Bij de lectuur van de titel van de parlementaire vraag was ik aanvankelijk wat in de war. De term “uitbreidingsdoelen” kan namelijk ook een specifieke decretale betekenis hebben (cf. uitbreidingsdoelen Nederlands in de eerste graad secundair onderwijs), naast een veel generiekere betekenis in gewone (onderwijs)omgangstaal. Het was wel snel duidelijk dat vragensteller Koen Daniëls niet de decretale betekenis bedoelde, maar eigenlijk gewoon leerplandoelen (die inderdaad bovenop de eindtermen kunnen komen). In zijn mondelinge weergave van zijn vraag sprak Daniëls trouwens veel accurater van “eigen doelen”.
Toch bleef ik de aanleiding tot de vraag wat vreemd vinden. Ik wist vanuit het verleden natuurlijk ook wel dat sommige inspecteurs bij een doorlichting weleens scholen mondeling erop attent maakten dat ze zogenaamd te hoge eisen zouden stellen aan leerlingen. Dat punt was al wel eerder in parlementaire besprekingen aan bod gekomen en minister Weyts zou ervoor zorgen dat zulks niet meer zou gebeuren: de demarche van sommige inspecteurs welteverstaan, niet die hogere eisen (dus leerplandoelen) van scholen.
Maar nu haalde vragensteller Daniëls er een heel relevant artikel uit een besluit van de Vlaamse regering bij en zoomde voor zijn concrete vragen in op hoe precies die eigen doelen van een school in het kader van leerlingenevaluatie waterdicht (N.B. Hij sprak van bepaalde advocaten die zich hiermee zouden vermeien) geregeld konden worden en vooral ook of zoiets een aanpassing van dat bewuste artikel uit de regelgeving zou vergen.
Ik vond dat wat vreemd omdat in mijn lectuur van dat artikel van geen dubbelzinnige betekenis sprake was. Sterker nog, het leek me nooit anders geweest te zijn dan dat voor de leerlingenevaluatie in een school de leerplandoelen gebruikt werden en worden (lees: dus inclusief de eindtermen, die van de overheid komen). Leerplandoelen die, nota bene, goedgekeurd worden door de Onderwijsinspectie. Maar natuurlijk voor onderwijsinspecteurs (en anderen) die vinden dat de vrijheid van onderwijs alléén slaat op het hoe van het onderwijs en helemaal niet op het wat (lees: dat zou dan de exclusieve bevoegdheid zijn van de overheid), zou het nog logisch kunnen zijn dat de leerlingenevaluatie alleen gebaseerd wordt op die eindtermen. Maar zo’n standpunt staat wel helemaal haaks op dat geciteerde artikel uit de regelgeving én op het arrest van het Grondwettelijk Hof van 16 juni 2022.
Hoog tijd dus om de relevante passage uit dat artikel hier toch eventjes expliciet te citeren: “Leerlingenevaluatie strekt ertoe om, rekening houdend met het pedagogisch project van de school, na te gaan of de regelmatige leerling in voldoende mate de doelstellingen, vastgelegd door of krachtens decreet- of regelgeving en opgenomen in het curriculumdossier en in de leerplannen (nwvr: mijn cursivering), heeft bereikt of nagestreefd, naargelang van het geval. De leerlingenevaluatie resulteert in de beslissing van de klassenraad over het al dan niet met vrucht beëindigen van een structuuronderdeel of een graad, naargelang van het geval.” (art.60 in BVR van 15/07/2022 in B.S. 18/11/2022). Ik wist dus niet wat daaraan überhaupt veranderd zou moeten worden. Dat een school de zaak van haar leerplan, waarmee leerlingen dus geëvalueerd worden, in haar schoolreglement opneemt, voor mij niet gelaten, als dat nóg meer juridische zekerheid geeft. Het lijkt mij alleszins toch logisch dat het door een school gebruikte leerplan (waar dat ook vandaan komt, zolang het maar goedgekeurd is door de Onderwijsinspectie, want dát schrijft de regelgeving voor), dat toch de basis vormt voor het curriculum in die school, ook per definitie gebruikt wordt op alle momenten waarop de leerlingen geëvalueerd worden. Wie zich in zo’n school inschrijft, weet waaraan hij toe is, wanneer het over leerlingenevaluatie gaat.
Heel mijn redenering hier vond ik trouwens ook terug in de duidelijke toelichting van minister Weyts.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de uitbreidingsdoelen in het kader van de nieuwe eindtermen en minimumdoelen van Koen Daniëls” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen