Deze vragen om uitleg waren het gevolg van onderzoek en data van de krant De Standaard (voor abonnees). Daarmee kwam het hele debat terug over schoolkeuze, sociale mix op school, het inschrijvingsdecreet, de zgn. dubbele contingentering en nadien de afschaffing ervan. Een van de kernvragen daarbij was al altijd en bleef dat ook nu welke rol de overheid daarin kon/moest spelen. Tweede vragensteller Kim Buyst betrok er, meer bepaald wat de B-stroom in het secundair onderwijs betrof, het pleidooi bij van onze directeur-generaal Bruno Vanobbergen voor meer samenwerking op regioniveau tussen scholen en scholengroepen. Wat vond minister Demir van een en ander?
Zij zat in het kamp van wie zegt dat de overheid eigenlijk niet voor die gewenste sociale mix kan zorgen en dat die van onderuit tot stand moet komen. Dat laatste wilde ze niet onverwacht mee realiseren door álle scholen kwaliteitsvol te maken (lees: via het verhaal van het kennisrijk curriculum, nadruk op Nederlands, …). Daar zat volgens de minister de kern van de zaak, en dus niet zozeer bij de “kleur” van de school. Daarnaast behoorden tot het instrumentarium van de overheid enkele maatregelen die intussen genoegzaam gekend waren: de mogelijkheid van 20 procent voorrang aan ondervertegenwoordigde groepen, de mogelijkheid om in overcapaciteit te gaan, een aanmeldsysteem, bij problemen de Commissie Zorgvuldig Bestuur, …
Het was anderzijds even duidelijk dat de vragenstellers en een interveniënt (Vandromme, Buyst, Goeman) zich op het spectrum van weinig sturingsvermogen van de overheid naar veel sturingsvermogen toch een stuk verder naar meer sturingsvermogen bevonden. Hoe dan ook, heel dit thema blijft toch een complexe zaak, lijkt mij. Bovendien is er zeker ook een verschil tussen basisonderwijs en secundair onderwijs, zoals interveniënt Goeman terecht aanhaalde.
Na een onschuldig leeftijdsgrapje van commissievoorzitter Bart Claes over interveniënt Griet Vanryckegem werd het gesprek nog eventjes wat (politiek) delicater: hij liet zich ontvallen dat “Sommige personen of stemmen die het vaak hebben over de autonomie van de school, willen ze nu bijna aanvallen. Ik hoop dat ze geen quota of praktijktesten gaan opleggen.” Dat kon vragensteller Vandromme niet over haar kant laten gaan: “Voorzitter, ik ben een groot voorstander van autonomie – niet alleen de autonomie van de klassenraad, maar ook van scholen –, maar absoluut niet als die autonomie ingaat tegen de fundamentele rechten van de mens. Punt andere lijn. Daarin verschillen we grondig van mening. Het zij zo. Ik zal me absoluut nooit als medestander van uw gedachtegoed opstellen. Integendeel, daar trek ik een rode lijn.” Dat was duidelijk. Als zelf ook grote voorstander van de genoemde autonomie, denk ik dat de grote kunst er inderdaad in bestaat om uit te maken onder welke precieze voorwaarden én in welke mate de overheid die autonomie mag beperken. Vandromme gaf daarvan al een heel mooie casus, leek mij, maar misschien is in andere situaties beslissen daarover wel een stuk moeilijker. Dat denk ik wel.
Ach ja, nog iets. Commissievoorzitter Claes had zich nog iets anders laten ontvallen: “Misschien is het dus een idee om al die discriminatie tegen te gaan door in de toekomst de resultaten van de Vlaamse toetsen te publiceren. We zullen kijken wat er dan gebeurt, nietwaar, minister?” Tja… als nu nog niet duidelijk is dat die Vlaamse toetsen slechts een heel beperkt beeld geven van “de onderwijskwaliteit van een school”, dan weet ik het niet meer hoor…
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de kloof tussen scholen met een hoge en een lage diversiteit van Loes Vandromme en over diversiteit op school van Kim Buyst” aan minister Zuhal Demir.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen