Zorg voor kinderen met een (chronische) ziekte, een psychische kwetsbaarheid of levensbedreigende aandoening is voor schoolteams geen eenvoudige aangelegenheid. Je aandacht moet vaak gaan naar verschillende aspecten. Toch willen school en ouders vanuit hun visie op zorg deze leerlingen zo normaal mogelijk laten opgroeien en functioneren in hun sociale omgeving en op school.
We willen je graag handvaten aanbieden die je ondersteunen bij het omgaan met zieke leerlingen, hun ouders en het CLB. We bieden je ook het reglementaire kader aan waarbinnen zieke leerlingen in het gewoon voltijds secundair onderwijs les kunnen volgen. Verder hebben we aandacht voor ziekenhuisscholen en preventoria, en voor de verschillende mogelijkheden die er zijn om zieke jongeren thuis te begeleiden.
Er is niet één overkoepelende definitie voor wanneer een leerling beschouwd wordt als een ‘zieke leerling’. Neutraal geformuleerd is een ‘zieke leerling’ ‘een leerling die langdurig of regelmatig gewettigd afwezig is met een medisch attest.
Wanneer je een regeling treft voor een zieke leerling zijn onderstaande begrippen vanuit de reglementering van belang.
Een regelmatige leerling moet in het basisonderwijs aan alle onderwijsactiviteiten die voor de leerlingengroep of de leerling worden georganiseerd deelnemen en moet in het secundair onderwijs alle vakken, oefeningen, proeven ... van het leerjaar en de onderwijsvorm/onderverdeling waarvoor hij is ingeschreven, bijwonen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid.
Een afwezigheid om medische reden is uiteraard gewettigd. Er wordt aan de school hetzij een verklaring van de ouders, hetzij een medisch attest bezorgd.
Ziek zijn is geen eenduidig begrip. De wijze waarop ziek zijn en de zieke leerling zich op school aandienen, kunnen erg verschillend zijn. Een rondetafelgesprek organiseren met alle betrokkenen (school, ouders, leerling, CLB en waar mogelijk de behandelende arts) bij de opstart van een aangepast traject is daarom essentieel.
Ouders en leerlingen hebben in eerste instantie vaak nood aan een luisterend oor, empathie en erkenning. Het is belangrijk dat ze de kans krijgen om hun verhaal te doen. Daarna kan je samen met hen bekijken hoe er met de ziekte van de leerling omgegaan wordt en hoe zijn of haar onderwijsloopbaan gecontinueerd kan worden.
Volgende vragen kunnen je bij dat gesprek ondersteunen:
Mogelijke problemen kunnen ontstaan wanneer de ouders en het schoolteam een verschillende visie hebben op de ernst van de klachten en de mogelijkheid om ondanks de klachten deel te nemen aan het gewone schoolleven. Twee uitersten zijn hier mogelijk: kinderen die met ogenschijnlijk lichte aandoeningen en klachten afwezig (mogen) zijn en andere die ernstig ziek zijn en toch naar school komen. Overleg zal leiden tot afspraken die genoteerd en aangepast worden wanneer de situatie wijzigt. Hierbij zal het advies van de behandelende geneesheer als leidraad worden genomen.
Zieke leerlingen zullen het meest kans maken op een normaal leven, wanneer zijzelf en hun omgeving er in slagen de balans in evenwicht te houden. Enerzijds de aandoening zo correct mogelijk behandelen (medicatie, dieet, voorgeschreven rust ...) en anderzijds de juiste dosis empathie, begrip en aandacht van de omgeving.
Opvolging en communicatie met ouders en met de verschillende andere betrokken partijen eens een traject is opgestart, is een belangrijk element in de uitvoering van de maatregelen die door de klassenraad werden genomen.
Bij de communicatie met ouders gaat het ook om het informeel opvangen van signalen. Om dit communicatieproces vlot te laten verlopen, raden we je aan om een personeelslid (leraar, zorgcoördinator (bao), leerlingenbegeleider (so) …) aan te duiden als contactpersoon. Je communiceert de naam van deze persoon naar alle betrokken leraren zodat ze weten wie het aanspreekpunt is voor een individuele leerling.
Volgende taken kan een contactpersoon opnemen:
Soms loopt een leerling (of een collega) een ernstige infectie op heeft waardoor hij/zij een gevaar betekent voor de andere leerlingen en het schoolpersoneel.
Bij een aantal besmettelijke aandoeningen (hepatitis, meningitis, poliomyelitis, HIV-infectie …) zal de school zich dadelijk in verbinding stellen met het CLB. De reglementering bepaalt dat het CLB ten aanzien van de leerlingen en het schoolpersoneel profylactische maatregelen neemt om het verspreiden van besmettelijke ziekten tegen te gaan. Concrete afspraken met de directeur worden gemaakt bij de bespreking van de bijzondere bepalingen bij het begin van het schooljaar.
Die maatregelen zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van school en CLB: beide partijen moeten immers samenwerken om de verspreiding van besmettelijke ziekten te voorkomen.
De directeur van een school moet contact opnemen met het CLB, zodra:
Dit betekent zeker niet dat de directeur ouders en leerlingen moet aansporen om elke besmettelijke ziekte aan de school te melden. Het is immers niet de bedoeling dat de schooldirectie de tussenpersoon wordt tussen de arts en de ouders of leerlingen bij het melden van allerlei ziekten. De CLB-arts moet wel zo vlug mogelijk op de hoogte zijn van het uitbreken van een besmettelijke ziekte. Dit kan rechtstreeks door de ouders gebeuren, door de huisarts of door de directie indien deze door de ouders op de hoogte werd gesteld.
De schooldirectie kan in geen geval initiatieven nemen zonder overleg met de CLB-arts.
Soms moet een klas of een school zelfs worden gesloten ten gevolge van een besmettelijke ziekte. In een dergelijk geval moet de directeur van de school, in overleg met het CLB:
De directeur van de school kan de school of de klas bovendien pas na de instemming van de gezondheidsinspectie opnieuw openen.
Als er bij een leerling of een personeelslid van een school een besmettelijke ziekte wordt vastgesteld, kan het CLB drie soorten maatregelen treffen:
De regelgever creëerde een aantal ondersteuningsmogelijkheden om onderwijs aan langdurig en/of chronisch zieke leerlingen mogelijk te maken. Belangrijk is dat de begeleidende klassenraad de verschillende pistes met elkaar kan combineren en dat er geen toestemming nodig is van het schoolbestuur.
De begeleidende klassenraad is het overlegorgaan waar alle betrokken actoren (idealiter) samenkomen en waar men vorm geeft aan het onderwijs voor een zieke leerling. I.c. betekent dit dat de klassenraad:
De klassenraad kan een leerling die wegens ziekte of ongeval een of meerdere vakken niet kan volgen, vrijstelling verlenen op voorwaarde dat de leerling, waar mogelijk, vervangende activiteiten volgt. Een aanpassing van het lesprogramma (niet: vermindering van lesuren) is dus mogelijk. Alle vakken, ook die van de basisvorming, komen voor vrijstelling in aanmerking.
Een leerling als regelmatige leerling ingeschreven in het 1ste leerjaar van de derde graad Economie-Moderne Talen van de doorstroomfinaliteit heeft door een hersendisfunctie ernstige taalproblemen en krijgt het vak Duits (2u) niet verwerkt.
De vrijstelling van vakken of programmaonderdelen en de vervanging, waar mogelijk, door gelijkwaardige activiteiten is geen afdwingbaar leerlingenrecht. De beslissing ligt bij de klassenraad. De aanpassing van het lesprogramma van een individuele leerling moet door de school niet aangevraagd of doorgegeven worden aan het departement onderwijs.
Aanpassing van het lesprogramma kan de klassenraad ook toepassen voor leerlingen met "specifieke onderwijsbehoeften". Naast onder andere remediëren, differentiëren en compenseren is dispenseren een maatregel die nodig kan zijn om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften mee te blijven nemen in een gemeenschappelijk curriculum. Voor leerlingen met SOB die een gemeenschappelijk curriculum volgen, kan de klassenraad bepaalde doelen van het curriculum vrijstellen en, waar mogelijk, vervangen door gelijkwaardige doelen. Daarbij is het van belang dat de doelen voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit van het betreffende structuuronderdeel, ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs of naar de arbeidsmarkt nog in voldoende mate kunnen bereikt worden (= dispenseren). Hier gaat het wel degelijk om een redelijke aanpassing waar de leerling recht op heeft.
De klassenraad zal wel rekening houden met een aantal beperkingen. Zo zal de bijsturing van het lesprogramma:
Een vrijstelling door een vervangende activiteit kan naar:
Bv. het vak plastische opvoeding wordt theoretisch benaderd
Bv. het vak lichamelijke opvoeding wordt vervangen door het vak plastische opvoeding.
Noot
We stelden aan het departement Onderwijs de vraag of “vrijstelling met vervangende activiteit naar inhoud” ook kan betekenen dat een vak mag vervangen worden door extra ondersteuning van een ander vak. Bv. het vak Muzikale opvoeding vervangen door bijkomende ondersteuning voor het vak Frans. Het antwoord luidde als volgt: “Ook vrijstelling van programmaonderdelen en vervanging door gelijkwaardige activiteiten, blijft een zaak van de klassenraad. Gebruikmaking van deze faciliteiten mag er echter niet in resulteren dat de leerdoelstellingen en de finaliteit van het door de leerling gekozen structuuronderdeel in het gedrang komt”.
Voor eenzelfde leerling mag een aanpassing van het lesprogramma gecombineerd worden met een spreiding van het lesprogramma over twee schooljaren, synchroon internetonderwijs en tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH).
De aanpassingen van het lesprogramma die de klassenraad verantwoord vindt, worden besproken met de ouders/leerling. Als afspraken transparant zijn, kunnen latere betwistingen immers worden vermeden. In sommige gevallen is het aan te raden de afspraken op papier te formaliseren.
Alle documenten die betrekking hebben op de aanpassing van het lesprogramma (bv. het medisch attest waarop de klassenraad zich heeft gebaseerd) worden per leerling ter beschikking gehouden van de verificatie- en inspectiediensten. Deze diensten hebben geen individueel appreciatierecht. De autonomie van de klassenraad moet gerespecteerd worden.
Voor een leerling die wegens ziekte of ongeval het geheel van de vorming van een bepaald leerjaar niet binnen één schooljaar kan volgen, kan de klassenraad een spreiding van het lesprogramma hetzij van een leerjaar over twee schooljaren, hetzij van een graad over drie leerjaren toestaan. Het is de bedoeling te komen tot een verdeling van de studiebelasting.
Een leerling met het chronisch vermoeidheidssyndroom is vaak afwezig. Vrij snel is duidelijk dat het volgen van alle vakken en het afleggen van alle proeven een te zware belasting zal zijn. De vraag stelt zich of de leerling gebaat is met een spreiding van het curriculum over twee schooljaren.
Ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften komen in aanmerking voor spreiding van het lesprogramma.
De spreiding van het lesprogramma is geen afdwingbaar recht van de leerling. De beslissing ligt bij de klassenraad. Een dergelijke spreiding moet door de school niet aangevraagd of doorgegeven worden aan het departement onderwijs. Het zal eerder uitzonderlijk worden toegestaan.
De concrete organisatie wordt vastgelegd in functie van de haalbaarheid voor de leerling én voor de school. Daarbij zullen de volgende elementen aan bod komen:
In de derde graad kunnen daar ook stages bijkomen. De stages kunnen bv. verschoven worden naar het tweede en/of het derde schooljaar
Zeker wanneer het besluit tot spreiding van het lesprogramma genomen wordt na de aanvang van het schooljaar, zal de school nog weinig mogelijkheden hebben om het lessenrooster van de klas aan te passen in functie van de leerling met een gespreid lesprogramma
Voor eenzelfde leerling mag een spreiding van het lesprogramma gecombineerd worden met een aanpassing van het lesprogramma, tijdelijk onderwijs aan huis en/of synchroon internetonderwijs.
Er is evenmin onverenigbaarheid van spreiding van het lesprogramma over twee of drie schooljaren voor zieke leerlingen met synchroon internetonderwijs (SIO) en TOAH. Indien, behoudens de overige voorwaarden, een leerling minder dan halftijds in een week naar school komt, dan kan TOAH en/of SIO worden ingericht ook in geval op de leerling het spreidingsprincipe van toepassing is.
In het aanwezigheidsregister is er voor een gespreid lesprogramma geen afwezigheidscode voorzien. De school zal bij het registeren van de leerling toch rekening moeten houden met de volgende elementen:
Alle documenten die betrekking hebben op de spreiding van het lesprogramma (bv. medisch attest waarop school zich heeft gebaseerd, de spreiding van de vakken over de twee schooljaren, het individuele lessenrooster) worden per leerling ter beschikking gehouden van de verificatie- en inspectiediensten. Deze diensten hebben geen individueel appreciatierecht. De autonomie van de klassenraad moet gerespecteerd worden.
Voor wat de normering aangaande subsidiëring, rationalisatie en programmatie betreft, wordt de leerling elk schooljaar voor een volle eenheid in aanmerking genomen op de gebruikelijke tellingsdatum.
Bij schoolverandering is de nieuwe school niet verplicht de spreiding van het lesprogramma over te nemen. Indien de betrokken klassenraad van de nieuwe school daartoe wel bereid is, dan zullen de nodige afspraken met de klassenraad van de vorige school gemaakt worden.
Aandachtspunten
Let wel
Dit mag niet worden verward met de mogelijkheid om een module van HBO-Verpleegkunde te spreiden over het dubbele van de gebruikelijke studieduur om tegemoet te komen aan specifieke opleidingsbehoeften (bv. VDAB-cursist). In dit geval is er immers geen subsidiëring tijdens de extra-studieduur: de leerling wordt dan niet meer in aanmerking genomen op de tellingsdata die vallen buiten de gebruikelijke studieduur.
Behoudens in geval van gewettigde afwezigheid, moeten de leerlingen alle proefwerken afleggen. Maar nergens wordt een minimum aantal proefwerken per vak bepaald. De concipiëring van de evaluatiecriteria, zoals de eventuele organisatie van proeven tijdens en/of op het einde van het schooljaar, behoort immers tot de bevoegdheid van het schoolbestuur.
De examenorganisatie valt onder de pedagogische vrijheid. Aangepaste vormen van evaluatie en toetsing (bv. mondeling i.p.v. schriftelijk) zijn dus mogelijk.
Wanneer een leerling lijdt aan een medische of psychische disfunctie die hetzij van tijdelijke aard is, hetzij niet onverenigbaar is met de algemene doelstellingen van de opleiding, kan de klassenraad ook vooraf een aangepaste proefwerkenregeling uitwerken. Anders gezegd: de klassenraad kan op de deliberatie anticiperen door vooraf een regeling uit te werken die recht doet zowel aan de specifieke situatie waar de leerling zich in bevindt als aan de eigenlijke deliberatievraag straks.
De delibererende klassenraad buigt zich volledig autonoom over de vraag of de leerling het betrokken leerjaar met vrucht heeft beëindigd. De inhoudelijke invulling van deze deliberatievraag is afhankelijk van het leerjaarniveau. De klassenraad zal zich bij zijn beslissing laten leiden door:
Duidelijk is dat men op deze basis ook t.a.v. zieke leerlingen een deliberatie-uitspraak kan doen. Het onderling gewicht van de verschillende bestanddelen wordt autonoom door de klassenraad bepaald.
Bij de deliberatie kan blijken dat voor bepaalde leerlingen een definitieve beslissing niet mogelijk is omdat de gegevens in het deliberatiedossier ontoereikend zijn (bv. er werden te veel proefwerken gemist wegens ziekte). Bij een onvolledig deliberatiedossier beslist de delibererende klassenraad autonoom:
In de eerste leerjaren van het secundair onderwijs gaat men vooral prospectief te werk. De delibererende klassenraad laat zich leiden door de kansen die de leerling heeft om in het volgend leerjaar (al dan niet van dezelfde onderwijsvorm en/of studierichting) te slagen. In dit geval kunnen vroegere studieprestaties, taken en opdrachten doorheen het schooljaar ... het gemis aan proefwerken voor een stuk compenseren omdat ze mee een licht werpen op het beantwoorden van de deliberatievraag.
In een eindjaar ligt een belangrijke klemtoon op het 'voldaan hebben voor het geheel van de vorming’.
In de eerste leerjaren is de kans groter dat de klassenraad toch nog kan beslissen dat de leerling hetzij onvoorwaardelijk (A-attest), hetzij met uitzondering van bepaalde studierichtingen of onderwijsvormen (B-attest) mag overgaan naar een volgend leerjaar, hetzij niet geslaagd is (C-attest). Geslaagde leerlingen kunnen er ook een advies, vakantietaak of waarschuwing krijgen.
In de eindjaren kunnen bijkomende proeven frequenter voorkomen. Hier ligt ook een mogelijkheid voor een zekere spreiding van proefwerken.
Bij de deliberatie van een leerling met een gespreid lesprogramma zal de delibererende klassenraad als volgt te werk gaan:
Van welke van de hoger geschetste mogelijkheden men ook gebruik maakt, steeds speelt het principe van de gelijke behandeling van alle leerlingen op de achtergrond.
Het gelijkheidsbeginsel bij examens in onderwijs is echter veel minder belangrijk dan bij aanwervingsexamens waar een strikte vergelijking wordt gemaakt tussen de verdiensten van de kandidaten. Leerlingen van eenzelfde klas verhouden zich tegenover elkaar immers niet als concurrenten voor een voordeel dat alleen aan een of aan enkelen onder hen kan worden toegekend. Wordt in het onderwijs een examinandus ten onrechte beter behandeld, dan verandert dat niets aan de rechtmatigheid van de beslissing t.a.v. de andere kandidaten. De enige vraag is of dezen zelf correct zijn beoordeeld.
Verder is dit gelijkheidsbeginsel slechts rechtvaardig in zover de verschillende leerlingen zich ook in vergelijkbare omstandigheden bevinden. Aangezien dit i.c. niet het geval is, kan een individuele examenregeling aangepast op medische gronden te verantwoorden zijn.
Anderzijds kan de gunstige behandeling van de ene leerling de vraag oproepen of de andere leerling niet onredelijk streng werd beoordeeld. Om te vermijden dat medeleerlingen zich in vergelijking onredelijk behandeld weten, moet men o.i. ergens een grens leggen. Deze grens is altijd arbitrair.
Daarom vinden wij het opportuun dat deze grens collegiaal in de begeleidende klassenraad wordt bepaald en ondubbelzinnig aan de betrokken leerling en zijn ouders wordt meegedeeld.
Scholen verbonden aan een universitair ziekenhuis, residentiële setting of preventorium
Scholen verbonden aan een universitair ziekenhuis, een preventorium of een residentiële setting ressorteren onder het buitengewoon onderwijs, type 5 (, OV4). We denken dan bijvoorbeeld aan kinderpsychiatrische diensten, begeleidingstehuizen (bv. welzijns-, jeugd- en gezondheidsvoorzieningen) of een preventorium. Het gaat om leerlingen wier medische, psychiatrische of residentiële opvang of begeleiding niet toelaat dat ze voltijds op school aanwezig zijn óf die behoefte hebben een individueel of geïndividualiseerd aanbod dat in een residentiële omgeving wordt verstrekt. De toelating gebeurt op basis van een attest dat is uitgereikt ofwel door de behandelende geneesheer van de medische of psychiatrische voorziening ofwel door de directeur van de residentiële setting.
Decretaal gelden hetzelfde begrippenkader, dezelfde structuur, dezelfde organisatie van studie, hetzelfde minimumrooster, dezelfde toelatingsvoorwaarden. Er moeten, naargelang de noden van de leerlingen, gepaste en redelijke aanpassingen genomen worden, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen. De school van type 5, OV4 werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante wijze samen met het centrum voor leerlingenbegeleiding en de ouders en de oorspronkelijke school, tenzij de leerling voor het verblijf in de school van type 5, OV4 niet in een school ingeschreven was.
Een leerling van het voltijds gewoon secundair onderwijs of het deeltijds beroepssecundair onderwijs die op de datum voor de telling van het aantal leerlingen onderwijs volgt in een school van type 5, blijft beschouwd als regelmatige leerling in zijn oorspronkelijke school. Dit betekent dat de leerling als regelmatige ingeschreven kan zijn in twee verschillende scholen: enerzijds een school verbonden aan een ziekenhuis of aan een residentiële setting (en dit voor periodes van minimum 5 al dan niet opeenvolgende dagen waarin hij per dag gemiddeld tenminste één lesuur blijft) of een preventorium, én anderzijds een school van het gewoon secundair onderwijs of het deeltijds beroepssecundair onderwijs.
In scholen verbonden aan een universitair ziekenhuis of aan een residentiële setting werken de leerlingen verder aan het curriculum van de oorspronkelijke school. Beide scholen maken hieromtrent afspraken. De thuisschool (school van het gewoon secundair onderwijs) staat in voor de studiebekrachtiging. Een eventuele aangepaste examenregeling wordt dan ook door de thuisschool opgemaakt.
De school verbonden aan het preventorium staat zelf in voor de studiebekrachtiging. Er worden dezelfde studiebewijzen uitgereikt als in het gewoon voltijds secundair onderwijs.
Scholen van het type 5, OV4, stellen zich tot doel kinderen en jongere mensen tijdens hun verblijf in het ziekenhuis, de residentiële setting of het preventorium schools te stimuleren en de totale persoonlijkheid te ontwikkelen. Bovendien spoort ziekenhuisonderwijs deze jongeren aan om zich te richten op wat, ondanks mogelijke beperkingen, nog wel kan. Het onderwijs is meestal individueel of in kleine groepjes, meestal gaat het om 1 à 2 uur per dag. De visie van elke ziekenhuisschool wordt bepaald door het eigen, zeer specifieke ziekenhuis in een welbepaalde omgeving met zijn eigen doelgroep.
Enkel via goede communicatie kunnen de drie werelden van de jongere op elkaar afgestemd worden:
Een mogelijk stappenplan voor efficiënte communicatie tussen de ziekenhuisschool en de thuisschool kan er als volgt uitzien:
In Vlaanderen zijn er zes ziekenhuisscholen maar meerdere vestigingsplaatsen. Drie ziekenhuisscholen zijn verbonden aan een universitair ziekenhuis. Dat is het geval voor Antwerpen, Gent en Leuven. Daarnaast zijn er:
Meer informatie over alle ziekenhuisscholen in België is te vinden op http://www.ikleerinhetziekenhuis.be.
Leerlingen die wegens ziekte of ongeval langere tijd afwezig zijn, hebben onder bepaalde voorwaarden recht op tijdelijk onderwijs aan huis. De regelgeving maakt een onderscheid tussen chronisch zieke leerlingen en niet-chronisch zieke leerlingen.
Voor de concrete voorwaarden en modaliteiten verwijzen we naar de afzonderlijke mededelingen:
Synchroon internetonderwijs (SIO) biedt aan leerlingen voor wie het door ziekte, moederschapsrust of ongeval tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school, de mogelijkheid om via computer de lessen te volgen.
SIO is gratis, zowel voor de leerling als de school en kan gecombineerd worden met aanpassing/spreiding van het lesprogramma en tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH).
Een langdurige afwezigheid omvat minstens 21 kalenderdagen, tenzij het gaat om een afwezigheid vanwege een chronische ziekte. Scholen moeten leerlingen en hun ouders erop wijzen wanneer zij in aanmerking komen voor synchroon internetonderwijs. De verplichting vervalt voor de periode dat de leerling in een preventorium, in een ziekenhuis of een K-dienst verblijft.
De organisatie van synchroon internetonderwijs is in handen van vzw Bednet.
De vzw is verantwoordelijk voor:
Een project SIO wordt pas definitief na ondertekening van de gebruikersovereenkomst door de betrokken school en de ouders. De Bednet-consulent volgt het volledige traject mee op. Hij ondersteunt bij het opzetten van het Bednet-systeem en werkt nauw samen met de school (directie, klassenleraar, leerkrachten die zorgen voor tijdelijk onderwijs aan huis ...), met de ouders en het zieke kind zelf. Er is ook overleg met andere betrokken actoren zoals het CLB, de ziekenhuisschool of het ziekenhuis.
Na afhandeling van het administratieve luik, wordt voor langdurig afwezige leerlingen door Bednet een virtuele leeromgeving gecreëerd. Via gratis speciale hardware die bij de leerling thuis en in de klas staat opgesteld, kan de leerling volgen wat er in de klas gebeurt en kan hij met iedereen communiceren. Op deze manier lopen langdurig afwezige leerlingen zo weinig mogelijk leerachterstand op en blijven ze in contact kunnen blijven met hun klasgenoten.
In overeenstemming met de privacywet waakt Bednet erover dat de beelden die via de webcamera’s in beide richtingen verstuurd worden evenals de foto’s van het schoolbord, niet bewaard worden, en dat na afloop van het project alle gegevens gewist worden. Persoonlijke gegevens (bijvoorbeeld antwoorden op vragenlijsten) worden niet doorgegeven aan derden. In overeenstemming met cao nr. 68 worden de vergaarde gegevens evenmin aangewend voor het toezicht op of de controle van het personeel.
Meer informatie met o.a. de aanvraagformulieren en de verbruikersovereenkomsten voor synchroon internet onderwijs zijn te vinden op: http://www.bednet.be, e-mail: info@bednet.be.
Een uitgebreide lijst van vrijwilligersorganisaties die bereid zijn les aan huis te geven vind je via https://www.onderwijsvoorziekekinderen.be/organisaties
We pikken er de belangrijkste organisaties uit:
Voor de ondersteuning van leerlingen met kanker verwijzen je naar:
Huisonderwijs mag niet verward worden met tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH). In het secundair onderwijs wordt onder huisonderwijs enkel begrepen: “Onderwijs dat verstrekt wordt aan leerplichtigen van wie de ouders beslist hebben om hen niet in te schrijven in een door de Vlaamse Gemeenschap, de Franse gemeenschap of de Duitstalige erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school. Onder huisonderwijs wordt ook het onderwijs verstrekt in een privéschool verstaan.
Het huisonderwijs moet aan twee minimumeisen voldoen:
De onderwijsinspectie kan controleren of aan deze eisen voldaan is.
Huisonderwijs geeft nooit recht op erkende studiebewijzen; de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap biedt hier een oplossing.
Ouders die van plan zijn hun kind huisonderwijs te geven, laten de school weten dat zij hun kind wensen uit te schrijven. Zij moeten uiterlijk op de derde dag van het schooljaar waarin de leerling huisonderwijs volgt, het Agentschap voor Onderwijsdiensten op de hoogte brengen. Een ‘verklaring van huisonderwijs’ kan worden gedownload op hun website.
De ouders dienen deze verklaring jaarlijks aan het AgODI te bezorgen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan toch nog voor huisonderwijs gekozen worden in de loop van het schooljaar.