Deze vragen om uitleg gingen terug naar een persartikel van enkele weken eerder in De Standaard (voor abonnees; Vlhora-secretaris-generaal Eric Vermeylen zat toen in De Ochtend (via aanmelding)). Een gezamenlijke actie overigens van de VLHORA én de SERV. Rond die tijd was in de wandelgangen te horen dat “men” op het kabinet van minister Demir niet echt blij was met die mediaoptredens… tja, de waarheid kan natuurlijk soms hard zijn. Soit, twee vragenstellers in de Onderwijscommissie nu: Brecht Warnez en Tom Seurs, die ook al eerder actief waren rond het thema van de graduaatsopleidingen en hun onderfinanciering. Het ging nu over zowel dat financiële probleem, het probleem van de duurtijd bij de programmatie van graduaatsopleidingen als over de implicaties van de typische aard van die opleidingen (lees: mét veel werkplekleren). Had minister Demir al nieuws te melden over haar plannen in dezen?
Over het probleem was iedereen het eens, maar quid met oplossingen? Financiering én rationeel studieaanbod hoorden voor minister Demir in dit verhaal onlosmakelijk samen. Het traject om dat te bekijken stond nog maar aan het begin. Er lagen al voorstellen, ook voor de korte termijn (cf. de verwachte, grotere instroom vanaf september 2025 door de directe toegang voor afgestudeerden met een OK3-diploma secundair onderwijs), maar die waren nu voorwerp van studie. Ook een nieuw programmatiemodel (voor het hele hoger onderwijs trouwens) was een van de vele dossiers voor het komende jaar, aldus nog minister Demir.
Een interessante bijkomende (politieke) vraag van vragensteller Warnez was: wat kon het Vlaams Parlement in dit verband betekenen? En uiteraard, zoals wel vaker, wat was de geplande timing?
Niet onverwacht zonder die gevraagde timing benadrukte minister Demir de volgorde in haar aanpak: eerst een efficiënt en rationeel aanbod en dan de financiering. Binnen VLIR en VLHORA waren werkgroepen bezig rond dat laatste en daarvan zou te gepasten tijde ook gebruik worden gemaakt. Ze zou bekijken hoe de graduaten nu binnen het huidige systeem geholpen zouden kunnen worden omdat daar de nood echt heel hoog was op dit ogenblik. Afwachten dus, maar hopelijk zou het tweede werkjaar van deze legislatuur al wat meer duidelijkheid brengen, formuleerde ik als mijn eigen (voorlopige) conclusie.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen