Na enige hilariteit over welke vraag eerst gesteld zou worden en wie daarvoor ‘klaar’ zou zijn, -- het deed me wat aan een klas jonge leerlingen denken --, en na de overhandiging door minister Weyts van zijn papieren exemplaar van de vraag om uitleg aan vragensteller Hannelore Goeman… kon die laatste dan beginnen met deze laatste vraag op de initiële agenda. Een vraag die eigenlijk nog wat te vroeg kwam, maar goed, de minister kon ons in zijn antwoord toch al enigszins informeren over enkele zaken van het thema. Voor we naar dat antwoord en de verdere bespreking gaan, graag vooraf nog een verwijzing naar twee artikelen uit (Het) Nieuwsblad, waarin wellicht de aanleiding tot deze vraag zat (artikel 1 en artikel 2 (beide voor abonnees); het was trouwens de week nadien de “Week van de hoogbegaafdheid”, dus dat kwam ook mooi uit) en naar de algemene informatie over dit thema op de website van het Ministerie van Onderwijs en Vorming.
Voor dit thema benadrukt de minister altijd graag (en dat mocht hij, wat mij betrof) dat in deze legislatuur (met hem als onderwijsminister dus) voor het eerst in de Vlaamse onderwijsgeschiedenis zoveel gedaan is en/of in gang gezet is rond hoogbegaafdheid en zelfs voor uitzonderlijke hoogbegaafdheid (als nog een weliswaar heel kleine, maar toch nog bijzondere groep van leerlingen). Het rapport van het onderzoek in kwestie echter was nog maar net tot op zijn kabinet geraakt. Hij kon dus op dit moment slechts enkele algemene elementen aanduiden voor het verdere beleid: belang van professionalisering van leraren in deze materie (herkennen van het fenomeen en de verschillen daarbij), nood aan flexibele leertrajecten (waar makkelijker verschillende soorten vakken gecombineerd kunnen worden), belang van mentoren en procesbegeleiders en tijdelijke, aparte groepering van zulke leerlingen (zonder naar echt aparte scholen te gaan). Dat was hij nu allemaal aan het bekijken en eventueel zouden daaruit bijkomende maatregelen volgen.
Het voorlopig ontbreken van dat onderzoeksrapport, dat toch wat meer onderbouwde duidelijkheid over de zaak zou kunnen brengen, kon de pret niet bederven: naast vragensteller Goeman, die de betrokken leerlingen zoveel mogelijk inclusief wilde benaderen (mits de mogelijkheden voor een goed beleid op school), waren er liefst vier interveniënten die enthousiast hun inbreng deden, waaruit vooral de toch grote politieke consensus over het thema bleek.
Samengevat, er was al heel wat gedaan, zowel regelgevend (cf. wegwerken van allerlei obstakels) als wat de ankerscholen en het bereiken van vele andere scholen betrof; het bestaande interuniversitaire expertisecentrum zag de minister nu liever niet inkantelen in het Leerpunt, hoewel dat laatste (via de gekleurde middelen voor de zgn. brede basiszorg en verhoogde zorg) wel wat linken met het thema vertoonde; en voor de rest was het wachten op het onderzoeksrapport. Eén aspect hoorde ik nu niet: dat er specifiek (gekleurd) geld werd gevraagd voor zulke leerlingen, maar misschien zou dat nog wel terugkomen na de vrijgave van het onderzoeksrapport.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over het beleidsadvies over onderwijs voor cognitief uitzonderlijk sterk functionerende leerlingen van Hannelore Goeman” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen