Je bent als school in de fase dat je bijkomende hulp nodig hebt om de diverse acties, die je al hebt ondernomen, verder uit te bouwen en aan te vullen. Het CLB zal samen met jou zo breed mogelijk kijken en op zoek gaan naar bijkomende mogelijkheden of adviezen. Het krijgt in deze fase een actieve rol in de individuele leerlingenbegeleiding, die verschillende vormen kan aannemen: een HGD-traject, een begeleiding, een advies (bv. bij vragen over studiekeuze en oriëntering) of een overleg met externen (draaischijffunctie).
We zoomen hier enkel in op het HGD-traject waarvan we hieronder het systematisch verloop beschrijven met het CLB als regisseur. Tijdens het hele proces werkt het CLB nauw en constructief samen met leerling, ouders en school. Een goede communicatie maakt daar deel van uit. Een HGD-traject kan snel gaan (bv. als er al voldoende info beschikbaar is), maar neemt vaak enige tijd in beslag. Regelmatige afstemming tussen CLB, leerling, ouders en school over de verwachtingen en de verdere stappen in het traject, kan voor wederzijds begrip zorgen.
Via handelingsgerichte diagnostiek zal het CLB het ‘beeld’ van de leerling verbreden en verdiepen en in overleg met de betrokkenen, zoveel als mogelijk in consensus, een advies formuleren. Het CLB kan indien nodig én in overleg zelf de diagnoses dyslexie, dyscalculie, cognitief sterk functioneren en verstandelijke beperking stellen als een classificerende diagnostiek aan de orde is (zie Algemeen Diagnostisch Protocol (ADP)). Voor andere classificaties (motorische ontwikkelingsstoornis, ontwikkelingsdysfasie, ADHD, ASS, gedragsstoornissen, visuele beperking, auditieve beperking) verwijst het CLB door naar externe deskundigen. Een diagnose is geen doel op zich maar wordt in de eerste plaats gezien als middel om een beter zicht te krijgen op het functioneren van de leerling om zo nog beter tegemoet te kunnen komen aan de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften.
Het doel van het HGD-traject bestaat erin meer inzicht te krijgen in de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de individuele leerling en de ondersteuningsbehoeften van zowel het school- en lerarenteam als de ouders. Samen met leerling, ouders, leersteuncentrum, schoolteam, CLB, pedagogische begeleiding en eventueel andere partners kan dan het aanbod beter afgestemd worden op de noden van de leerling. De school zal op basis van deze adviezen acties ondernemen en evalueren.
In de omzendbrief Leersteun in het basis- en secundair onderwijs staat beschreven dat het HGD-traject aanleiding kan geven tot het advies om verdere maatregelen op niveau van de brede basiszorg of verhoogde zorg te nemen en dus (nog) geen GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag op te maken. Het CLB kan de school adviseren om haar pedagogische begeleidingsdienst (PBD) te betrekken wanneer het inschat dat de school structurele versterking nodig heeft in de fase van de brede basiszorg en de fase van de verhoogde zorg. In het structurele overleg tussen school, CLB en PBD bespreken de partners ook samen welke knelpunten er zijn in het beleid op leerlingenbegeleiding, hoe de school zich kan versterken en wie welke rol daarin opneemt (zie hoofdstuk 1). Van de school wordt verwacht dat ze ook in de fase van verhoogde zorg al tijdig het CLB aanspreekt wanneer er vragen zijn of wanneer er een stagnerende of negatieve evolutie is in het traject van een leerling. Dat kan aanleiding geven tot de inzet van consultatieve leerlingen-begeleiding of de start van de fase van uitbreiding van zorg.
Als uit het handelingsgericht diagnostisch traject blijkt dat het inzetten van leersteun, in combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen, nodig en voldoende is om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen, kan het CLB een GC-verslag opstellen. Het GC-verslag geeft dus toegang tot leersteun voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum volgen in een school voor gewoon onderwijs. Hoewel er geen diagnose voor een bepaald type nodig is om een GC-verslag op te maken, moet het verslag wel aangeven welke specifieke deskundigheid van welk type nodig is om de leersteunnoden op te vangen.
Indien het CLB in de fase van verhoogde zorg al een traject heeft doorlopen met de school, de leerling en de ouders en op basis daarvan over voldoende informatie beschikt, kan ze ook overgaan tot de opmaak van een GC-verslag zonder eerst een handelingsgericht diagnostisch traject te doorlopen.
Als ouders niet akkoord gaan met de opmaak of inhoud van een GC-verslag, wordt dat vermeld in het GC-verslag. Er kan dan wel leersteun geboden worden die gericht is op de versterking van de leerkracht of het schoolteam.
Als uit een HGD-traject blijkt dat een leerling het gemeenschappelijke curriculum niet kan blijven volgen, maar nood heeft aan een individueel aangepast curriculum, zal het CLB in samenspraak met de school, leerling en ouders een IAC-verslag opstellen. Het IAC-verslag vormt de basis voor een individueel aangepast curriculum voor leerlingen in het gewoon of buitengewoon onderwijs (zie fase 3).
HGD is een kwaliteitskader bestaande uit een geheel van uitgangspunten en fasen. De ordening is een leidraad die flexibel kan verlopen.
Meer informatie over fase 2 en het verloop van een HGD-traject binnen het zorgcontinuüm vind je terug in het Algemeen Diagnostisch Protocol (ADP) van Prodia (= Protocollering van diagnostiek in leerlingenbegeleiding). Binnen dat netoverschrijdend project ontwikkelden de onderwijsverstrekkers, de CLB-sector en het departement Onderwijs, naast het ADP, zeven specifieke diagnostische protocollen (SDP):
De diagnostische protocollen zijn ontwikkeld om onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en de ondersteuningsbehoeften van de leraren en ouders op een systematische en genuanceerde manier in beeld te brengen.
Het CLB hanteert de protocollen voor de handelingsgerichte diagnostiek, in nauwe samenwerking met de scholen en met de andere betrokkenen (leerlingen, ouders, leersteuncentrum, pedagogische begeleiding en externe diensten). De protocollen reiken ook handvatten aan om zorg op school in te vullen. Je vindt er onder andere tips per fase van het zorgcontinuüm, maar ook concrete tools of bijkomende informatie over leer‑, gedrags- en ontwikkelingsproblemen.
Tijdens de fasen van brede basiszorg (fase 0) en verhoogde zorg (fase 1) verzamelden jij en je collega’s heel wat gegevens in het leerlingvolgsysteem. Het is daarbij uitdrukkelijk de bedoeling om enkel die informatie te verzamelen die relevant is en bijdraagt tot een goede leerlingenbegeleiding (Need to know, not nice to know).
De CLB-medewerker bouwt verder op die gegevens. Indien nodig vervolledigt en verfijnt hij ze. Hoe beter het overzicht van het schoolteam op het gevolgde traject in de school en op de communicatie daarover met ouders en leerling, hoe efficiënter een HGD-traject kan lopen.
In ons voorbeeld van Louise betekent dit het volgende:
Meester Bart en zorgmeester Brahim gebruiken de M-cirkel om redelijke aanpassingen te bepalen die ze ook evalueren. De verslaggeving van hun overlegmomenten, hun bevindingen evenals de gesprekken met de ouders van Louise worden geregistreerd in het leerlingvolgsysteem. Steeds is er oog voor de sterktes van Louise en beschermende factoren in haar context. Haar onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften worden uitvoerig besproken en de ouders worden, als ervaringsdeskundigen, ook expliciet om hun mening gevraagd. Op een tussentijds overleg spreken de ouders af dat meester Brahim (via het MDO) Louise zal aanmelden bij het CLB. De ouders worden gecontacteerd door een CLB-medewerker.
Tijdens het eerste gesprek luistert de CLB-medewerker in de eerste plaats naar de bezorgdheden en de beleving van de hulpvrager. Door gerichte vragen te stellen, verheldert hij de vraag verder.
We onderscheiden daarbij twee situaties:
Wanneer de school wenst over te gaan tot aanmelding bij het CLB wordt expliciet om instemming van de betrokken leerling en/of de ouders gevraagd.
Het schoolteam geeft aan welke maatregelen (in fase 0 en 1) al genomen werden en waar het vastloopt. Het MDO signaleert aan het CLB dat er verdere stappen nodig zijn. Bij het doorlopen van de eerste twee fasen van het zorgcontinuüm betrekt de school de ouders zoveel als mogelijk. Succesfactoren daarbij zijn:
Als de ouders geen toestemming geven, blijft de school inzetten op verbinding met de ouders om alsnog toestemming te krijgen het CLB te betrekken. Als de ouders blijven weigeren, kan het CLB overgaan tot het schrijven van een GC-verslag enkel gericht op leerkracht- en schoolteamgerichte ondersteuning. Ondertussen kan het CLB de school verder ondersteunen via consultatieve leerlingenbegeleiding (fase 1), alsook mee zoeken naar wegen om samen met de ouders tot een gedeelde bezorgdheid te komen. In de meeste gevallen wordt de toestemming tot betrokkenheid wel gegeven en kan het CLB verdere stappen zetten. In een aantal gevallen betekent dit de opstart van een HGD-traject.
Het CLB vraagt toestemming om de school te betrekken bij het HGD-traject. Als de leerling/ouders niet wenst/wensen dat de school op de hoogte gebracht wordt van hun vraag, dan gaat het CLB met de ouders en de leerling aan de slag. Het CLB blijft streven naar verbinding tussen school en ouders om relevante informatie (zoals handelingsadviezen …) te kunnen doorgeven.
Wanneer de CLB-medewerker in deze fase van mening is dat er een intensiever traject dient opgezet te worden, dan wordt binnen het ruimere CLB-team bekeken wie de vraag zal opnemen. Vaak zal dit samenhangen met de expertise en ervaring die nodig geacht wordt voor de verdere opvolging. Een medische vraag zal daarom vaker opgenomen worden door een arts of paramedisch geschoolde CLB-medewerker dan door een psycholoog of maatschappelijk werker. Tijdens het traject kan het dan ook voorkomen dat er andere expertises of disciplines worden geconsulteerd wanneer dit nodig wordt geacht voor de verderzetting van het onderzoek of de begeleiding.
De ouders of de bekwame leerling kunnen op ieder moment hun toestemming of hulpvraag intrekken.
De CLB-medewerker probeert de hulpvraag te verduidelijken (in het voorbeeld van Louise: hoe komen de specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften aan de oppervlakte? Hoe merken we dat Louise moeite heeft met bepaalde zaken? Op welke momenten loopt het goed? Is de verandering in gedrag gelinkt aan een verandering in de thuissituatie? …). Het leerlingvolgsysteem bevat vaak al waardevolle aanknopingspunten. Jij kunt zelf ook extra informatie aanleveren op basis van jouw ervaringen met de leerling. Het CLB betrekt daarnaast ook de leerling, de ouders en eventuele externen (bv. als de leerling in begeleiding is bij een psychiater of logopedist).
Het CLB verzamelt informatie over het functioneren van de leerling aan de hand van de componenten in het International Classification of Functioning, Disability and Health for Children and Youth (ICF-CY). Doorheen het verdere diagnostische traject wordt die beeldvorming aangevuld en bijgestuurd.
ICF biedt een specifiek begrippenkader waarmee het menselijk functioneren met zijn sterktes en beperkingen kan worden beschreven. Het CLB hanteert dat classificatiesysteem ook bij het opmaken van een GC- of IAC-verslag. Het systeem is gebaseerd op een sociaal model van handicap.
Sociale modellen maken een onderscheid tussen functiebeperking en handicap. Iemand kan een beperking hebben van één of andere lichamelijke of geestelijke functie. Een handicap wordt het pas wanneer de samenleving drempels of barrières opwerpt, ontoegankelijk is, geen gelijke kansen biedt. De uitdaging bestaat erin om die drempels weg te nemen.
De informatie uit de intakefase wordt in de strategiefase overzichtelijk gemaakt. Vervolgens bepaalt het CLB de verdere strategie. Ofwel is verder onderzoek nodig om de hulpvragen te beantwoorden, ofwel beschikt het CLB over voldoende info om meteen door te gaan naar de integratie- en aanbevelingsfase. Als verder onderzoek nodig is, formuleert het CLB een aantal hypotheses en mogelijke onderzoeksvragen.
De CLB-medewerker neemt opnieuw contact met de ouders/leerling. Hij informeert over het traject tot dan toe en de mogelijke verdere stappen (en dus nog niet over adviezen). Samen komen ze tot een akkoord over de onderzoeksvragen en maken ze afspraken over het vervolg van het traject. Wat er gedeeld wordt met de school is afhankelijk van de toestemming van de ouders/leerling.
Het doel van de onderzoeksfase is de resterende onderzoeksvragen beantwoorden. Het CLB heeft de regie over het diagnostisch traject, maar voert niet altijd alle onderzoeken zelf uit. Door de leerling, de ouders en de school zo actief mogelijk te laten meewerken, benut het CLB hun deskundigheid en ervaring tijdens het diagnostisch proces. Dat verhoogt de handelingsgerichtheid van het advies. Vaak worden verschillende methodes gecombineerd, bijvoorbeeld een gesprek met jou als leraar aangaan, observeren tijdens de lessen, een bepaalde aanpak uitproberen en het effect ervan nagaan of een genormeerde test of vragenlijst afnemen.
De integratie- en aanbevelingsfase is een fase van reflectie en bereidt de adviesfase voor. Het doel van de integratie- en aanbevelingsfase is nagaan welk handelen wenselijk is voor deze leerling en zijn context, gebaseerd op de resultaten van de onderzoeksfase.
Het CLB-team brengt alle resultaten samen tot één overkoepelend beeld. Dat omvat een antwoord op de verschillende onderzoeksvragen. In overleg met de leerling, de ouders en de school formuleert het CLB-team vanuit de vooropgestelde doelen zowel de onderwijs- en opvoedingsbehoeften (van de leerling) als de ondersteuningsbehoeften (van de leraren) evenals mogelijke maatregelen en aanbevelingen. In deze fase wordt nog niets beslist.
In de adviesfase worden de aanzetten uit de integratie-/aanbevelingsfase samen met de betrokkenen (ouders, leerling, jij en andere betrokken collega’s …) verder uitgewerkt. Het resultaat van de adviesfase bestaat uit aanbevelingen voor leerling, ouders en/of school.
Wanneer er afstemming over de aanbevelingen is bereikt tussen de betrokkenen krijgen deze aanbevelingen het statuut van advies. Er worden duidelijke afspraken gemaakt over de manier waarop het advies in praktijk wordt omgezet en welke interventies worden ingezet. Concreet wil dat zeggen:
Het streven naar een consensus tussen alle betrokkenen vormt het uitgangspunt. Vaak lukt dat, soms ook niet. Als ouders bijvoorbeeld niet akkoord gaan met de opmaak van een GC-verslag kan dat tot gevolg hebben dat het CLB oordeelt dat er verder wordt ingezet op de relatie met ouders of dat er alsnog een GC-verslag wordt uitgereikt waarmee alleen leerkracht- en schoolteamgerichte leersteun kan worden aangevraagd.
De vroegere draagkrachtafweging is vervangen door een nieuwe regeling waarbij de afweging van de redelijkheid van aanpassingen centraal staat. Leerlingen die een GC-verslag krijgen, kunnen niet geweigerd worden omwille van onredelijkheid van aanpassingen. De school kan met andere woorden voor deze leerling geen afweging van de redelijkheid van de aanpassingen doen.
Waar de regie van het diagnostisch traject bij het CLB-team ligt, verschuift de regie bij het handelen en evalueren terug naar jou en je collega’s. Jij speelt samen met je collega’s een centrale rol. De meeste afspraken zullen gevolgen hebben voor jouw klaspraktijk, al blijft het omzetten van het advies naar de praktijk een gedeelde verantwoordelijkheid voor het schoolteam, ouders en leerling. Indien nodig, doet de school een beroep op het CLB-team en de pedagogische begeleidingsdienst. Het CLB blijft vanuit haar draaischijffunctie verantwoordelijk voor de contacten met de welzijnspartners.