Deze vragen om uitleg van niet minder dan vier onderwijscommissarissen vond ik in het licht van het ruimere, actuele onderwijsbeleid erg belangrijk: niet omdat ze meteen veel nieuws opleverden (cf. infra: eigenlijk ging het vooral om publiek beschikbare informatie na de eerste, principiële goedkeuring van het voorontwerp van decreet over de Onderwijsinspectie (en een voorontwerp van besluit) door de Vlaamse regering op 25 april 2025), wél omdat er (opnieuw) uit bleek hoe de overheid weer een beetje meer het domein van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs bezet. Gelukkig hoorde ik toch ook nog altijd het gekende tegengeluid in dezen van de intussen junior partner in de Vlaamse regering. En junior is ook wat relatief, want het verschil bij de laatste stemronde met de tweede partner bedroeg slechts 0,9 procentpunten. Tussen haakjes, de electorale verschillen met de grootste partner waren weer wat kleiner geworden dan in 2019.
Het thema en de vragen sloten rechtstreeks aan bij allerlei voorgaande parlementaire besprekingen. Dus, ook op grond van het regeerakkoord en de beleidsnota Onderwijs, wisten we al wel langer wat we konden verwachten, wat de Onderwijsinspectie betrof. Een decreet is trouwens één zaak, hoe een en ander finaal valt op de werkvloer van scholen bij doorlichtingen is een andere, net zoals dat gold bij de overgang van de Onderwijsinspectie destijds naar Onderwijsinspectie 2.0.
Over de nieuwigheid van de/het zgn. onaangekondigde doorlichting/inspectiebezoek ga ik hier niet te veel meer uitweiden. Daarover schreef ik al en ik blijf bij mijn standpunt. Benieuwd ook naar hoe men in het onderwijsveld daarover denkt. Dat minister Demir zo stellig antwoordde dat ouders en leerlingen allanger daarvoor vragende partij waren, verbaasde mij wel, maar misschien had ik ergens iets gemist. Opnieuw verwarde de minister de geplande, onaangekondigde doorlichting met het vroegere inspectiesysteem van de individuele leraar, dat Jan Laeremans zich terecht nog herinnerde. De vraag van enkele parlementsleden naar ten minste dan toch een soort draaiboek voor die onaangekondigde inspectiebezoeken was gelukkig al iets en leek mij een indicatie dat ook zij toch hun twijfels hadden over die maatregel. De minister beloofde dat onaangekondigde inspectiebezoeken alvast niet de regel zouden worden. Oef!
Evenmin nog een uitweiding over de politieke onafhankelijkheid van de Onderwijsinspectie (cf. de delicate gedachtewisseling met de vorige Onderwijsminister en de vorige inspecteur-generaal op 16 mei 2024), wat een genuanceerd verhaal is dat dus niet te vatten is in simplismen. Ik merkte wel alleszins een accentverschuiving op dat vlak in de houding van de minister in vergelijking met die van haar voorganger. En zo zijn er nog wel enkele aspecten van het thema die hier geen verder commentaar behoeven.
Maar wat wil ik nog wél graag toevoegen? Uiteraard wat ik hierboven bedoelde i.v.m. de grondwettelijke vrijheid van onderwijs en ook het punt van de zgn. leerwinst in het kader van de Vlaamse toetsen. Toeval of niet, maar het waren twee punten die ik omstandig terugvond in de ingediende vraag van opnieuw Jan Laeremans. En dat sierde hem, vond ik. Ik verklaar me nader.
Ten eerste, wat een (nwvr: er zijn er natuurlijk nog andere ook) voorwerp van een doorlichting betrof. Uiteraard oké, voor zover het gaat over het realiseren van de decretale minimumdoelen, maar quid met “kwaliteitsvol lesgeven”? “Verbeterpunten aanbrengen, voorstellen om dat zo en zo te doen” heette dat in het eerste antwoord van minister Demir. Wordt dan het pedagogisch-didactische stricto sensu voortaan wél een bevoegdheid van de Onderwijsinspectie? Loes Vandromme sprak dat in haar eerste repliek alvast tegen, maar je voelde zo uit meerdere andere tussenkomsten dat hierover verschillend gedacht werd. Een cruciale kwestie, lijkt mij, zeker ook tegen de achtergrond van de toekomstige overheidskeurmerken voor leermiddelen én professionaliseringsinitiatieven…
Ten tweede, wat de operationalisering en “meting” van leerwinst (nwvr: op schoolniveau, op individueel leerlingniveau?) betrof. Ik had de kern van de zaak niet beter kunnen omschrijven dan wat Jan Laeremans in zijn intro deed (cf. ook diverse andere parlementaire besprekingen in de voorbije jaren, waar ik er slechts eentje uitneem (12 januari 2023; neem zoekterm “leerwinst”), maar dat punt gaat later zeker nog terugkomen.
En tot slot nog dit. Het zgn. ROK (Referentiekader voor OnderwijsKwaliteit) bleef dus wel overeind als basisinstrument van de Onderwijsinspectie bij doorlichtingen. Oké, maar ik herinner hier toch ook graag aan mijn bedenkingen bij het concrete gebruik van zo’n systeem, die ik al beschreef bij de Onderwijsspiegel 2021 en de Onderwijsspiegel 2024.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de werking van de onderwijsinspectie van Loes Vandromme, over de hervorming van de onderwijsinspectie van Koen Daniëls, over de nieuwe aanpak van de onderwijsinspectie van Kim Buyst en over de aangekondigde wijzigingen in de werking van de onderwijsinspectie van Jan Laeremans” aan minister Zuhal Demir.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen