Uit welke onderdelen bestaat een bekwaamheidsbewijs? Welke soorten bekwaamheidsbewijzen zijn er? Naast het antwoord op deze vragen vind je in deze rubriek ook meer informatie over de taal van het bekwaamheidsbewijs en over de erkenning van buitenlandse diploma's.
Om subsidieerbaar te zijn moet je personeelslid in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs dat door de Vlaamse overheid voor die betrekking is vastgelegd. Deze bepaling geldt ook voor de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars.
Een bekwaamheidsbewijs kan bestaan uit:
Let wel: op het moment dat je een nieuw personeelslid aanstelt, mag je enkel rekening houden met de diploma’s, attesten, getuigschriften en dergelijke die al werden uitgereikt op de datum van indiensttreding. Als criterium hanteer je de datum die op het document wordt vermeld. Je kan de exacte aanduiding van de diploma’s waarover een nieuw personeelslid beschikt makkelijk verifiëren via de databank van leer- en ervaringsbewijzen; kortweg LED genoemd.
Voor katholieke priesters geldt een uitzondering. Meer informatie hierover vind je in de omzendbrief GO/70/90/15, "Gelijkwaardigheid van bepaalde bekwaamheidsbewijzen van godsdienstige of ideologische aard met de vereiste of de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen”.
Het basisdiploma is het diploma, attest of dergelijke dat wordt afgeleverd op het einde van een gevolgde opleiding. Een overzicht van de basisdiploma’s die voor subsidiëring in aanmerking worden genomen vind je terug in de databank bekwaamheidsbewijzen.
Het bewijs van pedagogische bekwaamheid is een getuigschrift dat wordt afgeleverd na het volgen van een lerarenopleiding. Bij geïntegreerde lerarenopleidingen zijn vakkennis en pedagogische bekwaamheid in één opleiding gecombineerd. Heeft een personeelslid in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel dit bewijs niet, dan kan het hoogstens een bekwaamheidsbewijs andere hebben.
Let op! Voor onderwijsinternaten is voor geen enkel ambt een bewijs van pedagogische bekwaamheid vereist.
De arbeidsprestaties die je personeelslid (van het bestuurs- of onderwijzend personeel) als werknemer of zelfstandige heeft geleverd vóór zijn tewerkstelling in het onderwijs of, onder bepaalde voorwaarden, in combinatie met een tewerkstelling in het onderwijs, kunnen worden erkend als nuttige ervaring voor specifieke vakken of ambten.
De erkenning van vroegere arbeidsprestaties als nuttige ervaring wordt verleend door de overheid op advies van de onderwijsinspectie.
Wie nuttige ervaring kan laten erkennen, welke diensten in aanmerking komen … is terug te vinden in de omzendbrief 13/CB/SG/WVB/4, "Omzendbrief betreffende de erkenning van diensten als nuttige ervaring”.
In het kunst secundair onderwijs (KSO) en in het deeltijds kunstonderwijs kan het bekwaamheidsbewijs ook gedeeltelijk bestaan uit artistieke ervaring.
Afhankelijk van het bekwaamheidsbewijs dat je personeelslid bezit en de betrekking waarin je het wil aanstellen, zal het beschikken over: een vereist, een voldoende geacht of een ander bekwaamheidsbewijs.
Een vereist bekwaamheidsbewijs houdt in dat elke houder ervan de nodige onderlegdheid heeft om in een bepaald ambt te worden aangesteld of om dat welbepaalde vak / die welbepaalde module te onderwijzen in die bepaalde graad of graden en in die bepaalde onderwijsvorm(en) of opleiding.
Een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs betekent daarentegen dat de overheid veronderstelt dat de houder ervan over de vereiste competenties beschikt om aangesteld te worden in een welbepaald ambt of in een vak / module of specialiteit in de aangeduide graad of graden en onderwijsvorm(en) of opleiding. Dat bekwaamheidsbewijs is dus louter gebaseerd op het niveau en niet op de inhoud van de opleiding die je personeelslid heeft gevolgd. Of je personeelslid dan voldoende kennis bezit wordt beoordeeld door het schoolbestuur. Merk wel op dat in dit geval je personeelslid pas rechten kan verwerven in dat vak of die specialiteit nadat een zekere anciënniteit werd opgebouwd. Tot slot maakt het echter, wat betreft bezoldiging volgens een bepaalde salarisschaal, niet uit of je personeelslid beschikt over een vereist dan wel een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
Soms komt het ook voor dat een schoolbestuur niemand kan aanwerven die én over een vereist of over een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschikt én die geschikt lijkt voor de opdracht. In dit uitzonderlijke geval laat de wetgeving het toe om een personeelslid aan te stellen met een ander bekwaamheidsbewijs. Merk op dat je personeelslid in veel gevallen bezoldigd zal worden aan een lagere salarisschaal dan wanneer het zou beschikken over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
Een personeelslid dat je aanstelt met een ander bekwaamheidsbewijs, zal enkel salaris ontvangen als je een verklaring op eer aflegt dat het niet mogelijk was om iemand aan te werven met een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. Dit betekent echter niet dat je voorrang moet geven aan een sollicitant die wel beschikt over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. Het is goed mogelijk dat je iemand die wel beschikt over een bekwaamheidsbewijs, niet geschikt acht voor de vacature.
In twee omstandigheden hoeft het schoolbestuur geen verklaring op eer af te leggen;
Wat als je personeelslid aanvankelijk aangesteld was voor een periode van minder dan 97 dagen, maar de aanstelling wordt verlengd? Je kunt een tijdelijk personeelslid niet zonder reden ontslaan wanneer de afwezigheid van de titularis doorloopt. Je kunt in dat geval dus ook geen ander personeelslid aanstellen met een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. Opgelet: dit geldt dus enkel als de verlenging gebeurt in dezelfde betrekking en zonder onderbreking. Een verklaring op eer is in dat geval strikt genomen niet nodig, maar het is ook niet verboden. We raden daarom aan om het wel te doen.
De aanstelling van je personeelslid met een ander bekwaamheidsbewijs eindigt steeds uiterlijk op het einde van het schooljaar (31 augustus) en volgt dus de regelgeving die van toepassing is op elke tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Je personeelslid kan immers niet voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd worden op basis van dergelijk bekwaamheidsbewijs. Het is echter wel mogelijk om, indien er zich het volgende schooljaar opnieuw een tekort aan kandidaten met een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voordoet, je personeelslid opnieuw aan te stellen als tijdelijke van bepaalde duur.
Een sollicitant die zich benadeeld voelt omdat die, ondanks zijn vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, niet werd aangesteld terwijl er iemand anders met een ander bekwaamheidsbewijs wel werd aangeworven, kan een beroepsprocedure opstarten op voorwaarde dat hij of zij aangetekend had gekandideerd. Een beroepsprocedure kan daarentegen niet worden opgestart indien het schoolbestuur niet verplicht was een verklaring op eer af te leggen.
Welke bekwaamheidsbewijzen als vereist, voldoende geacht of ander worden beschouwd voor welke betrekking, voor welk vak of voor welk ambt, vind je terug in de databank bekwaamheidsbewijzen van de overheid.
Personeelsleden met een vakspecifiek basisdiploma voor het ambt van leermeester godsdienst of van godsdienstleraar beschikken over een vereist bekwaamheidsbewijs en kunnen voorgedragen worden door de Bevoegde Instantie.
Personeelsleden met een basisdiploma dat niet vakspecifiek is, hebben een voldoende geacht diploma of een ander bekwaamheidsbewijs. Zij zullen door de Bevoegde Instantie enkel voorgedragen worden indien ze een bijkomende specifieke opleiding gevolgd hebben.
Meer informatie over de bekwaamheidsbewijzen godsdienst vind je terug in de databank bekwaamheidsbewijzen van de overheid.
De procedure voor het aanvragen van het mandaat rooms-katholieke godsdienst verloopt via de website rkg.vlaanderen.
Voor personeelsleden die vóór 1 september 2017 aangesteld waren als leermeester godsdienst of als godsdienstleraar en die bij de nieuwe definiëring van de vereiste en voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen vanaf het schooljaar 2017-2018 hun rechten zouden verliezen, werden overgangsmaatregelen voorzien. De overgangsmaatregelen zijn opgesomd in de “Aandachtspunten bekwaamheidsbewijzen godsdienst vanaf het schooljaar 2017-2018”.
Om subsidieerbaar te zijn, moet je personeelslid voldoen aan de taalvereisten. Het voldoet sowieso als het is aangesteld op basis van een bekwaamheidsbewijs dat behaald is in het Nederlands. Indien het bekwaamheidsbewijs van je personeelslid bestaat uit een basisdiploma en een bewijs van pedagogische bekwaamheid, dan volstaat het dat één van beide in het Nederlands is behaald. Nuttige ervaring wordt daarentegen niet in aanmerking genomen als bewijs van de vereiste taalkennis.
Je personeelslid kan ook voldoen aan de taalvereisten op basis van een studiegetuigschrift of een taalexamen.
In uitzonderlijke gevallen kan de Minister van Onderwijs een taalafwijking toekennen, weliswaar strikt beperkt tot een termijn van drie kalenderjaren.
Om als bekwaamheidsbewijs subsidieerbaar te zijn, moet het diploma of getuigschrift van je personeelslid afgeleverd zijn door een Belgische universiteit of instelling, of door een onderwijsinstelling die door de staat of de gemeenschap georganiseerd, gesubsidieerd of erkend is, ofwel door een examencommissie die door de staat of de gemeenschap is ingesteld. Onder “de gemeenschap” worden zowel de Vlaamse als de Franse en de Duitstalige gemeenschap van België verstaan.
Buitenlandse diploma’s kunnen echter ook in aanmerking komen, op voorwaarde dat ofwel een conformiteitsattest ofwel een gelijkwaardigheidsattest werd afgeleverd. Dit attest wordt uitgereikt door de dienst NARIC binnen het ministerie van Onderwijs. Meer informatie over de voorwaarden tot erkenning en de procedure vind je op hun website.
Let wel: indien je personeelslid niet is aangesteld op basis van een Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs, dan moet ook nog worden onderzocht of het voldoet aan de taalvereisten (zie hierboven).
Aanpassingen in het verleden brachten soms een inperking mee van de onderwijsbevoegdheid voor enkele bekwaamheidsbewijzen die voorheen als vereist of als voldoende geacht golden. Personeelsleden die voorheen bijvoorbeeld bepaalde vakken onderwezen en volgens de toen geldende reglementering wel konden worden gesubsidieerd, konden onder strikte voorwaarden overgangsmaatregelen verwerven.
Voor vastbenoemden is die overgangsmaatregel persoonsgebonden. Dit houdt in dat de overgangsmaatregel behouden blijft zolang je personeelslid in dienst blijft in het onderwijs (uitgezonderd universitair en academisch onderwijs).
Voor tijdelijke personeelsleden blijft de overgangsmaatregel behouden zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs (uitgezonderd universitair en academisch onderwijs).
Naast de overgangsmaatregelen bestaat er ook de concordantie die de overheid kan toekennen wanneer ze nieuwe vakken invoert of de benaming van een vak wijzigt. Door de concordantie kan je personeelslid de rechten die het had verworven in het ‘oude’ vak, ook inroepen voor het nieuwe vak.
Meer gedetailleerde informatie omtrent de overgangsmaatregelen en de concordantie voor het secundair onderwijs vind je in het Hoofdstuk III, BVR van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
In juni 2008 werden overgangsmaatregelen voorzien voor personeelsleden die op dat ogenblik als contractueel of als tijdelijke in dienst waren in een functie van studiemeester-opvoeder in een internaat en die niet over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschikten voor het ambt van studiemeester-opvoeder. Meer informatie hierover is terug te vinden in punt 4, omzendbrief PERS/2008/03, "Internaten in het gesubsidieerd onderwijs".
Met de komst van de nieuwe regelgeving op de onderwijsinternaten worden met ingang van 1 september 2023 bijkomende overgangsmaatregelen ingevoerd: