Verus, de Nederlandse vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs, publiceerde onlangs een boek met als titel Waar is het onderwijs goed voor? Anders denken over onderwijs. Dat inspireerde Carl Snoecx tot deze blog.
De Nederlandse collega’s willen met de publicatie ingaan tegen het doembeeld van een staatscurriculum, dat volgens sommigen al in hoge mate vorm kreeg in het Nederlandse onderwijs. In ieder geval lijkt het er sterk op dat onderwijsvrijheid, als ze nog bestaat, sterk gemarginaliseerd is. De opvatting dat scholen eerst en vooral moeten doen wat de overheid hen voorschrijft is gemeengoed geworden, ook bij katholieke en christelijke scholen.
Auteurs proberen vanuit verschillende academische en geloofsachtergronden een antwoord te geven op de vraag naar de noodzaak van vrij en goed onderwijs. Samengevat luiden hun antwoorden:
Die beknopte samenvatting doet onrecht aan de diverse bijdragen van de auteurs. Verus-voorzitter Kamphuis schetst het verdwijnen van het pedagogische uit het onderwijsbeleid; de theoloog Borgman houdt een uiteenzetting over vrijheid binnen de katholieke school; Renée Van Riessen verbindt persoonsvorming met het denken van filosofen; Hermans en Biesta verdiepen het begrip persoonsvorming; andere auteurs vertellen verhalen uit de praktijk.
De situatie in Vlaanderen is in wezen niet verschillend van die in Nederland. Binnen Vlaanderen wordt gedebatteerd over de eindtermen in het gemoderniseerde onderwijs. In het licht van de Nederlandse publicatie verwoorden we bekommernissen van de verdedigers van vrijheid van onderwijs in Vlaanderen:
Voortaan neemt de overheid het heft in handen. Ze integreert persoonsvormende eindtermen in het globaal kader van sleutelcompetenties en verengt de brede scope van persoonsvorming tot maatschappelijke inzetbaarheid. Betrokkenheid op de wereld wordt vertaald in burgerschapscompetentie, met nadruk op identiteit en inburgering; creativiteit wordt ondernemingszin; verantwoordelijkheid voor het eigen bestaan wordt participatie aan de actuele samenleving. Daarenboven werden de intra-persoonlijke aspecten en de ontwikkeling van de leerling gekoppeld aan rigide kaders van constructivistische origine. Levensbeschouwelijke en spirituele keuzes spelen voortaan geen enkele rol meer in persoonsvorming.
De eigen filosofische en pedagogische accenten, de vaak tegendraadse en levensbeschouwelijke keuzes van scholen maakten van persoonsvorming het “piece de résistance” van hun pedagogie. Die vorming tot persoon liet zich niet dwingen in om het even welk voorbestemd kader. Ze vereiste een uniek en onherleidbaar engagement van school, leraar en leerling. Centraal stond de vorming van de persoon die in de wereld is, zonder er het centrum van te willen zijn (Meirieu). Dat alles staat nu onder druk.
Besluit
Zowel in Nederland als in Vlaanderen staat het water aan de lippen van degenen die de vrijheid van onderwijs ernstig nemen.
Er is een fundamenteel gebrek aan respect voor de inhoudelijke keuzes van scholen vanuit een overtuiging en geloof. Die keuzes maken scholen niet omdat ze op een willekeurige manier goed onderwijs wilden realiseren, maar omdat ze het vanuit hun inspiratie en traditie aan zichzelf verplicht zijn om voor goed onderwijs te zorgen. Goed en vrij onderwijs is daarom niet alleen een vorm van ‘willen’ maar ook van ‘moeten’.
Aan die fundamentele opdracht vrezen scholen, leraren en leerlingen in de toekomst niet meer te kunnen voldoen.
Dat bedreigt de vrijheid van de school en de leraar, maar vooral de vrijheid van de leerling in zijn vorming tot persoon in een democratische, open en dialogale samenleving.
Reageren op deze blog kan bij carl.snoecx@katholiekonderwijs.vlaanderen.