Domeinoverschrijdend
Domeingebonden
Dubbele finaliteit
LPD 5 De leerlingen lichten kenmerken toe van de verschillende maatschappelijke domeinen voor westerse en niet-westerse samenlevingen uit de moderne en de hedendaagse tijd.LPD 6 De leerlingen lichten kenmerken toe van de verschillende maatschappelijke domeinen voor westerse en niet-westerse samenlevingen uit de moderne en de hedendaagse tijd. LPD 7 De leerlingen lichten kenmerken toe van de verschillende maatschappelijke domeinen voor westerse en niet-westerse samenlevingen uit de moderne en de hedendaagse tijd.
Via verschillende kenmerken, vrij gekozen per domein, kunnen leerlingen samenlevingen leren kennen en vervolgens vergelijken. Opnieuw wordt hier een kans geboden aan de leerlingen om stil te staan bij de relativiteit van onze samenleving vergeleken met niet-westerse samenlevingen.
De begrippen per domein zijn generieke historische sleutelbegrippen waarvan de concretisering vrij te bepalen is binnen een bepaalde lessenreeks en volgens de concrete samenleving die wordt behandeld. De historische sleutelbegrippen helpen basisvragen beantwoorden die aan elke samenleving worden gesteld.
Kenmerken zijn zo geformuleerd dat ze per maatschappelijk domein zowel in westerse als in niet-westerse samenlevingen kunnen worden ingezet en volgens de samenleving die je kiest, kunnen worden gespecifieerd.
Het is niet de bedoeling om de begrippen te behandelen als een deel van een verklarende woordenlijst. De begrippen moeten binnen de juiste historische context geplaatst worden.
Belangrijk is om voldoende afspraken te maken met de vakgroep. Welke kenmerken zijn noodzakelijk in functie van geformuleerde leerlijnen. Ga op zoek naar een vorm van samenhang, zodanig dat het inzicht van de leerlingen in deze begrippen in een bepaalde context verbreedt en verdiept.
Bewaak met de vakgroep ook het evenwicht tussen de kenmerken van de verschillende maatschappelijke domeinen. Lessenreeksen hoeven niet altijd kenmerken van alle vier de maatschappelijke domeinen te bevatten. Een lessenreeks kan evenzeer enkel een focus op het culturele of sociale bevatten.
De begrippen lees je best in onderlinge samenhang en breng je met elkaar in verband. Zoals eerder genoteerd, de domeinen zijn steeds in interactie met elkaar.
Een voorbeeld binnen de context van dekolonisatie:
Je kunt in jouw les vertrekken van de volgende historische vraag: Welke factoren hebben het dekolonisatieproces na de Tweede Wereldoorlog beïnvloed?
Bij deze vraag geef je enkele bronnen, zoals hieronder. De ene bron is een extract uit de Conferentie van Bandung, de andere bron is een cartoon van Michael Cummings over het dekolonisatieproces. Aangezien je werkt met bronnen, kun je de elementen bruikbaarheid, betrouwbaarheid en mogelijks ook representativiteit betrekken.
Je vraagt eigenlijk naar redenen van ontvoogding. Vervolgens is het ook interessant om verder te kijken dan enkel het politieke domein. Je kunt eveneens inzetten op de interactie tussen de domeinen: gelaagdheid, ruraal, imperialisme, (on)gelijkheid, grondstoffen en materialen, tradities ... Eveneens kun je hier nog bijkomende bronnen voorzien die op deze elementen inzetten.
Deze manier van werken biedt ook de mogelijkheid om linken te leggen naar leerplandoelen rond betekenisgeving, agency, interculturele contacten maar ook het vergelijken van kenmerken in verschillende contexten.