In de tweede vraag om uitleg van deze commissievergadering ging het over nog een andere taalkwestie, namelijk: over het taalgebruik van onderwijspersoneel in de communicatie met anderstalige ouders, nu toegespitst op de situatie in de Vlaamse Rand, waar onderwijscommissaris Jan Laeremans thuis is. Heel wat vragen en ze hadden allemaal hiermee te maken: volgens Laeremans was Vlaams onderwijspersoneel (soms zelfs onder dwang) te snel geneigd om geen Nederlands te spreken met anderstalige ouders en over te schakelen op bv. Frans; liet de taalwetgeving dat wel toe?
Minister Weyts schetste de bestuurstaalregeling (inderdaad, hier ging het nu niet over de onderwijstaal) en de vier cumulatieve voorwaarden die golden voor uitzonderingen (lees: om een andere taal dan het Nederlands te gebruiken). Ook hier kwam het verhaal van de minister mij bekend voor: over het belang van ouderbetrokkenheid en de concrete acties van de vzw De Rand (o.a. 3 miljoen euro in het Vlaamse Rand-fonds voor taalcursussen enz.).
Vragensteller Laeremans wilde daarentegen een verplichte basiscursus Nederlands invoeren (nwvr: de minister óók wel, maar er stonden daarvoor grondwettelijke rechten in de weg). In de praktijk lag een en ander toch wat ingewikkelder (dan alleen de regelgeving op zich), zo wist interveniënt Loes Vandromme, en ze vroeg diverse lokale initiatieven te versterken.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over het taalgebruik van scholen en onderwijspersoneel in hun communicatie met anderstalige ouders van Jan Laeremans” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen