Algemeen

In de vorige fase (zie fase 1: verhoogde zorg) hebben jij en je collega's binnen de gewone werking van de school gezocht naar een passende aanpak voor leerlingen voor wie de brede basiszorg niet langer voldoende was. Hierbij kon ook het CLB betrokken worden.
De school merkt nu dat voor sommige leerlingen de verhoogde zorg onvoldoende blijkt. De beschikbare redelijke aanpassingen, zoals
ReDiCoDis, zijn uitgeput. Dit betekent dat er nood is aan extra inzichten in de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van deze leerlingen om hen beter te begeleiden. Het zorgoverleg of het MDO heeft een actieve rol gespeeld in het zoeken naar een geschikte aanpak. Veel scholen leggen de concrete afspraken vast in een document, digitaal of op papier, dat binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen bekendstaat als het zorgplan.
Het zorgplan dient als een hulpmiddel om alle relevante informatie over de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van een leerling te bundelen en de afspraken rond de redelijke aanpassingen vast te leggen. Dit zorgplan is gericht op praktische ondersteuning en maakt deel uit van het leerlingendossier.
Zowel de school als de ouders of de leerling zelf kunnen het CLB informeren als de huidige maatregelen niet toereikend zijn. De informatie en acties uit Fase 0 en Fase 1 vormen daarbij de basis voor verdere stappen.

Het CLB treedt tijdens fase 2 meer op het voorplan. Het kan de indruk wekken dat jij als leraar aan de zijlijn gaat staan. Dat is uitdrukkelijk niet het geval!

Louise, de leerling in ons voorbeeld, blijft tenslotte bij meester Bart in de klas les volgen. De maatregelen van fasen 0 en 1, die meester Bart en zijn collega’s voor Louise toepassen, blijven dan ook gewoon gelden.

Concreet werkt de school op een handelingsgerichte manier verder (bv. aan de hand van de M-cirkel) terwijl het CLB beter zicht probeert te krijgen op het functioneren van Louise binnen de klascontext, met als doel samen met alle betrokkenen het aanbod beter af te stemmen op de onderwijsbehoeften van Louise.

  • Zo zal het CLB extra elementen proberen te detecteren in de beeldvorming, die meester Bart info geven over de barrières die Louise ondervindt om een leer- of participatiedoel te bereiken.
  • Er kunnen aanvullingen geformuleerd worden met betrekking tot haar onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften, zodat meester Bart verder aan de slag kan met een meer passende aanpak.
  • Daarnaast worden de bestaande redelijke aanpassingen bijgestuurd of uitgebreid in functie van de mogelijkheden van Louise binnen het gemeenschappelijk curriculum en haar verdere schoolloopbaan.

Om de leerkracht en de individuele leerling te helpen, wordt een handelingsgericht diagnostisch traject (HGD-traject) opgestart. Met alle betrokken partijen wordt een proces gelopen van gesprekken, onderzoeken, observaties … wat uiteindelijk uitmondt in handelingsgerichte adviezen.

Naast concrete tips, een mogelijke diagnose of externe doorverwijzing kan een GC- of IAC-verslag worden opgemaakt. Met een GC- of IAC-verslag doet de school een aanmelding bij het leersteuncentrum waarbij de school is aangesloten. Op basis van de leersteunvraag en de leervraag van de school wordt leersteun opgestart.

Na een participerende observatie in de klas volgt een afstemmingsgesprek met alle betrokkenen. De ervaringsdeskundigheid van de ouders, de input van Louise en de adviezen van het CLB zijn richtinggevend om samen met de leerondersteuner handelingsgericht aan de slag te gaan. De daaropvolgende gezamenlijke acties worden tussentijds geëvalueerd en waar aangewezen bijgesteld of verfijnd. De leerondersteuning is flexibel en wordt aangeboden zo lang als nodig. De leerondersteuning wordt ‘on hold’ gezet als Louise en meester Bart verder kunnen met het onderwijsleerproces en met de participatie aan het klas- en schoolgebeuren.

Een mogelijk bijkomend spoor in fase 2 is de uitbouw van een netwerk van externe partners zoals een logopedist, kinesist, psychiater, ergotherapeut, observatiecentrum ... Waar externen nodig zijn om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling, zal het CLB vanuit haar draaischijffunctie leerlingen en ouders ondersteunen bij een doorverwijzing en dit waar nodig ook verder opvolgen.

  • Deze externe partners kunnen adviezen formuleren voor de leerkracht(en) en kunnen buiten de school met de leerling werken aan competenties die direct of indirect het onderwijsleerproces en de participatie mogelijk maken (bv. een auticoach, logopedie …).
  • Ook de versterking van de thuiscontext kan van belang zijn waarbij het CLB opnieuw als draaischijf functioneert om experten te betrekken of om alternatieve ondersteuning voor ouders en/of leerling te vinden (bv. positieve heroriëntering, contextbegeleiding …).

We moedigen steeds een goede communicatie aan tussen de school, de thuiscontext, het CLB en externe partners over het leren en participeren aan het schoolleven. 

Het is goed om weten dat je tijdens het handelingsgericht diagnostisch traject (HGD-traject) van het CLB bij de verschillende stappen wordt betrokken, rechtstreeks of via het MDO. Het doorlopen van een HGD-traject vraagt tijd van de CLB-medewerker(s). Daarnaast vallen de genomen acties onder het beroepsgeheim van het CLB. Het zal dus afhangen van de toestemming van de leerling en zijn ouders in welke mate informatie mag doorstromen naar de school. Het is belangrijk dat school en CLB voortdurend in afstemming blijven met elkaar.

Contact

Jana Gastmans
pedagogisch begeleider
      0486 58 70 20
      Inge Ranschaert
      pedagogisch begeleider
          02 507 06 97
          Conny Vermandere
          stafmedewerker
              02 507 06 86
              ×
              Kijkt als...
              Niveau
              Regio