De stijgende (energie)prijzen zetten onze missie om kwaliteitsvol onderwijs aan te bieden onder druk. We stellen daarnaast vast dat heel wat nieuwe wettelijke verplichtingen op ons afkomen in functie van duurzaamheid. We bepleiten een heel aantal (steun)maatregelen bij de overheid om het hoofd te bieden aan de energiecrisis en de aankomende energietransitie.
De Vlaamse overheid voert vanaf 1 januari 2022 een renovatieverplichting in voor niet-residentiële gebouwen bij een notariële overdracht. Dit kadert in de context van de Europese Green Deal en is onderdeel van de Vlaamse Renovatiestrategie.
Die renovatieverplichting geldt voor alle niet-residentiële gebouwen, waaronder ook school-, internaat- en andere onderwijsgebouwen vallen. Het invoeren van de renovatieverplichting is een eerste stap richting de Europese langetermijndoelstelling van een koolstofneutraal gebouwenpark tegen 2050.
Wat de renovatieverplichting inhoudt en wanneer ze van toepassing is, lees je op onze webpagina 'Renovatieverplichting niet-residentiële gebouwen'.
Overdrachten door fusieprocedures triggeren soms ook de renovatieverplichting. We botsen daarbij op een aantal onlogische toepassingen in de wetgeving en bepleiten een minder verregaande werking van de renovatieverplichting bij fusies. Vooral bij de inbreng om niet, zowel van een algemeenheid als een bedrijfstak, willen we de toepassing van de verplichting milderen.
Een inbreng om niet van een algemeenheid is één van de twee procedures waarop je vzw een beroep kan doen om geheel haar vermogen over te dragen. Bij deze procedure eindigt de overdragende rechtspersoon niet automatisch. Je kunt wel perfect na de inbreng de overdragende vzw vrijwillig ontbinden en vereffenen, zodat ze ophoudt te bestaan.
De omzendbrief OMG/VEKA 2021/1 geeft meer duiding bij de draagwijdte van het toepassingsgebied van de renovatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen. Ze vermeldt letterlijk dat fusies/opslorpingen geen overdrachten zijn zoals bedoeld in het kader van de renovatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen. De omzendbrief zegt wel verder dat als de inbrengende rechtspersoon blijft voortbestaan, er geen sprake kan zijn van een echte fusie.
De overheid stelt daarom dat een inbreng om niet van een algemeenheid wél steeds de renovatieverplichting triggert, omdat de vzw niet automatisch ophoudt te bestaan.
Wij bepleiten een mildering van die reglementering bij de overheid. Indien de overdragende vzw zich na de overdracht onmiddellijk vrijwillig ontbindt en vereffent, argumenteren we dat er géén renovatieverplichting zou mogen gelden.
Als je met je vzw een deel van je vermogen wil afsplitsen naar een andere rechtspersoon en nadien wil verder blijven bestaan, kan dit enkel via de procedure van inbreng om niet van een bedrijfstak. Die is volgens de overheid ook opnieuw gevat door de renovatieverplichting. Hiervoor beroept ze zich op het gekende argument dat de inbrengende vzw slechts een deel van haar vermogen overdraagt en dus blijft verder bestaan.
In tegenstelling tot een vennootschap kan een vzw jammer genoeg niet kiezen voor een eigenlijke partiële splitsing om een deel van zijn vermogen over te hevelen naar een andere vereniging. Terwijl de partiële splitsing in de omzendbrief wel is vrijgesteld van de renovatieverplichting.
We stellen daarom voor om de inbreng van een bedrijfstak ook vrij te stellen van de renovatieverplichting naar analogie met de partiële splitsing.