Eerlijk gezegd, vond ik de actuele vragen in de plenaire vergadering van 8 februari en de gedachtewisseling op de ochtend van deze commissievergadering voorlopig wel volstaan, wat deze thematiek betrof. Ik wijs hier dus alleen nog samenvattend op enkele zaken. Hannelore Goemans vragen gingen specifiek over de twee Brusselse proeftuinen in het kader van de conceptnota “Herwaardering van de leraar” (cf. Vlaamse regering, 10 februari 2023). Die hadden te maken met de substantiële niet-invulling van uren voor levensbeschouwelijke vakken (40 procent) in GO! Scholengroep Brussel. Een probleem dat Brussel blijkbaar ook oversteeg: 145 voltijdsequivalenten (vte’s) voor levensbeschouwing werden vorig jaar niet ingevuld omdat er geen leraren werden gevonden. Kon minister Weyts de twee proeftuinen wat meer toelichten en konden niet-ingevulde uren levensbeschouwing omgezet worden naar uren voor andere vakken of punten zodat leerlingen niet nodeloos in de studie moesten doorbrengen?
In de scholen van die proeftuinen zou één uur van de twee uren levensbeschouwing ingevuld worden als cultuurbeschouwing (cf. leerplan mens en maatschappij). Op die manier spoorde dat ook met het grondwettelijke recht op levensbeschouwelijk onderricht. Het besluit van de Vlaamse regering over de proeftuinen zou later nog decretaal bekrachtigd worden door het Vlaams Parlement.
Die beschreven aanpak kwam dus eigenlijk op hetzelfde neer als de GO!-proefprojecten in de derde graad secundair onderwijs van een aantal scholen (cf. die ochtend in de gedachtewisseling), zo had vragensteller Goeman juist opgemerkt. Maar de minister had “vergeten” te antwoorden op haar andere vraag. Minister?
Dan kreeg interveniënt Kathleen Krekels het woord en… zij verbaasde mij: terwijl ‘haar’ minister bij eerdere gelegenheden al volop de kaart getrokken had van de vrijheid voor scholen om uren levensbeschouwing in te vullen met wiskunde en Nederlands (en dus niet alleen in het zgn. vrijstellingsscenario bij levensbeschouwelijke vakken!), ging zij nu ineens op de rem staan. Ze voegde er dan nog een totaal andere soort vraag aan toe (i.v.m. het inzetten van leraren levensbeschouwelijke vakken tijdens de coronaperiode), waar men zo van kon voorspellen dat de minister daarop gewoon niet kón antwoorden. Interveniënt Loes Vandromme ten slotte zag ook wel wat in een invulling van de genoemde uren met ‘interlevensbeschouwelijke competenties’, zoals Kathleen Krekels vóór haar ook wel gesuggereerd had, in plaats van ‘cultuurbeschouwing’. En hoe zat het met de ervaring rond de omzetting van uren in punten in het algemeen?
Zonder precieze data bij de hand te hebben, wist de minister wel dat directeurs die mogelijkheid apprecieerden. Het was een scenario dat voor bepaalde sociale partners een grote stap geweest was. Een andere vraag in dat sociale overleg was geweest om die omzettingsmogelijkheid niet toe te passen op uren levensbeschouwing. Tot slot herhaalde de minister zijn lopende gesprek over de invulling van de uren levensbeschouwing in geval van vrijstelling, waarbij hij meer vrijheid bepleitte. Maar nogmaals voor een goed begrip: hetzelfde pleidooi hield hij ook al voor de uren levensbeschouwing tout court.
Vragensteller Goeman bleef betreuren dat ze geen antwoord gekregen had op haar tweede vraag (ruimere mogelijkheden voor de omzetting van uren naar andere vakken of in punten).
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over het tekort aan leerkrachten levensbeschouwelijke vakken van Hannelore Goeman” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen