Kinderen en jongeren brengen zeer veel tijd door op school. Het is dan ook onvermijdelijk dat de school te maken krijgt met een leerling die een ongelukje heeft of ziek wordt op school. Het is de plicht van de school om in elke situatie correct en efficiënt te handelen.
In deze tekst willen we de school een leidraad aanreiken om in al die gevallen op een zorgzame en toegewijde wijze haar verantwoordelijkheid te dragen.
In de praktijk moet de school een evenwicht zoeken tussen twee uitersten:
In wat volgt stellen we een benadering voor die praktisch haalbaar is en toch zo nauw mogelijk aansluit bij het wettelijk kader. In deze benadering probeert Katholiek Onderwijs Vlaanderen zo veel mogelijk randvoorwaarden te stellen opdat de handelingen zo veilig mogelijk kunnen worden gesteld.
We onderscheiden vier verschillende situaties:
Deze opsomming houdt een duidelijke gradatie in: hoe hoger het rangnummer van de handeling in deze opsomming is, des te terughoudender dient de school zich op te stellen. Waar het toepassen van eerste hulp (1) wettelijk verplicht is, is het stellen van verpleegkundige of medische handelingen (4) wettelijk verboden voor niet-gekwalificeerden, buiten in het kader van de bekwame helper.
In deze tekst lichten we het standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen toe inzake het toezicht door de school van het gebruik van medicijnen door leerlingen op school. Deze tekst vormt een basis en is samen te lezen met de mededeling “Eerste hulp op school” (MLER_049) waar het luik EHBO verder uitgespit wordt en de PRO.-pagina “Aanpak van gezondheidszorgen binnen onderwijs” waar we dieper ingaan op het stellen van verpleegkundige of medische handelingen.
Oorspronkelijk was de regelgeving inzake eerste hulp bij ongevallen vastgelegd in een aantal verouderde bepalingen van het ARAB.
Het koninklijk besluit van 15 december 2010 betreffende de eerste hulp die verstrekt wordt aan werknemers die slachtoffer worden van een ongeval of die onwel worden heeft deze regelgeving met ingang van 1 januari 2011 geactualiseerd.
Deze wettelijke verplichtingen lichten we toe in een afzonderlijke mededeling “Eerste hulp op school” (MLER_049).
Enkele praktische adviezen met betrekking tot het vervoer van leerlingen
Twee bijzondere noodsituaties - Het inspuiten van glucagon bij hypoglykemie en het inspuiten van adrenaline bij een snelle systemische allergische reactie op allergenen zoals insectensteken of -beten of voedsel
Hypoglykemie treedt op als het suikergehalte van het bloed te laag is. De symptomen van hypoglykemie verschillen van persoon tot persoon: beven, uitgesproken zweten, plotse hevige honger, geeuwen, troebel zicht, hoofdpijn, hartkloppingen, wisselend humeur, bleekheid, concentratiestoornissen, niet adequaat reageren …
Deze symptomen verdwijnen wanneer er koolhydraten ingenomen worden, bijvoorbeeld onder de vorm van druivensuiker, klontjessuiker, cola. Gebeurt dat niet, dan kan coma optreden. In dat geval moet een inspuiting met glucagon toegediend worden, een hormoon dat de glucose in het bloed verhoogt. Dergelijke inspuiting kan in de juiste omstandigheden door iedereen toegediend worden, ook door mensen die daar geen ervaring mee hebben.
Een heel klein percentage van de bevolking vertoont een extreme allergische reactie op bijvoorbeeld een wespen- of bijensteek of het eten van bepaald voedsel (bv. noten). Deze reactie kan levensbedreigend zijn.
Symptomen die het begin van zo’n allergische reactie aankondigen zijn jeuk van de huid, huiduitslag (zoals bij netelroos), blozen, zwellen van de lippen, keel, tong, handen en voeten, hijgen, piepende ademhaling, misselijkheid, overgeven, buikkrampen en in sommige gevallen het verlies van bewustzijn.
Een injectie met adrenaline via een auto-injector (pen) kan erger voorkomen. Zo’n pen is ontworpen om gemakkelijk te worden gebruikt door mensen zonder een medische training.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen is van mening dat in beide noodsituaties het toedienen van zulke inspuiting niet zozeer te beschouwen is als een (wettelijk verboden) medische of verpleegkundige handeling, maar wel als een (wettelijk verplichte) vorm van eerste hulp. Zich afzijdig houden als zulke inspuiting toegediend moet worden, zou dan kunnen beschouwd worden als schuldig verzuim. Uit twee adviezen van de Nationale Raad van de Orde der artsen blijkt dat Nationale Raad op dezelfde golflengte zit:
Katholiek Onderwijs Vlaanderen is dan ook van mening dat als ouders aan de school vragen om de nodige voorzieningen te treffen om gepast te kunnen reageren als zich een dergelijke noodsituatie met hun kind voordoet, de school daar kan op ingaan.
Vooreerst dient daarom het schoolbestuur formeel de beslissing te nemen dat deze procedure door zijn personeelsleden toegepast mag worden. In zijn beslissing legt de Raad van Bestuur tevens de modaliteiten vast. Deze beslissing wordt in de notulen opgenomen. Indien het schoolbestuur deze beslissing niet neemt, kan de school in geval van een leerling met hypoglykemie of een extreme allergische reactie enkel de hulpdiensten (tel. 112) bellen.
Voorts dient werk gemaakt te worden van goede afspraken met de ouders en van adequate instructies voor de betrokken personeelsleden (het herkennen van de symptomen, het plaatsen van de inspuiting …). De ouders geven best vooraf hun schriftelijke toestemming om in een levensbedreigende situatie een injectie met glucagon of adrenaline aan te wenden. Zij baseren zich hierbij op een doktersvoorschrift.
Je vind hier een model van engagementsverklaring inzake zorg bij diabetes op school. In dit document worden de mogelijke taken van alle betrokkenen omschreven - arts, patiënt, ouders, directeur, betrokken personeelsleden. Uiteraard zullen deze afspraken sterk variëren van geval tot geval. De school moet deze verklaring dan ook als een model hanteren dat afgestemd wordt op de individuele situatie.
We moeten hier aan toevoegen dat in voorkomend geval een rechter deze verklaring naast zich neer kan leggen indien hij van oordeel is dat ze niet spoort met de regelgeving of dat de beschreven handelingen beschouwd moeten worden als medische of verpleegkundige handelingen die enkel gesteld kunnen worden door een persoon die daarvoor gekwalificeerd is.
Toch kan het gebruik van deze engagementsverklaring worden bepleit, aangezien ze op heldere wijze vastlegt welk doel nagestreefd wordt en wat de betrokkenen van elkaar kunnen verwachten. Bovendien blijkt uit de verklaring de vaste wil van elke betrokkene om enkel in nood en steeds in het voordeel van de leerling te ageren - een intentie die niemand ten laste gelegd kan worden.
Het komt voor dat kinderen een bepaalde medicatie door een arts voorgeschreven krijgen die zij stipt moeten innemen, ook tijdens de schooluren (denk maar aan antibiotica, medicatie ADHD …). Ouders vragen dan aan de school erop toe te zien dat het kind de medicatie op de juiste tijdstippen inneemt of - als het kind hier zelf niet toe in staat is - het medicijn zelf toe te dienen.
Hoewel deze handelingen zich op het randje tussen alledaagse handelingen en (zeker in het geval van het zelf toedienen van medicatie) verpleegkundige handelingen bevinden, mag je deze toch uitoefenen buiten het kader van de bekwame helper. Zij vallen namelijk onder de “Activiteiten van het Dagelijks Leven” (ADL), dit zijn simpele handelingen die tot het dagelijks leven behoren en zo eenvoudig uit te voeren zijn dat zij geen bijzonder gevaar opleveren voor de patiënt. Er is dan ook geen instructie of opleiding door de behandelende arts, verpleegkundige of basisverpleegkundige nodig. Wel moet je steeds de toestemming krijgen van de begunstigde of van zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger.
Bij de toediening van geneesmiddelen kan de arts of de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg evalueren of er nood is aan een individueel toedieningssysteem. Een verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg, een basisverpleegkundige of een apotheker kunnen een gepersonaliseerd toedieningssysteem klaarmaken om de inname van geneesmiddelen te controleren, therapietrouw te garanderen en regelmaat te bevorderen.
Je bent verplicht om voorzichtig en zorgvuldig te handelen. Dat betekent onder andere dat je, in geval van twijfel bij het uitvoeren van een activiteit, de mening vraagt van een gezondheidszorgbeoefenaar. Als contact nodig is met een gezondheidszorgbeoefenaar door een verslechtering van de gezondheidstoestand van de persoon of als één of meerdere waarschuwingscriteria optreden die een gezondheidszorgbeoefenaar heeft aangegeven, dien je aan een gezondheidszorgbeoefenaar te vragen of je de activiteit in kwestie nog steeds mag uitvoeren.
Je bent ook verplicht om de regels over discretie en respect voor de privacy na te leven. Dat betekent dat je voorzichtig moet zijn om geen feiten of informatie te onthullen die de betrokken persoon onnodig of op een nadelige manier zou kunnen schaden.
Ook al behoort de handeling tot de lijst van activiteiten die tot het dagelijks leven behoren, kunnen de behandelende arts, verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg of de basisverpleegkundige van de patiënt nog steeds besluiten dat een professionele zorgverlener de activiteit dient uit te voeren vanwege de context en het doel van de uit te voeren activiteit. In dat geval kan de zorgverstrekker de handeling wel nog steeds delegeren aan een bekwame helper op basis van instructie of opleiding.
De school doet er goed aan - indien dit praktisch haalbaar is - voor elke leerling afzonderlijk een geneesmiddelenregister bij te houden waarin genoteerd wordt op welk tijdstip hij welke medicijnen kreeg toegediend. Op die wijze kunnen misverstanden en discussies vermeden worden. Uiteraard wordt dit geneesmiddelenregister achter slot en grendel bewaard en hebben enkel de bevoegde personeelsleden toegang.
In overeenstemming met de bepalingen van de privacywet mogen de persoonsgegevens in dit register niet langer bewaard worden dan nodig voor het verwezenlijken van deze doeleinden. Na afloop van het schooljaar dienen deze persoonsgegevens derhalve ofwel aan de meerderjarige leerling of de ouders van de minderjarige leerling overhandigd te worden, ofwel bewaard te worden in geanonimiseerde vorm, ofwel vernietigd te worden.
Wanneer een leerling op school klaagt over pijn, ongemak of ongesteldheid, is het van belang om eerst en vooral de ernst van de situatie correct in te schatten. De school dient de afweging te maken of zij verder de verantwoordelijkheid over het zieke kind zal dragen. Dit zal uiteraard afhangen van de aard en de ernst van de situatie. We onderscheiden twee situaties:
Een personeelslid kan niet verplicht worden mee te werken aan het ter beschikking stellen van medicatie. Als geen personeelslid bereid gevonden wordt aan de procedure mee te werken, vervalt de procedure.
Indien er enkel sprake is van een onschuldig ongemak (menstruatiepijn, hoofdpijn …) kan de leerling even bijkomen in het verzorgingslokaal van de school. De leerling kan het volgen van de lessen hervatten zodra er beterschap waarneembaar is.
Het personeelslid kan de afweging maken of de leerling gebaat is bij het nemen van een eenvoudig, algemeen gangbaar medicijn dat beschikbaar is in de medicijnkast.
Voor praktische adviezen verwijzen wij naar de PRO.-pagina "Enkele praktische adviezen".
Belangrijk is de leerling na het nemen van de medicatie voortdurend te observeren. U dient onder meer te letten op:
Indien er na het nemen van het medicijn geen beterschap waarneembaar is, verwittig dan de ouders (zie stappenplan). Indien het kind onverhoopt slecht op het medicijn reageert of wanneer er een fout is gebeurd bij het nemen van het medicijn, verwittig dan onmiddellijk een arts of de hulpdiensten (112).
Elk gebruik van geneesmiddelen dient genoteerd te worden in het eerder genoemde individueel geneesmiddelenregister. De school zal bovendien dit geneesmiddelenregister geregeld controleren om na te gaan of bij sommige leerlingen een risico op misbruik of overconsumptie bestaat. In overeenstemming met de bepalingen van de privacywet, mogen de persoonsgegevens in dit register niet langer bewaard worden dan nodig voor het verwezenlijken van deze doeleinden. Na afloop van het schooljaar dienen deze persoonsgegevens derhalve ofwel aan de meerderjarige leerling of de ouders van de minderjarige leerling overhandigd te worden, ofwel bewaard te worden in geanonimiseerde vorm, ofwel vernietigd te worden.
Deze manier van werken wordt het best opgenomen in het schoolreglement. Ouders dienen een toestemmingsformulier te ondertekenen waarmee ze bevestigen kennis te hebben genomen van deze procedure. Op dit formulier dienen ook de nodige gegevens ingevuld te worden (contactpersoon, telefoonnummer …). Daarnaast wordt aan ouders gevraagd welke van de in de medicijnkast aanwezige medicijnen aan hun kind mogen worden toegediend.
Je vindt de te volgen stappen in het stappenplan.
Indien de pijn het kind hindert om de lessen die dag nog te volgen, zal de school de ouders - of het verantwoordelijke personeelslid van het internaat of het MFC - verwittigen. Zij komen het kind afhalen als ze dat kunnen.
Het uitgangspunt moet zijn dat een kind dat ziek is en niet meer in staat is om de lessen te volgen, naar huis moet.
In sommige situaties is het voor de ouders echter niet evident hun kind op te halen, bijvoorbeeld wegens werkverplichtingen. Bovendien is voor ouders met een kind in het buitengewoon onderwijs de afstand tussen de woonplaats en de school vaak te groot. Indien de ouders van de zieke leerling hun kind niet kunnen afhalen, kan de school advies vragen aan de ouders of aan het verantwoordelijke personeelslid van het internaat of van het MFC over de stappen die verder gezet dienen te worden. De ouders kunnen bijvoorbeeld vragen met het kind naar de huisarts te gaan of het kind naar huis, naar de grootouders … te brengen.
Stuur een zieke, minderjarige leerling nooit tijdens de schooltijd zonder de begeleiding van een personeelslid, ouder, grootouder … naar huis, zelfs niet wanneer het gaat om een leerling uit het secundair onderwijs.
Indien de ouders onbereikbaar zijn, raadpleeg dan de huisarts van het kind. Indien ook deze onbereikbaar blijkt, raadpleeg dan de schoolarts of een andere arts. De arts zal dan met u overleggen over welke handelingen u verder moet stellen.
Je vindt de te volgen stappen in een stappenplan.
De toepassing van het recht op onderwijs voor alle kinderen en jongeren maakt dat alsmaar meer kinderen en jongeren met medische problematiek begeleid worden in klasgroepen voor (buiten)gewoon onderwijs. Deze medische zorg maakt soms dat het stellen van gezondheidszorgen tijdens de schooltijd noodzakelijk is. Het blijkt onmogelijk om de verstrekkingen van gezondheidszorg steeds uit te laten voeren door bevoegde gezondheidszorgbeoefenaars. Dit zorgt ervoor dat scholen soms geconfronteerd worden met dwingende vragen naar gezondheidszorgen die uit noodzaak moeten worden opgenomen door leden van het schoolteam om kwaliteitsvol onderwijs en ondersteuning op maat te garanderen.
Deze noodzaak werd tot nu toe ondervangen door het gebruik van kwaliteitskaders gebaseerd op het protocolakkoord van december 2017 inzake de samenwerking tussen personen uit de omgeving van de patiënt/cliënt en gezondheidszorgbeoefenaars buiten een zorgvoorziening. Intussen werd het begrip van de bekwame helper verankerd in artikel 124 van de gecoördineerde wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
Hierover vind je meer informatie op onze PRO.-pagina "Aanpak van gezondheidszorgen binnen onderwijs".