In het vak lichamelijke opvoeding willen we vooral de beweegtijd hoog houden. Naast bewegen moet er ook geleerd worden. Hoe evalueer je tijdens de lessen LO de leerwinst van je leerlingen?
Basisoptie Sport 1ste graad - B-stroom
Basisoptie Sport 1ste graad - A-stroom
Beweging en sport B+S - 3de graad - A-finaliteit
Lichamelijke opvoeding - 3de graad - D-D/A-A-finaliteit
Lichamelijke opvoeding 1ste graad - A+B-stroom
Sport B+S - 2de graad - D/A-finaliteit
Sport B+S - 2de graad - A-finaliteit
Sport B+S - 3de graad - D-finaliteit
Sport B+S - 2de graad - D-finaliteit
Sport B+S - 3de graad - D/A-finaliteit
Als leerkracht lichamelijke opvoeding proberen we vast te stellen waar de leerling zich bevindt in zijn leerproces. Dit is niet altijd eenvoudig, toch is het essentieel. We delen graag wat inspirerende methodieken. Het zijn efficiënte evaluatievormen die je kan inzetten om leerlingen zichzelf en elkaar te laten beoordelen. Ze stimuleren hen tot nadenken over hun leerproces. We hopen dat dit materiaal je helpt om meer variatie in je evaluatiemethoden te brengen en het leren in LO effectiever te maken!
Leerlingen reflecteren op hun eigen vaardigheden via een rubric en plaatsen zich bij de kegel die hun gedrag het beste weerspiegelt.
Methode: De succescriteria van de rubric worden in het begin van les 1 duidelijk gemaakt. Op het einde van de eerste les schalen de leerlingen zichzelf in en plaatsen zich bij bijbehorende kegel (eventueel op basis van kleur). Laat hen nadenken over wat ze kunnen doen om zich de volgende les verder te verbeteren. Je kan in gesprek gaan met leerlingen die zichzelf anders inschatten in vergelijking met jouw observatie.
Herhaal deze methode ook de volgende lessen van de periode. Maak een foto van de groep op het einde van de laatste les. Dit kan dienen voor de eventuele rapportering.
Materiaal: 4 kegels in 4 kleuren. Je kan ook 4 gekleurde fiches ophangen aan de muur.
Voorbeeld: Leerplandoel: De leerlingen nemen leiding en aanvaarden leiding in verschillende bewegingsdomeinen (ondersteunende rol).
Doel in leerlingentaal: Ik aanvaard tips van de coach van mijn ploeg.
Methode: De leerlingen kiezen een positie in de hoek van de zaal die overeenkomt met het niveau waarin ze gepresteerd hebben. Hiermee reflecteren ze over hun actieve deelname.
Materiaal: overzichtsblad met doelen en criteria (levels)
Voorbeeld: Leerplandoel: De leerlingen verleggen hun grenzen op veilige wijze.
Doel in leerlingentaal: Ik oefen elke opdracht spontaan en gedurende de aangegeven tijd van het begin tot het einde uit op een ritme dat ik vol kan houden.
Succescriteria 1: Ik wil mijn grenzen verleggen en oefen de 8 verschillende oefeningen in.
Succescriteria 2: Ik voer de opdrachten spontaan uit van het begin tot het einde.
Met de bingo-kaart kunnen leerlingen zichzelf en elkaar evalueren of kan de leraar een gesprek aangaan met de leerling. Je kan aan elk vakje op de kaart een punt koppelen, als je dat wenst, om zo een score uit te rekenen. Vergelijk de ingevulde fiches met jouw observatie en ga in gesprek indien nodig om tot een correct zelfbeeld te komen.
Methode: Elke leerling krijgt een bingo-kaart en kruist aan wat die al kan/doet (of zet de datum in dat vak).
Materiaal: één fiche per leerling of per leerlingengroepje. (Je kan ook een geplastificeerde fiche met whiteboardstift gebruiken; maak een foto van de fiche om het resultaat vast te leggen, veeg schoon en gebruik ze daarna opnieuw.)
Voorbeeld: Leerplandoel: De leerlingen nemen leiding en aanvaarden leiding in verschillende bewegingsdomeinen (ondersteunende rol).
Doel in leerlingentaal: Ik kan een work-out geven aan een groep medeleerlingen.
Opdracht:
Bingokaart met succescriteria:
Methode: Bij het begin van de les schatten de leerlingen zichzelf in. Ze gaan in een baan staan die past bij hoe zij denken de loopopdracht te kunnen uitvoeren.
Na de training bekijk je samen of de leerlingen zich juist hebben ingeschat:
Zo leren de leerlingen reflecteren op hun eigen kunnen.
Eventueel kan je telkens een foto maken. Zo wordt de progressie zichtbaar voor jou en voor hen.
Materiaal: geen
Voorbeeld: Leerplandoel: De leerlingen ontwikkelen kracht, lenigheid, uithouding, snelheid, coördinatie, evenwicht, vormspanning en rompstabiliteit rekening houdend met de evolutie van hun fysieke capaciteiten.
Doel in leerlingentaal: Ik kan 20 minuten lopen zonder te wandelen.
Baan
Criteria
Gras / Baan 0
💪 Ik loop 20 minuten aan een haalbaar tempo zonder te wandelen.
Baan 1
🟡 Ik denk dat ik 1 keer zal moeten wandelen.
Baan 2
🟠 Ik vermoed dat ik 2 keer zal wandelen.
Baan 3
🔴 Ik verwacht dat ik 3 keer of meer zal moeten wandelen.
Leerlingen reflecteren op hun vaardigheden aan de hand van een onderwijsleergesprek.
Methode: Op het einde van de les organiseer je een kringgesprek. Op basis van één of enkele vragen zetten de leerlingen een stap vooruit, blijven ze staan of gaan ze een stap naar achter.
Materiaal: geen
Voorbeeld: Leerplandoel: De leerlingen hanteren bij het uitvoeren van verschillende rollen principes van verantwoord en veilig gedrag.
Doel in leerlingentaal: Ik ga waardig om met winst en verlies.
Vragen:
Leerlingen volgen hun vooruitgang visueel met magneten op een whiteboard of magneetbord.
Methode:
Materiaal: Whiteboard, metalen kast of flip-over en magneten (of kleine post-its) met klasnummers.
Voorbeeld: Leerplandoel: De leerlingen helpen medeleerlingen in verschillende bewegingsdomeinen (ondersteunende rol).
Doel in leerlingentaal: Ik help spontaan met de juiste helpersgreep.
Methode:
Materiaal: Vier bladen per klas (eventueel in 4 kleuren) . Op elk blad staat bovenaan een niveau van de rubric. (Kan ook met trefwoorden of picto's). Zorg voor voldoende pennen (één per vier leerlingen).
Voorbeeld: Leerplandoel: De leerlingen nemen in alle bewegingssituaties verantwoordelijkheid op door regels, afspraken en veiligheidsvoorschriften na te leven.
Doel in leerlingentaal: Ik ken en volg de drie afgesproken regels.
Optioneel: Opvolgblad: Je kunt dezelfde 4 bladen 4 lessen na elkaar gebruiken. Maak dan een onderverdeling per les. Leerlingen vullen dan aan het einde van elke les hun naam of klasnummer in. Zo kunnen ze hun vooruitgang bijhouden.
Voorbeeld van niveau ‘Prof’:
Methode: Aan het einde van de les stel je een specifieke vraag over de geleerde vaardigheid of gedrag. Bij het verlaten van de zaal tikken leerlingen een rode of groene bol aan, afhankelijk van hun antwoord.
Deze methode is snel en efficiënt, biedt directe feedback en nodigt makkelijk uit voor een kort gesprek. Het nadeel is dat je dit moeilijk kan registreren.
Materiaal: Een rode en een groene bol (bijvoorbeeld van karton), die je links en rechts van de deur hangt.
Voorbeeld (badminton): Leerplandoel: De leerlingen passen in verschillende bewegingsdomeinen tactieken en principes toe met respect voor de afgesproken regels en rollen in sport en spel.
Doel in leerlingentaal: Na het slaan van de shuttle positioneer ik me telkens weer in het midden van het veld.
Na de les vraag je: "Positioneerde jij je na het slaan van de shuttle telkens (gemiddeld 4 van de 5 keer) weer in het midden van het veld?" Leerlingen tikken groen (ja) of rood (nee) aan.