8 oktober 2020 - Gedachtewisseling over Europese onderwijsdossiers: een persoonlijke impressie

Het was inderdaad allang geleden dat we dit soort gedachtewisseling hadden in de Onderwijscommissie. Dit was de eerste déze legislatuur en vorige legislatuur was er, bij mijn weten, slechts één geweest op 17 november 2014. Informatief was het zeker (nuttig dus voor onervaren Parlementsleden, maar ook soms voor meer ervaren, zoals uit bepaalde vragen bleek), met twee aangename sprekers in een mooi Nederlands bovendien.

Het parlementaire verslag zelf is traditioneel nu nog in voorbereiding, maar hierbij alvast een persoonlijke impressie. Je kunt uiteraard, zoals steeds, ook al de video van de integrale vergadering bekijken.

Kwamen aan het woord: Axel Buyse (algemeen afgevaardigde van de Vlaamse regering bij de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie) en Wouter Kerkhove (attaché Onderwijs en Vorming, Algemene Afvaardiging van de Vlaamse regering bij de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de EU).

Een paar zaken uit de bespreking. Eén. Na een korte, maar zeker ook zinvolle duiding van de afvaardiging van de Vlaamse regering bij de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie door Axel Buyse slaagde Wouter Kerkhove erin om in haast exact een halfuur een boeiend en duidelijk overzicht te geven, mét ook enkele relevante historische verwijzingen, van de EU-actualiteit over Onderwijs. Voor wie dat Europese verhaal een beetje kent, kwamen uit Kerkhoves presentatie ook mooi met name deze twee kenmerken van dat verhaal naar voor: het feit dat de EU niet bevoegd is inzake Onderwijs, maar alleen indirect en via zgn. soft law een impact heeft op Onderwijs in de lidstaten en de klassieke concurrentie tussen de Europese Commissie (EC), de Raad (van ministers) en het Europees Parlement (EP) bij hun concrete werking.

Twee. Voor de lezer die wat meer lectuur wil, graag hierbij enkele belangrijke teksten waar Kerkhove naar verwees: de Mededeling van de Europese Commissie over de Europese OnderwijsRuimte (EEA) van 30 september 2020 (cf. persbericht en de tekst zelf) en het (ook nu erg actuele) Digital Education Action Plan (2021-2027). Graag voeg ik hier nog het goede informatiewerk van VLEVA over de EEA en over digitaal onderwijs toe: het Vlaams-Europees VerbindingsAgentschap. Tegen de achtergrond van vorige onderwijscommissievergaderingen (corona en het aangekondigde ICT-plan van minister Weyts) klonk een en ander niet vreemd in de oren. Overigens stond de dag na de commissievergadering nog een interessant artikel in De Standaard (voor abonnees) over de trade-off die blijkbaar momenteel speelt in de Europese gremia (cf. de bovenvermelde concurrentie) tussen de begroting voor het onderzoeksprogramma Horizon en Erasmus+, waarvoor de Raad minder middelen in de meerjarenbegroting wil opnemen (de EC en de EP méér), enerzijds en een hangende (beperkte) procedure om een link te leggen tussen de rechtsstaat en de bescherming van de begroting (een wens van de Raad, die de vier grootste fracties in het EP dan weer te zwak vinden) anderzijds.

Drie. Uit de vraag- en antwoordronde dan. Johan Danen polste, zelfs tweemaal, naar waar dan toch wél, ondanks dus het niet bevoegd zijn van de EU, gemeenschappelijk beleid voor Onderwijs mogelijk was. Hij leek me slecht geluisterd te hebben voordien, want dat waren net bijvoorbeeld die zes thema’s uit de Mededeling over de Europese OnderwijsRuimte, met dien verstande uiteraard, zoals Kerkhove ook een tweede keer goed uitlegde, dat soms de EU (beperkt) bevoegd is (conform de eigen spelregels tussen EC, Raad en EP) en soms de lidstaten zelf (voor “harde��� regelgeving inzake Onderwijs zijn zij dat eigenlijk alleen).

Vier. Van Koen Daniëls kennen we zijn terechte frustratie over het gebruik van zgn. Belgische, virtuele onderwijscijfers in internationale gremia (Eurostat, OESO, …). Waarom kon op zulke Belgische cijfers niet doorgeklikt worden naar de feitelijke Vlaamse en Franstalige cijfers, die sowieso toch naar de internationale instellingen aangeleverd werden? Kerkhove zei te ijveren voor aparte cijfers per Gemeenschap en in het kader van de zgn. ET Monitor kwamen er inderdaad telkens ook aparte landenrapporten (ook voor België), met deels concrete cijfers voor de verschillende Gemeenschappen. Hij erkende gelijk wel dat Daniëls’ punt wat moeilijk lag bij de EC.

Vijf. Loes Vandromme was o.a. geïnteresseerd in de op te richten Erasmus Teacher Academies en het probleem van de individuele internationale mobiliteit in het volwassenenonderwijs. Voor die Academies (25 tegen 2025) was het nog wat te vroeg. De mobiliteit in het volwassenenonderwijs was een budgettaire kwestie en de EU gaf daar de voorkeur aan partnerschappen om de beperkte middelen niet te versnipperen.

Zes. In deze coronatijden had Hannelore Goeman o.a. aandacht voor het zgn. relanceplan “Next generation EU” (N.B. Kerkhove had verteld over de vele covid-19-ministerraden ook voor Onderwijs in het voorjaar, met heel wat informatiedeling tussen de lidstaten.). Ze verwees naar de mate waarin ook de Vlaamse regering rekende op een stuk van die Europese middelen. Daar waren inderdaad mogelijkheden (infrastructuur, digitalisering), ook voor Onderwijs, zo zei Kerkhove, maar het was aan de lidstaten zelf om te beslissen over de eigen prioriteiten.

Zeven. Meermaals vroegen onderwijscommissarissen naar de opvolging van zulke soft law initiatieven en rapportage. Die was er zeker. Kerkhove verwees naar de ET Monitor (met de landenrapporten), naar het zgn. Europees Semester (met ieder jaar ook een Vlaams hervormingsprogramma). Er is dus zeker geen gebrek aan informatie, maar het kost natuurlijk wel een ernstige inspanning om zulke informatie op te volgen.

Acht. Aansluitend bij het vorige punt had Kathleen Krekels het over de ver-van-mijn-bed-show die “Europa” was voor vele mensen. Hoe waren al die Europese activiteiten bereikbaar, voelbaar voor Vlaanderen? Ze wilde een overzicht zonder dat zulks opgezocht moest worden op diverse websites. Dat laatste vond ik in deze tijden wel enigszins vreemd, al begreep ik haar zorg ook wel wat. Deze kwestie lijkt mij altijd weer neer te komen op de zg. informatieparadox: nóóit tevoren was er méér informatie beschikbaar over iets en tóch zeggen sommige mensen niet geïnformeerd te zijn. Er was inderdaad veel beschikbaar, lichtte Kerkhove toe: het werk van VLEVA, er was een Erasmusagentschap, … Maar eerlijk gezegd, ook de onderwijsadministratie is erg actief en zelfs… onderwijskoepels.

Negen. Koen Daniëls sneed nog een ander interessant thema aan, dat we de voorbije jaren van hem hebben leren kennen: de kwestie van de Nederlandse studenten die hier hoger onderwijs komen volgen (om diverse, gekende redenen). Hij sprak van een soort ‘permanente’ Erasmusstudenten, op last van de Vlaamse belastingbetaler. Hij was niet tegen zulke internationale instroom, integendeel, maar kon dat in de Permanente Vertegenwoordiging (bv. ook samen met Oostenrijk en Duitsland, die soortgelijke fenomenen kenden) toch eens niet bekeken worden met het oog op een EU-ondersteuning ter zake? Kerkhove wilde dat wel overwegen.

Tien. Koen Daniëls en Loes Vandromme hadden beiden gevraagd of Vlaanderen inzake digitalisering eigenlijk nog bepaalde Europese middelen onbenut liet. Kerkhove legde uit dat zulke middelen niet zomaar een-op-een toewijsbaar waren. Enerzijds waren er bijvoorbeeld Europese fondsen als ESF, EFRO, waar lidstaten (maar ook Vlaanderen) een beroep op konden doen voor bepaalde van hun projecten, en anderzijds waren er direct door de EC beheerde budgetten.

En nog tot slot. Kerkhove stelde dat de Europese molen traag draaide: wat hij verteld had over de actualiteit was nu nog maar het begin van een lang proces van uitvoering. Wellicht jammer voor de ongeduldigen onder ons, maar misschien kan het ook niet anders, gelet op de (complexe) aard van het beestje.

Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio