Een verhaal met een hele voorgeschiedenis: een concrete casus binnen het ruimere en democratisch belangrijke plaatje van de toegang tot het Vlaamse hoger onderwijs. Vooraf graag enkele feitelijke gegevens. Op 16 juli 2021 had de Vlaamse regering de bewuste visienota goedgekeurd. De visienota ging eigenlijk terug op een voorstel van resolutie van de toenmalige en huidige meerderheidspartijen, dat de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement aangenomen had op 22 november 2017. De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) had een advies op eigen initiatief over de visienota uitgebracht op 30 september 2021. Ten slotte verwijs ik hierbij ook nog graag naar de heel interessante hoorzitting in de Onderwijscommissie over toelatingsproeven op 17 september 2020, waar de ruimere context van dit verhaal eigenlijk ook al omstandig aan bod gekomen was. Jammer genoeg, kan ik hier door de vernieuwing intussen van onze eigen website niet zo makkelijk meer herinneren aan mijn commentaar op die hoorzitting van toen. Maar omdat “testing” sowieso in dit verband én in dat andere verband van de zgn. “Vlaamse proeven”, die diezelfde namiddag zouden worden besproken bij vragen om uitleg, erg hoog op de politieke agenda staat, ben ik zo vrij om toch even iets te citeren uit mijn commentaar bij de vermelde hoorzitting:
“(…) Ten slotte nog zes. Ik probeer dit punt helder te schetsen: het intrigeerde me echt tijdens de vergadering, maar ik kan er zelf, jammer genoeg, niet echt een knoop in doorhakken. Tussen haakjes, dat konden de actoren in kwestie zelf ook niet, leek mij. Voldoende nieuwsgierig? Dat ging zo. Eerst had cognitief psycholoog professor Duyck in zijn gekende flamboyante, maar talig niet altijd zo aangename stijl gesproken over het ruimere kader, diverse toetsen en met name ook de intussen stevig gedocumenteerde geschiedenis van zijn Gentse Simon-test. Maar toen kwam fysicus professor De Schepper met hogere wiskunde en de testtheorie aan het woord. Zelf vond ik dat die laatste zijn zaak heel toegankelijk uitgelegd had: hij sprak de eerste duidelijk tegen op basis van zijn redenering over de grootteorde van de correlatie tussen het resultaat op de bestaande ijkingstoetsen en het latere studieresultaat (na twee zittijden). De Simon-test paste niet in het referentiekader van de testtheorie, zo zei De Schepper. Maar, zo stelde de eerste vervolgens, daarbij ook gesteund door zijn Gentse collega Lot Fonteyne, voor Simon zijn wij niet geïnteresseerd in correlaties want de Simon-test wil alleen werken aan de “onderkant van de curve” en alleen zo goed mogelijk identificeren wie later niet zal slagen in de opleiding. Dat moest dan toch maar eens voorgelegd worden aan statistici, zo reageerde De Schepper nog. Daar stonden we dan. Tja, wat moesten we hiermee? En het hield nog niet op, toen Tinne De Laet nog wat later bij de antwoordronde (nwvr: Luc De Schepper, voor zover ik dat op mijn computerscherm kon zien, had toen al de Koepelzaal verlaten) fors uit de hoek kwam. Luc De Schepper had voordien gezegd dat de UHasselt helemaal meedeed met het verhaal van de ijkingstoetsen en het volledig eens was met wat in de centrale ijkingscommissie van de VLIR gedaan werd. Tinne De Laet stelde echter onomwonden: “De UHasselt deed niet mee, de UHasselt surft mee.” En ze werd, naar eigen zeggen, kregelig van zulke uitspraken. Wat daar precies aan de hand was, daarover kon en kan ik niet oordelen, maar op zijn zachtst gezegd, een haar in de academische boter was het wel.”
En dus nu de bespreking in de Commissie Onderwijs, waarin het er weliswaar niet zo academisch aan toeging als in september 2020, -- hoewel… finaal is er misschien toch niet zoveel verschil tussen de academia en de politiek… --, maar die toch politiek ietwat pittiger verliep dan ik vooraf gedacht had, en dat was vooral te danken aan nieuwkomer (in de commissie tenminste) Gwendolyn Rutten… Door omstandigheden beschik ik niet over de powerpointpresentatie van minister Weyts, maar dat hoeft geen probleem te zijn voor deze korte impressie. Naar goede gewoonte overloop ik hier enkele elementen uit de bespreking.
Eén. Niet onverwacht werden door de visienota zelf én de bijkomende informatie van minister Weyts over het intussen afgeleverde, degelijke advies van de zgn. Capaciteitscommissie (met bv. als voorlopige richtnorm voor instromende studenten: 240, die later flexibel aangepast kan worden naargelang van de behoeften) de meeste vragen van de parlementsleden eigenlijk al beantwoord. Jammer wel dat sommige parlementsleden niet altijd even goed luisterden naar de minister, met alle onnodige herhaling van dien.
Twee. Ook bleven er de klassieke, principiële vragen over de zin van toelatingsproeven vanuit verschillende politieke hoeken. Met name, de precedentswaarde van het nieuwe toelatingsexamen diergeneeskunde, te beginnen bij Brecht Warnez, maar nadien ook opgenomen door diverse andere parlementsleden. De vraag dus of dit nu een eerste nieuwe toelatingsproef zou zijn in een reeks. Dat opentrekken van deze ene casus naar het hele hoger onderwijs maakte de zaak natuurlijk nog veel interessanter.
Drie. Maar nóg opvallender was het maidenoptreden van Gwendolyn Rutten in deze commissie. Zij was het weliswaar eens met het principe (nwvr: finaal was dit toch inderdaad een door de hele Vlaamse regering goedgekeurde visienota), maar wat de concrete modaliteiten betrof, trok zij, zelfs bij herhaling, flink van leer en wilde zij resultaten zien van onderzoek ter zake over de verwante situatie van het toelatingsexamen (tand)arts. Daarbij kreeg bijvoorbeeld de kwestie van een numerus clausus en numerus fixus heel wat aandacht, waarin, ook bij herhaling, minister Weyts en Koen Daniëls de ervaringen met het toelatingsexamen (tand)arts, soms zelfs met veel vuur, vertelden. Maar Gwendolyn Rutten liet die keuze tot nader order toch nog open. Over de Begeleidingscommissie van het toelatingsexamen (tand)arts, die volgens Rutten al twee jaar niet meer vergaderd had (sinds de overschakeling naar de numerus fixus), kreeg ze wel lik op stuk van de minister: de Begeleidingscommissie kwam wel tweemaal per jaar samen en de volgende keer zou dat in november van dit jaar zijn. Hij voegde er nog fijntjes aan toe dat de voorzitter van de Begeleidingscommissie dat goed deed en ook nog een lokaal politiek mandaat bekleedde in Overijse: professor Dirk Devroey, -- over hem ging het --, is ook onderwijsschepen in Overijse en een partijgenoot van Gwendolyn Rutten…
Vier ten slotte. Het was de examencommissie (tand)arts die werd uitgebreid met mensen uit de diergeneeskunde voor de concrete inhoud van het examen, dat wellicht (maar nog niet beslist) ook zou bestaan uit twee delen: kennis van inzicht in wetenschappen en generieke competenties die met het beroep van dierenarts te maken hebben. Mét ook het werk van de Capaciteitscommissie (haar advies zou aan de parlementsleden worden bezorgd) zou dat allemaal samen moeten leiden tot een concreet resultaat in het najaar, zo beloofde minister Weyts. Vanaf het academiejaar 2023-2024 zou het toelatingsexamen dan voor de eerste keer georganiseerd worden.
Je kunt de video van de bespreking bekijken op de (nieuwe) website van het Vlaams Parlement.
Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey wifried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.