Het had heel wat om het lijf vooraleer het openbare gedeelte van de commissievergadering begon. Dat zat zo: ’s ochtends waren er twee interpellaties geweest over een (ook politiek) heikel thema, nl. de “zaak van de recent met pensioen gegane inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie, wat zijn relatie met onderwijsminister Ben Weyts betrof”. In de namiddagvergadering dan werd de zgn. regeling der werkzaamheden (nwvr: 47 minuten), die niet openbaar is, besteed aan diverse pistes om opvolging te geven aan die interpellaties, die au fond inderdaad draaiden rond een principiële kwestie (nwvr: maar er bleken ook nog wel andere zaken in het geding), nl. de precieze (juridische) bevoegdheidsrelatie tussen de bevoegde minister (van het beleidsdomein in kwestie) en de topambtenaar van een specifieke entiteit binnen dat beleidsdomein, i.c. het inspectieorgaan voor de onderwijskwaliteit van de Vlaamse scholen. Zoals blijkt uit mijn andere stukje over die interpellaties elders op deze pagina’s, toch niet zo’n simpele aangelegenheid, waarbij inderdaad meerdere elementen kwamen kijken, maar dat lees je daar maar. Wel boeiend, dat staat buiten kijf… Ach ja, en nog iets: die regeling der werkzaamheden leidde blijkbaar tot de conclusie dat een gedachtewisseling zou worden gepland mét minister Weyts én pril gepensioneerde Lieven Viaene. Met simultane dan wel consecutieve aanwezigheid van de twee hoofdrolspelers, dat was precies nog niet zo duidelijk. Soit, we leven dan nog wel in de paastijd, maar dit wil ik nog weleens eerst zien eer ik het geloof…
Het voorstel van decreet dat in de namiddagvergadering ter bespreking voorlag, was hoe dan ook veel eenvoudiger, maar zeker niet minder belangrijk. Mijn werk voor dit stukje hier wordt erg vergemakkelijkt doordat er op 28 maart 2024 al een gedachtewisseling plaatsgevonden had over deze decretale kwestie. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat wat ik daarover toen schreef, eigenlijk ook kan dienen hier, met hier of daar misschien nog een kleine aanvulling, maar aan de grond van de zaak verandert dat niets. Koen Daniëls noemde bij zijn toelichting van het voorstel van decreet die gedachtewisseling één van de meer boeiende deze legislatuur en ik kon hem geen ongelijk geven. Het was ook opnieuw Hannelore Goeman die later in de vergadering flink sneerde naar vooral één onderwijskoepel: als haar partij in het najaar de volgende onderwijsminister zou leveren, dan gaat het nog… euh… boeiend worden, vermoed ik.
De feitelijke gegevens zijn genoegzaam bekend, denk ik: na de nieuwe minimumdoelen tweede en derde graad secundair onderwijs (ter vervanging van de minimumdoelen die het Grondwettelijk Hof vernietigd had op 16 juni 2022, een arrest dat zeker in alle cursussen Onderwijsrecht intussen opgenomen is, ongetwijfeld, want we leven hier nog altijd in een rechtstaat, gelukkig maar…) leek het verstandig om ook de minimumdoelen eerste graad secundair onderwijs (die, voor de goede orde, niet vernietigd waren) toch ook aan te passen aan de nieuwe aanpak zodat de zaak een coherent geheel zou vormen. Daarnaast moest uit de minimumdoelen tweede en derde graad nog een verstandige selectie gemaakt worden voor het nieuwe zevende jaar gericht op het hoger onderwijs. De toelichting van Cindy Lammens op 28 maart 2024 was daarover heel duidelijk.
Het advies van de Raad van State was nog aanleiding voor de meerderheidsfracties om drie, kleine, technische amendementen in te dienen. In haar tussenkomst verwees bovendien Hannelore Goeman naar twee, inhoudelijke amendementen van haar hand, zoals te verwachten was: het ging om zaken als relationele en seksuele vorming, waarmee ze opnieuw wilde toevoegen wat daarvan in de bestaande minimumdoelen eerste graad nu geschrapt werd, want zulke zaken waren volgens haar nu te mager geworden. Over haar vocabularium van “geen vluggertje” leek mij bovendien vooraf goed nagedacht te zijn.
Ik vond dat Koen Daniëls heel redelijk en heel goed antwoordde op de herhaling van allerlei bedenkingen van de oppositieleden. Uiteindelijk ging dat vooral over enkele principiële tegenstellingen: de enen dachten zus, de anderen zo. Het viel me wel op hoe Goeman verschillende keren een beroep deed, als gezagsargument, op uitspraken van Luc De Man tijdens de gedachtewisseling. Maar goed, Luc De Man had toen toch ook gezegd dat finaal de minimumdoelen gevalideerd waren, dus…
Voor zover ik dat kon zien, stemden de meerderheidsvertegenwoordigers vóór, uiteraard, en waren er drie tegenstemmen (Groen en Vooruit) naast twee onthoudingen (Vlaams Belang) .
Ten slotte verwijs ik nog graag naar de video-opname [vanaf 56:00].
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.