Krachtlijn 5 - Leerplandoel 17 (D') - 15 (D) - 17 (D/A)


Domeinoverschrijdend 

Domeingebonden 

Dubbele finaliteit 

LPD 17 De leerlingen leggen collectieve herinnering uit van historische fenomenen uit de moderne en hedendaagse tijd. 
LPD 15 De leerlingen leggen collectieve herinnering uit van historische fenomenen uit de moderne en hedendaagse tijd. LPD 17 De leerlingen leggen collectieve herinnering uit van historische fenomenen uit de moderne en hedendaagse tijd. 

Waarom?

sla link op in klembord

Kopieer

Een geschiedenisbeeld kan om allerlei redenen los komen te staan van wat op basis van bronnenanalyse als verantwoorde, beargumenteerde beeldvorming mogelijk is. Mensen gebruiken bijvoorbeeld historische elementen om hun identiteit op te bouwen. Daar komt vaak emotie bij kijken waardoor gebeurtenissen of personen een mythische status kunnen krijgen. Of wetenschappers bouwen nieuwe inzichten uit die echter niet onmiddellijk tot bij het brede publiek bekend geraken, uit onwetendheid of omdat mensen willen vasthouden aan het beeld van het verleden dat zij kennen. Dit doel leert leerlingen oog krijgen voor dergelijke processen en hun impact.    

Wat?

sla link op in klembord

Kopieer

In de tweede graad hebben de leerlingen de stap gezet richting collectieve herinnering. Leerlingen moeten in staat zijn om te verklaren waarom iets in herinnering wordt genomen, wat de functie is van musea, standbeelden, gedenktekens, enzovoort. In de derde graad wordt hierop voortgebouwd.

Aandachtspunten

sla link op in klembord

Kopieer

Dit doel is intrinsiek hetzelfde voor de drie leerplannen, maar de de focus verschilt: 

  • De oorsprong van collectieve herinnering (domeinoverschrijdende doorstroom en domeingebonden doorstroom)  
  • Functies van collectieve herinnering (alle finaliteiten)
    • constructie van collectieve identiteit  
    • aanwakkeren sociale cohesie of uitsluiting  
    • trots of slachtofferschap cultiveren  
    • waardenoverdracht   
  • De selectie en interpretatie van historische fenomenen in het licht van de functie (domeinoverschrijdende doorstroom en domeingebonden doorstroom)  
  • Vormen van collectieve herinnering (alle finaliteiten  
  • De relatie tussen collectieve herinnering en geschiedschrijving (domeinoverschrijdende doorstroom en domeingebonden doorstroom)

Historici gebruiken niet alleen bronnen om tot een beeldvorming te komen maar stellen ook logisch beredeneerde hypotheses op, bijvoorbeeld door te kijken naar gelijkaardige contexten. Dat mag niet verward worden met mythevorming die neigt naar het ophemelen van gebeurtenissen of personen.

Mythevorming is iets van alle tijden. Het kan gaan om beeldvorming die in het verleden ontstaan is en die doorleeft. Evengoed kan een historisch onderwerp later een nieuwe betekenis toegedicht krijgen. Denk aan de manier waarop vanaf 1830 de ‘Oude Belgen’ als voorlopers van het onafhankelijke België voorgesteld werden.

Aangezien mythevorming van alle tijden is, kan je werken met voorbeelden uit de moderne tijd of voorbeelden van later of vandaag waar verwezen wordt naar bijvoorbeeld deze periodes. Je moet wel oppassen om de historische beeldvorming van toen niet af te meten aan wat wij vandaag weten en het verschil als ‘mythevorming’ te bestempelen. We weten nu veel meer over de prehistorische mens dan 200 jaar geleden maar het zou verkeerd zijn om de vroegere beelden automatisch als ‘dom’ of ‘mythisch’ te bestempelen. 

Geschiedenisonderwijs heeft vaak meegeholpen om mythes te vormen en in stand te houden. Oudere leerboeken of wandplaten (misschien liggen er nog enkele op de zolder van de school) zijn dankbaar materiaal om dit onderwerp te bespreken, zoals onderstaand voorbeeld over de geschiedenis van Congo ons toont.

Om zich een beeld te vormen van de vooruitgang van de kolonie moet men even terugdenken aan de toestand van Kongo vóór een halve eeuw, met zijn endemische plagen (ziekten, fetisjisme, kannibalisme) en zijn bevolking met uiterst primitieve levensvoorwaarden, die gedund werd door bloedige rivaliteiten en door de slavenhandel. Missionarissen, officieren, ambtenaars, ingenieurs, technici, kolonisten... voerden een onverdroten strijd tegen de barbaarsheid. Door hun werking heeft de negerbevolking een hoger beschavingspeil bereikt, maar haar ontvoogding is op verre na niet voltooid.
Een fragment uit een Belgisch handboek geschiedenis, “Sciences et Lettres Nieuwste Tijden/Geschiedenis van België”, 1955

De populaire cultuur gebruikt graag bekende of geruststellende historische beelden en ook dan loert mythevorming snel om de hoek. Films, strips en jeugdboeken zijn een dankbaar onderwerp. 

Aangezien de bronnen de bandbreedte van constructies bepalen, is het belangrijk om bronnen te gebruiken om dit inzicht bij te brengen.   

Tegenwoordig kijken we wat meewarig naar het trotse 19de-eeuwse nationalisme en de manier waarop dat het verleden mythologiseerde. Het is veel moeilijker om de eigen mythes te zien. Toch zijn die er. In de volksmond wordt er soms nogal gemakkelijk gesproken over de donkere middeleeuwen en dat heeft te maken met het feit dat de humanisten zo opkeken naar de Klassieke Oudheid.  Denk bijvoorbeeld aan het graafschap Vlaanderen in de 11de eeuw. Steden als Rijsel en Ieper werden in hun uitbouw gestimuleerd en er werd (voor het eerst sinds de Romeinse tijd) weer aan wegen- en kanaalaanleg gedaan.   

Er zijn ook enkele interessante boeken over mythische herinneringen geschreven, ook over de oudste perioden:  

  • Anne Morelli (red.). Grote mythen uit de geschiedenis van België, Vlaanderen en Wallonië. Epo, 1996.  
  • Jo Tollebeek (red.). België, een parcours van herinnering. Bert Bakker, 2008.  

Hoe?

sla link op in klembord

Kopieer

Je kunt leerlingen laten inschatten hoe sterk een bepaalde beeldvorming gemythologiseerd is, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de “mythometer”. Leerlingen zetten een pijl vanuit de centrale bol om aan te geven hoe sterk of zwak ze het mythische gehalte van een beeldvorming inschatten. Je kunt dit trouwens ook doen met webtools als Mentimeter.

Laat leerlingen lokale monumenten onderzoeken: wanneer en door wie zijn ze opgericht? In welke mate dragen ze bij tot de collectieve herinnering?  

Laat leerlingen standbeelden / monumenten / straatnamen onderzoeken door middel van een identificatiekaart, waar volgende elementen op kunnen staan:  

  • Heeft betrekking op 
  • Oprichtingsdatum 
  • Locatie 
  • Initiatiefnemer 
  • Wie financierde en waarom 
  • Kunstenaar 
  • Beschrijving standbeeld/monument 
  • Materialen 
  • Dimensie 
  • Inscripties 
  • Vermelding van namen 
  • Betekenis van het beeld toe het werd opgericht 
  • Betekenis van het beeld nu 
  • Interviews (voorbijgangers, politici, officieren, veteranen) 
  • Media (hoe opgenomen in musical, literatuur) 
  • Hoe in geschiedschrijving? 
  • Herinnering en framing?

×
Kijkt als...
Niveau
Regio