat kun je afleiden over de goden van p. 80?
LPD 14
Verdeel de volgende zin op r. 4 in zinsdelen:
LPD 16
r. 3: Iuppiter duos fratres habet: Wat verwacht je dat er nu zal verteld worden?
r. 11-12: Nuntius graviditatis in animo Iunonis magnam iram incendit: wat zou Juno nu kunnen gaan doen?
r. 36 Apollo cum novis armis in montem Parnassum properat: op wie zou Apollo wraak willen gaan nemen?
LPD 18
r. 11 amantes: geef een in de context passende (vlotte) vertaling.
r. 25 in auxilium kan je niet letterlijk vertalen; geef een goede vertaling, samen met het gezegde.
LPD 19
De leerlingen werken met een leeskaart. In de leesmethode is de laatste stap zelfcontrole.
Dit leerplandoel wordt bij voorkeur geëvalueerd tijdens de les
De leerlingen werken met een leeskaart. In de leesmethode is de laatste stap zelfcontrole.
Dit leerplandoel wordt bij voorkeur geëvalueerd tijdens de les
LPD 20
r. 12: Zoek in je woordenlijst de betekenis van deasque en monstrare
LPD 21
Welke informatie krijg je over de godin Vesta op r. 6?
Juist of fout? Verwijs bij elk antwoord naar de Latijnse woorden waarop je je antwoord baseert.
juist/fout
Latijnse woorden
Jupiter is de broer van Juno.
………………
………………………
Neptunus is de zoon van Jupiter.
………………
………………………
Maak de juiste verbinding:
pauw O O Juno
landbouw O O Ceres
huwelijk O O Vesta
drietand O
Teken een attribuut van één van de goden of godinnen en geef de naam van de god/godin.
r. 18: waarom wordt Latona door niemand opgevangen?
r. 23-24: vertel in je eigen woorden wat Python doet.
r. 34-35: teken de borelingen van Latona zoals ze er op hun vierde levensdag uitzien.
LPD 22
Opdracht bij de hele tekst: zet een verticale streep voor een zin als men over een andere god begint en een streep in een andere kleur voor de zin waarin de bespreking van de goden voorbij is.
r. 1-14:
- Tot waar loopt volgens jou de inleiding? Vat de inhoud daarvan samen.
- Omcirkel op p. 305 drie signaalwoorden die een volgende fase in het verhaal aangeven.
LPD 23
r. 33: Ibi Latona sub annosa lauro parit Dianam et Apollinem.
Wat is er speciaal aan de woordvolgorde in deze zin? Wat heeft de schrijver willen beklemtonen?
LPD 26
Wat vind jij eigenaardig aan de relatie tussen Jupiter en Juno?
Wat valt jou op aan de eigenschappen die goden in dit verhaal hebben? Noem twee verschillen met een zelfgekozen godsdienst van onze tijd.
LPD 27
Maak met de middelen die je wil een hedendaagse voorstelling van jouw lievelingsgod.
Schrijf een toneeltje waarbij Jupiter aan 4 andere goden een concrete opdracht geeft die past bij hun functie.
Maak een schilderij, (digitale) afbeelding of (digitale) collage van de Latijnse tekst.
Geef zoveel mogelijk personages van dit verhaal een plek in een creatief uitgewerkte stamboom.
Welke god(in) van dit verhaal spreekt jou het meest aan? Beeld die god(in) zelf uit.
Wat vond jij het spannendste moment van het verhaal? Maak daar een creatieve voorstelling van.