Iedereen kent het gezelschapsspel ‘Wie is het?’. We spelen dit spel in een levensgrote uitvoering. In plaats van bordjes om te klappen, staan de klasmakkers met hun gezicht in dezelfde richting in een speelveld en loopt de zoeker door het speelveld en tikt opties weg. De leerlingen moeten hierbij goed nadenken wie mag gaan zitten na een positief of negatief antwoord op een vraag (oorzaak-gevolg/als-dan relaties en betekenis van ‘niet’ toepassen in een spelvorm).
De leerlingen moeten zo snel mogelijk erachter komen wie of wat overblijft nadat de ‘zoeker’ slimme vragen heeft gesteld. Doordat de leerlingen die niet aan een kenmerk voldoen gaan zitten, blijft er op de duur maar één iemand meer over. Daardoor zien ze snel de voortgang. De leerlingen moeten vlug analyseren welke leerlingen overeenkomsten hebben, en elimineren. Dit proces herhaalt zich tot er één leerling overblijft. De spelers moeten alles goed verwoorden.
In dit voorbeeld wordt gewerkt met getallen die de leerlingen zelf op een wisbordje schrijven. Je kunt zelf ook varianten bedenken, zoals foto’s van de kinderen, vormen, dieren, eten en drinken, beginklanken, letters, boeken, landen of leraar van de school. Waarom niet de kinderen zelf kaarten laten maken van een onderwerp waar zij geïnteresseerd in zijn? Er bestaan ook kant-en-klare kaarten. Deze moet je wel uitvergroten.
De leraar deelt de wisborden uit en de leerlingen schrijven er een getal op. Hierbij stel je eventueel voorwaarden, bijvoorbeeld: kies een getal onder de 100 (geen dubbele getallen). Er wordt een ‘aanwijzer’ en een ‘zoeker’ gekozen uit de leerlingen.
De leerlingen staan met hun gezicht in dezelfde richting. De aanwijzer staat voor de groep. De zoeker nog niet. Die zondert zich even af. Alle leerlingen steken hun wisbord in de lucht en de aanwijzer kiest er één getal uit. Hij schrijft dit getal ter controle op. De leerlingen blijven staan met hun getal zichtbaar voor hen.
De zoeker stelt vragen die de aanwijzer enkel met ja of neen mag beantwoorden. Bv. Is het een even getal? Indien ja, dan tikt de zoeker alle oneven leerlingen aan. Zij moeten gaan zitten. De zoeker stelt vragen tot er één getal/leerling over is. Hoe meer informatie een zoeker over de juiste oplossing (getal) weet, hoe gemakkelijker hij kan gokken tussen de overgebleven leerlingen die nog rechtstaan. Denkt de zoeker de identiteit te weten, dan kan hij vragen ‘Ben je (getal)?’. De aanwijzer controleert het getal op zijn briefje. Daarna begint het opnieuw met een andere zoeker en aanwijzer. Het spel kan ook in kleinere groepen gespeeld worden.
Vergeet niet om op het einde ook terug te blikken.
Algoritme
Oorzaak-gevolg / als-dan relaties ervaren in eenvoudige concrete situaties en daarbij de woorden als, dan gebruiken
Wie is het? - kaarten .