Eerlijk gezegd, was ik in de war, toen ik de eerste keer de schriftelijk ingediende vraag las, maar gaandeweg werd, toegegeven mits enige moeite, de zaak mij toch duidelijk. Ze had wel tijdens de parlementaire bespreking zelf nog duidelijker gemaakt kunnen worden door meer explicitering: vragensteller Hannelore Goeman had in zekere mate een punt door te wijzen op de verwarring in de communicatie, hoewel ze zelf, evenzeer verwarrend, niet het hele antwoord van minister Weyts op 27 april 2023 in haar vraag betrok (anderzijds kon ik haar en passant wel betrappen op een andere politiek interessante kwestie). Minister Weyts erkende de mogelijke verwarring wel, maar hij had toch iets duidelijker én vollediger kunnen zijn, vond ik. Kern van de zaak waren drie ‘lagen’ in de onderwijsinhoud in een school en de mate waarin die lagen voorwerp konden/moesten zijn bij evaluatiebeslissingen (dus studiebekrachtiging) over leerlingen:- De eerste laag zijn de eindtermen, excuus, de minimumdoelen: die zijn verplicht en dus zeker ook voorwerp van evaluatie en evaluatiebeslissing;
- De tweede laag zijn de doelstellingen in goedgekeurde leerplannen, die bovenop de minimumdoelen komen: in de school in kwestie zijn ook die doelstellingen voorwerp van evaluatie en evaluatiebeslissing;
- Maar daarmee kwamen we bij de mogelijke verwarring in de communicatie, namelijk met de samenlezing van wat de minister geantwoord had op die verwante vraag om uitleg van Koen Daniëls op 27 april 2023, de gewijzigde formulering in omzendbrief SO64 op 4 september 2023, de formulering in artikel 60 van het Organisatiebesluit secundair onderwijs én wat de minister nu in deze commissievergadering stelde: destijds had de minister weliswaar er al opgewezen dat schooleigen doelen die niet in een goedgekeurd leerplan stonden maar wél een link vertoonden met doelen uit een goedgekeurd leerplan, óók gebruikt konden worden voor de evaluatiebeslissing en attestering van een leerling;
- In de wijziging in omzendbrief SO64 met verwijzing naar de zgn. “vrije ruimte” die een school kan invullen leek de omzendbrief die link-kwestie van de minister te verwoorden (namelijk: als verbreding of verdieping van leerplandoelen); dus een eventuele derde laag van onderwijsdoelen (bovenop de leerplandoelen (per definitie inclusief minimumdoelen) en bovenop de doelen die van die eerste als een verbreding of verdieping beschouwd zouden kunnen worden) die dus niet zo’n link vertoonden, konden niet in rekening gebracht worden voor de evaluatiebeslissing en attestering van een leerling; de verplichting van leerplannen om ruimte aan een school te laten slaat noodzakelijk op de materie van het leerplan in kwestie en dus niet op nog ándere, mogelijke leerinhouden (nwvr: of het daarbij nu gaat om een decretale verplichting, zoals ik de minister meende te horen zeggen, durf ik niet bevestigen of tegenspreken; ik heb die verplichting alleen teruggevonden in een besluit van de Vlaamse regering (art.3, 1° d) en 2° d));
- Het was dus finaal eigenlijk toch simpel en duidelijk: alles wat op school “gezien werd” dat een link vertoonde met goedgekeurde leerplandoelen, was voorwerp van evaluatie en evaluatiebeslissing (“ja, dat moet je kennen voor het examen”); andere mogelijke doelen die niet zo’n link vertoonden en buiten de scope van goedgekeurde leerplannen vielen (nwvr: ik weet niet of zoiets in de praktijk voorkomt; hoever reikt die verbreding of verdieping trouwens?), konden dus hoogstens wel geëvalueerd worden, maar mochten niet meetellen bij de evaluatiebeslissing, zoals de minister inderdaad al op 27 april 2023 gezegd had; ten slotte zou men nog wel kunnen opwerpen dat de formulering van het bewuste artikel 60 in het Organisatiebesluit secundair onderwijs het best toch nog wat aangepast zou worden zodat het duidelijker in overeenstemming was met de vermelde omzendbrief SO64;
- Wat was nu nog zo interessant aan de houding van vragensteller Goeman, vraag je je misschien af: welnu, daar waar ze in het hele eindtermenverhaal steevast voorstond dat het de overheid was die het hele wat van het onderwijs moest bepalen (en de scholen slechts het hoe), ging ze hier en nu toch mee in de piste dat ook scholen een stuk van het wat konden bepalen; ze had dan nog wel wat moeite met de verschillen tussen scholen op die manier, maar ja, eenheidsworst in het Vlaamse onderwijs is nu eenmaal, gelet op de hele context, … een illusie en dat hoeft overigens ook geen probleem te zijn, op voorwaarde uiteraard dat een school niet ondermaats presteert, maar daar keek de Onderwijsinspectie toch op toe, niet?