23 januari 2025 – Nieuwe schoolboeken

Deze commissievergadering vond ik weliswaar sowieso boeiend, maar naar mijn eigen (politieke) smaak waren deze, al twee keer uitgestelde vragen om uitleg over schoolboeken de belangrijkste. Dit verhaal sloot overigens direct aan op diverse besprekingen van vorige legislatuur, waardoor dit thema het dan ook tot in het regeerakkoord gebracht had. Ik sta er graag wat langer bij stil met wat extra reflectie en informatie.

Om te beginnen, enkele verwijzingen naar persartikelen, want daarin zat ook de rechtstreekse aanleiding tot deze vragen: bv. een stuk in Knack, dat aansloot op de eis van minister Demir om al tegen 1 september 2025 nieuwe schoolboeken te hebben, in dit geval voor het basisonderwijs. Een eis waar de uitgeverijen niet zo blij mee waren. Maar ik verwijs ook graag naar enkele boeiende stukken van VUB-wiskundeprofessor Ann Dooms in De Tijd (6 december 2024 en 3 januari 2025; in die laatste mét ook een link naar AI). Ook nog een opiniebijdrage van docent didactiek Wouter Smets in De Standaard (voor abonnees). En naar mijn eigen “pers”, de Kwaliteitsalliantie, weet je nog? Hoe zat dat nu, minister Demir?

Zij vond het maar niks dat de uitgeverijen na haar aanvankelijke eis maar meteen hadden gaan mokken (nwvr: haar woord, niet het mijne) op televisie. Na een tweede overleg waren de uitgeverijen blijkbaar al wat rustiger en er was nu afgesproken om tegen september 2025 “slechts” handvatten (of: handvaten) en richtlijnen bij de huidige leermiddelen klaar te hebben (voor Nederlands en wiskunde) en pas tegen september 2026 nieuwe leermiddelen te maken. Je begrijpt, beste lezer, dat we met dit leermiddelenverhaal (voor het basisonderwijs) pal in het midden van een van de belangrijke onderwijswerven voor deze legislatuur zaten. Een onderwijswerf die vorige legislatuur heel vergevorderd was, maar niet gefinaliseerd raakte wegens een halt van toenmalig Onderwijsminister Ben Weyts. De eindtermen basisonderwijs dus, oftewel, de minimumdoelen.

Zoals bekend, was een commissie (met experten en ook 1 persoon/onderwijsnet) onder leiding van professor Daniël Muijs volop bezig aan die minimumdoelen. Minister Demir sprak ook van terugkoppeling, zowel naar de koepels als naar de onderwijsvakbonden. Gelet op de situatie van de onderwijskwaliteit, was er geen alternatief (TINA). Gedaan met de vrijheid-blijheid. Ook in de lerarenopleidingen (cf. regeerakkoord): naar verluidt, zou professor Wouter Duyck de trekker worden bij de analyse van de huidige curricula van de lerarenopleidingen.

In zijn eerste repliek prees vragensteller Daniëls de duidelijkheid van de minister en hij was zo vrij om een en ander te illustreren met voorbeelden (uit Nederlands en wiskunde), die hij in het verleden overigens ook al gaf. Leraren Latijn in de eerste graad van het secundair onderwijs moesten volgens Daniëls nu Nederlandse grammatica geven omdat dat onvoldoende aan bod kwam in het lager onderwijs. De term koppelwerkwoord kwam niet meer in de handboeken voor, “alles is gezegde”, en bij Frans in het vijfde leerjaar van het lager onderwijs heeft men begrippen als lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp nodig, die de leerlingen op dat ogenblik nog niet geleerd hebben bij Nederlands.

Gewoon drie opmerkingen in de marge:

  • Ik heb het geenszins systematisch onderzocht, maar stel graag opnieuw de vraag naar de inderdaad feitelijke verschuivingen in leerplannen (bij Nederlands) in de loop der jaren (hoe en vooral waarom precies zijn allerlei leerinhouden in leerplannen van diverse vakken/leergebieden verschoven/veranderd in de loop van die periode? Cf. commissievergaderingen 21/28 november-5 december 2024); met andere woorden, wat was de rationale achter die ontwikkelingen en wat waren de effecten daarvan op de leerresultaten van leerlingen?;
  • Een andere vraag: zou iemand die de term koppelwerkwoord wél geleerd heeft beter lezen, schrijven, luisteren en spreken?; dat gaat over dat al oudere verhaal van de kwestie “expliciet grammaticaonderwijs versus impliciet grammaticaonderwijs” en de impact daarvan op de taalvaardigheden van leerlingen; hier verwijs ik graag naar een recent stuk van het Centrum voor Taal en Onderwijs (nwvr: en ere, wie ere toekomt, het bedoelde stuk bevat ook een fijne verwijzing naar het doctoraat van onze eigen pedagogisch directeur Machteld Verhelst), dat weliswaar een andere aanleiding had, maar dat terecht pleit voor meer nuance in het hele taal- én onderwijsdebat;
  • Nog over dat “alles is gezegde”: toegegeven, met het ouder worden word ook ik wat nostalgischer, en dus activeerde die uitspraak in mijn brein allerlei fijne herinneringen aan wijlen professor Flip G. Droste van de KU Leuven, van wie ik leerde dat een taaluiting in het Nederlands (maar ook in andere talen) fundamenteel een binair teken was: er was iets of iemand (het onderwerp) en daarover werd iets gezegd (de hele rest van de taaluiting, het gezegde dus, jawel!); dat was zo in de algemene taalwetenschap, dus helemaal niet gek, en in de traditionele schoolgrammatica leerde ik zaken als het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde enz. enz.

Wat noteerde ik nog:

  • De rol van de pedagogische begeleidingsdiensten, lerarenopleidingen en het Leerpunt in dit leermiddelenverhaal (Loes Vandromme); die laatste zou inderdaad criteria (laten) opmaken voor het verkrijgen van een keurmerk én beslissen over het keurmerk; minister Demir was aan het bekijken hoe voor de professionalisering van de leraren de pedagogische begeleidingsdiensten voldoende bevrouwd en bemand konden worden;
  • De vraag van Hannelore Goeman naar een hoorzitting over het keurmerk voor schoolboeken;
  • Wat de timing betrof, stelde minister Demir dat de Commissie-Muijs klaar zou zijn tegen/in (?) april 2025, zodat de parlementaire behandeling in juni kon plaatsvinden; de timing i.v.m. de leermiddelen had de minister al eerder gegeven (cf. supra); intussen waren de onderwijskoepels trouwens ook al bezig met de aanpassingen aan de leerplannen;
  • En last maar zeker niet least vond ik de politieke slotalinea van vragensteller Vandromme erg veelzeggend: “Collega’s die mij in de vorige legislatuur al wat hoorden, weten dat ik in het verleden ook altijd de kaart heb getrokken van degelijk decretaal werk. Ook dat dient de kwaliteit van onderwijs. Ook op het vlak van decretaal werk, minister, is vrijheid, blijheid helaas geen goed idee.”; inderdaad, we zijn hier in het Vlaams Parlement, de decreetgever dus, en er bestaan allerlei (decretale en grondwettelijke) spelregels voor de opmaak van minimumdoelen, die je niet zomaar lichtzinnig verandert; o.a. net daarom eindig ik hier met te herinneren aan een belangrijk Vlor-advies van 8 november 2023 i.v.m. de nieuwe onderwijsdoelen voor het basisonderwijs; áls een partijoverstijgende, politieke stroming naast het (minimale?) wat, ook het hoe in het bao en so zou willen gaan bepalen, én daarbovenop het curriculum van lerarenopleidingen, ja dan zou het grondwettelijke onderwijsvrijheidshek helemaal van de dam zijn… Ik moest daaraan ook nog denken, toen ik recent deze podcast beluisterde: over directe instructie versus onderzoekend leren/zelfontdekkend leren… Ik kan hem je aanbevelen.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

ma 27 januari 2025

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio