Hieronder zoom ik in op enkele belangrijke (ook in politiek opzicht) elementen in de bespreking:- Inhoudelijke klassieker 1: (vermeende) verschillen tussen de vaststellingen in een onderwijsspiegel en de resultaten van leerlingen op internationale toetsen; inspecteur-generaal Katrien Bonneux wees erop dat een onderwijsspiegel een breder beeld van de onderwijskwaliteit wil geven, terwijl zo’n internationaal onderzoek (PISA, TIMSS, PIRLS, …) een strikte focus op leerlingenresultaten hanteert, maar ook dat in beide types van onderzoek dezelfde (lees: negatieve) tendensen gecapteerd werden;
- Over twee andere klassiekers (cf. supra) heb ik het in het verleden al voldoende gehad en dat commentaar gold nu nog; maar over “cyclische en betrouwbare evaluatie van de eigen kwaliteit” (door de school), misschien toch nog dit: nieuw was het voorstel van de Onderwijsinspectie om dat als een erkenningsvoorwaarde voor scholen op te nemen, zoals dat nu al decretaal het geval was voor centra voor leerlingenbegeleiding (art.19, 7°), en hoewel dit nu al “als lijm” in het OK zat, zou het als expliciete erkenningsvoorwaarde een nog wat dwingender karakter krijgen; ik vond dat het eerder om symboliek ging dan wel om een echt verschil in afdwingbaarheid, maar goed;
- Prangender echter vond ik in deze commissievergadering het hele verhaal over de zgn. kwaliteitsdriehoek; die kwam uiteraard al bij meerdere parlementaire activiteiten van de voorbije jaren aan bod, maar ik heb nu al een tijdje het gevoel dat sommigen daarbij nóg verder willen opschuiven naar méér overheidssturing ten koste van de vrijheid van scholen, schoolbesturen en leraren; meer en meer wil men ook ingrijpen op het pedagogisch-didactische terrein en bv. ook het hr-beleid van scholen tot voorwerp van doorlichtingen maken; en zulks naast nog mogelijke wijzigingen in de onderlinge rolverdeling tussen inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten; vanuit de kant van de Onderwijsinspectie meende ik in de vergadering anderzijds toch wel te begrijpen dat zij zelf daarmee toch behoedzamer omging dan sommige politieke actoren voorstonden (niet: na negatieve doorlichting de begeleiding zelf doen, of de begeleiding beoordelen, maar alleen de effecten ervan; niet: goede praktijken systematisch publiceren, maar wel bekijken hoe in een onderwijsspiegel meer handvatten aangereikt kunnen worden en algemener hoe de communicatie via een onderwijsspiegel helderder kan; niet: lerarenopleidingen beoordelen, maar wel aanbevelingen aan de NVAO doorspelen vanuit doorlichtingservaringen; niet: handboeken aanraden);
- Direct aansluitend bij het voorgaande, het zgn. kerntakendebat voor de Onderwijsinspectie: wat wél en wat niet (meer) doen in de toekomst conform de beleidsnota; in die laatste staat het o.a. op de al vermelde p.41 eigenlijk heel duidelijk en dat is inderdaad heel wat (o.a. het hr-beleid en de grote nadruk op het gebruik van data); de vragen naar voldoende vrouw/mankracht voor al die taken en naar bijkomende expertise (bv. financieel, indien meer ontkleuring van middelen voor scholen) werden wel gesteld, maar die heb ik niet horen beantwoorden; op het “schrappingslijstje” leek de Onderwijsinspectie zelf alvast graag diverse soorten adviezen te willen plaatsen;
- Een concreet element dat mij wel verraste, was de kwestie van de onaangekondigde inspectiebezoeken/doorlichtingen; als men zulks wilde, vergde dat een decretale aanpassing; hier en daar meende ik stemmen in de vergadering te horen, — soms zelfs op het cynische af —, die wel te vinden waren voor zulke onaangekondigde inspecties; ik probeerde zoiets na de vergadering me wat concreter voor te stellen: op een doordeweekse schooldag draait het werk van diverse soorten mensen volop… en hop, ineens stopt daar een busje met enkele inspecteurs in (nwvr: inderdaad, op de wijze van bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie in een nachtelijke horecazaak); de inspecteurs springen eruit en haasten zich naar het kantoor van een/de directeur die in een belangrijke vergadering zit; moeten die mensen dan alles laten vallen wat ze vasthebben en de inspecteurs aan een “doorlichting” laten beginnen? Welk soort doorlichting kan zoiets op zo’n moment zijn?; mij herinnerde het aan zgn. onaangekondigde overhoringen vroeger op school (ja, ook nog een heel eind in mijn middelbareschooltijd)… kinderachtig vond ik dat, maar zoals mogelijk in Nederland zouden ook hier weleens bepaalde mensen hun politieke zin ter zake willen doordrijven; trouwens, het argument van (de vergelijking met) de ooit bestaande, onaangekondigde inspecteursbezoeken ging voor mijn part niet op: als leerling in het secundair onderwijs heb ik ooit zulks mogen meemaken, maar dan ging dat toen over een (vak)inspecteur die een welbepaalde leraar kwam inspecteren i.v.m. een vaste benoeming, wat dus iets helemaal anders is dan zo’n brede (school)doorlichting à la Inspectie 2.0;
- De vragen, geïnspireerd door de ervaring met/van toenmalig inspecteur-generaal Lieven Viaene aan het eind van vorige legislatuur, naar haar visie op de onafhankelijkheid van de Onderwijsinspectie, beantwoordde de nieuwe inspecteur-generaal Katrien Bonneux met een verwijzing naar artikel 32 van het Kwaliteitsdecreet en dat was op dat vlak volgens haar heel duidelijk; daarnaast was een goede samenwerking met de Onderwijsminister en diens kabinet wenselijk;
- Dat laatste gold ook, inzake de kwaliteitsdriehoek, voor de samenwerking met de pedagogische begeleidingsdiensten, waarmee nu al een aantal jaren een structureel/formeel overleg bestond (nwvr: het meest recente jaarverslag daarvan stond als Mededeling op de Vlaamse regering van 17 januari 2025); in de komende tijd zou er in dat kader cocreatief gewerkt worden aan een actualisering van het “OK”-referentiekader;
- Voor zaken als de planlastcalculator en planlastradar (met ook de Onderwijsinspectie zelf als mogelijke planlastveroorzaker) werd verwezen naar het specifieke themarapport; en ook naar de omzendbrief aan het eind van vorige legislatuur, waaraan ook toen menige spreektijd besteed werd, maar of daarmee de “papieren”problematiek van een doorlichting voor eens en voor altijd uit de wereld is, durf ik niet beoordelen;
- Fundamenteler dan weer vond ik de kwestie van de leerplannen, waarover we ook al in het regeerakkoord en de beleidsnota hadden kunnen lezen (“De onderwijsinspectie controleert voortaan in elke school alleen nog in welke mate minimumdoelen en maximale leerwinst bereikt worden.” En “Tijdens een doorlichting focust de onderwijsinspectie op het bereiken van de minimumdoelen en maximale leerwinst en het stellen van hoge verwachtingen, (…)”); (i) de heldere opwerping om leerplannen toch te gebruiken om net die hoge verwachtingen te kunnen beoordelen, een punt van Loes Vandromme, waarmee ze (niet onverwacht) alleen leek te staan, kreeg (ii) van de inspecteurs een voor mij erg magere reactie (“soms zijn leerplannen ook niet voldoende”; klopt, et alors?; “we doen ook vele lesobservaties en kunnen dan zien of bepaalde leerlingen zich zitten te vervelen”; alsof verveling ipso facto zou betekenen dat de verwachtingen ten aanzien van de “verveelde” niet hoog zouden zijn, zoiets? Kom nou; (iii) overigens, uit eigen ervaring weet ik zelf heel goed dat in het algemeen lesbijwoningen erg particuliere momentopnames zijn die voor welk oordeel dan ook erg behoedzaam gehanteerd moeten worden…; (iv) tussendoor verwees Katrien Bonneux naar de recente leidraad over hoge verwachtingen van het Leerpunt; (v) en daarnaast vond ik het simplistische gemak waarmee weer over het complexe concept “leerwinst” (inzake de Vlaamse toetsen) gesproken werd nog altijd even stuitend;
- Bij het voorgaande punt breng ik ook nog graag iets in herinnering van toen we het hadden over de nieuwe eindtermen 2de en 3de graad secundair onderwijs: voor de leerplannen (toch ook een kwaliteitsinstrument) rekenden we toen met 70% eindtermen+20% collectief leerplan+10% scholen/leraren zelf; en daarnaast zullen vele goede leraren ongetwijfeld nog heel wat aanbieden, afhankelijk van welke leerlingen ze voor zich hebben; tussen haakjes, ik had in de vergadering graag ook de vraag gehoord over de inspectie die (in het verleden) zelf bepaalde scholen/leraren terugfloot wanneer die zgn. te hoge eisen stelden, maar helaas die vraag werd nu niet gesteld…;
- Wat eindtermen nog betrof, kreeg, zoals ook in de voorgaande maanden, het rapport over basisgeletterdheid in de 1ste graad secundair onderwijs opnieuw heel wat aandacht, want dat verliep in de B-stroom toch allemaal niet zo voorspoedig; de Onderwijsspiegel bevat wel een samenvatting van dat themarapport, maar blijkbaar is het uitgebreide rapport zelf nog niet tot bij de onderwijscommissarissen geraakt;
- Algemener over de gebruikte “oordelen” bij doorlichtingen (Beneden de verwachting, Benadert de verwachting, Volgens de verwachting, Overstijgt de verwachting), die toegepast worden op allerlei deelaspecten (in het OK), waarover het ook even ging in de bespreking, maar volgens mij dan niet over de grond van de zaak: dat is zo een van die typische benaderingen in het managementhandboek, die ik als methode ook zie bijvoorbeeld bij de evaluaties van de Vlaamse topambtenaren; daar heet het dan “Niet gerealiseerd”, “Gedeeltelijk gerealiseerd, "Gerealiseerd zoals vooropgesteld", "Beter dan vooropgesteld gerealiseerd" en “Realisatie overtreft alle verwachtingen” bij doelstellingen voor de betrokken topambtenaar en “Onvoldoende”, “Net voldoende”, Op functienorm”, “Boven functienorm” en “Overtreft alle verwachtingen” bij resultaatsgebieden; hoe kun je zulke oordelen uitspreken als de aard van de terecht vermelde doelen nooit echt kwantificeerbaar is, alsof er een (universele) 'meetlat' zou bestaan voor dat (complexe) type van doelen?; en wat zo’n "functienorm" betreft, in de bewuste personeelsevaluatie wordt dat (complexe) concept voorgesteld als zou het een objectief kwantificeerbaar gegeven zijn, quod non; over al die zaken wordt in de allanger bestaande New Public Management-cultuur heel snel heengestapt, vind ik;
- Er waren al schoolbezoeken in Engeland voorjaar 2024, en nu Engeland blijkbaar nog meer een onderwijsbedevaartsoord wordt, hoop ik toch dat de bezoekers in kwestie met de nodige kritische zin en dito gezond verstand naar zulke lesobservaties en informatiesessies blijven kijken en luisteren;
- En voor het inspectieverhaal hier tot slot nog een verwijzing naar het onderzoek van Jan Vanhoof en collega’s (OBPWO 21.01 De doorlichting als hefboom voor onderwijskwaliteit. Stand van zaken en inbedding in een systeembreed kwaliteitsmonitoringsysteem), dat ook even vermeld werd tijdens de bespreking.